vrijdag 23 april 2021

Verschuivende taalnormen

Om de zoveel tijd laait de discussie weer op over hoe slecht het gesteld is met onze kennis van taal, spelling en ziet menig mens met lede ogen aan hoe het Nederlands een richting op lijkt te gaan die hem niet bevalt.

De reacties zijn vaak nogal heftig van aard: men heeft het over "verloedering", "domme mensen" die "de moeite niet nemen" of haalt steeds dezelfde stokpaardjes van stal: "hun hebben" of "me moeder". Deze gevoelens kwamen bij de Romeinen ook al voor. Tevergeefs, want het huidige Latijn klinkt toch iets anders. Waarom men zo'n sterke betrokkenheid bij dit onderwerp voelt, heeft volgens mij te maken met de sterke verbinding tussen taal enerzijds en het voldoen aan een sociale norm anderzijds.

Laten we wel wezen, het Standaardnederlands, of ABN, is een gestandaardiseerde vorm van onze taal, die in de loop der tijd is gevormd onder invloed van met name Hollands-Brabantse dialecten en de introductie van de Statenvertaling. Met name de schrijvers in de zeventiende eeuw droegen bij aan de specifieke regeltjes van deze standaardtaal. Vervolgens ontstonden nieuwe regels voor spelling, die keer op keer, en niet altijd op een logische manier, veranderden. Omdat deze standaardvorm op school werd en wordt onderwezen, staat een goede beheersing hiervan gelijk aan het voldoen aan een sociale norm die belangrijk wordt geacht, namelijk die van een zekere mate van geletterdheid. Ik ben het ermee eens dat een goede beheersing hiervan op schrift noodzakelijk is om jezelf zodanig uit te kunnen drukken dat het duidelijk is wat je bedoelt. Voor veel mensen staat de standaardnorm gelijk aan hét Nederlands. Tegelijkertijd moeten we beseffen dat het Nederlands meer is dan dat alleen..

Wat bij heel veel mensen niet lijkt door te dringen is dat het Nederlands veel ouder en diverser is dan de taalnorm die als standaardtaal doorgaat en dat de vele levende taalvormen, dialecten en sociolecten die het Nederlands rijk is niet altijd één op één samenvallen met die taalnorm. Elke taalvorm die een moedertaalspreker gebruikt, is een levende taaluiting van die taal, en die laat zich niet in de nauwe regeltjes van één norm persen. In sommige gevallen is er geen duidelijke norm: de verschillende uitspraken van de "r" of het wel of niet uitspreken van een "n" aan het einde van een woord gaan aan de meeste sprekers voorbij. Gebruikt men echter een vergrotende trap met "als" i.p.v. "dan", dan slaan veel mensen op hol. Bij hen zal een sterke neiging om "de grove fout" of  "onvergeeflijke onzorgvuldigheid" te verbeteren ontstaan. Waar de meeste mensen echter géén rekening mee houden, is dat er in descriptieve zin helemaal niet van een fout gesproken kan worden, maar dat het de afwijking van de taalnorm is die door de meeste mensen als taalfout geïnterpreteerd wordt. Dit is een belangrijk verschil. Iemand die "groter als" zegt, heeft de bedoeling om een vergelijking te maken, en gebruikt hier het woord "als" om de vergrotende trap mee uit te drukken. Niets meer, niets minder. Omdat de vorm gebruikt wordt, is het een levende taalvorm. De "fout" komt niet voort uit de constructie an sich, maar uit het feit dat deze afwijkt van de heersende norm - net zoals het snijden van spaghetti of in het openbaar naaktlopen dat is. Voor een spreker van de standaardtaal zou dit inderdaad een onzorgvuldige manier zijn geweest van uitdrukken, maar wie zegt dat de spreker niet in een andere informele vorm van het Nederlands of een dialect sprak? In veel Hollandse dialecten is al sinds de middeleeuwen de vorm "als" in deze constructie gangbaar, evenals in het Duits, waar de vorm het Oud-Duitse "dan" vervangen heeft. Wanneer iedereen om je heen die vorm gebruikt, behalve de juf op school, dan speelt de standaardnorm helemaal niet; je moedertaal leer je immers niet alleen van de juf; in dat geval is het de vraag waar we ons dan zo druk over maken. Aangezien de vorm in de middeleeuwen al voorkwam, had men voor de Statenvertaling zelfs voor "als" i.p.v. "dan" kunnen kiezen!

Nog zo'n zeventiende-eeuwse uitvinding is het verschil tussen "hun" en "hen", bedoeld om in de schrijftaal de derde en vierde naamval uit te drukken. In de praktijk was er eigenlijk allang geen verschil meer tussen deze vormen, en in de spreektaal gebruikt men meestal gewoon "ze" voor het meewerkend en lijdend voorwerp (ik zou in ieder geval eerder "ik zie ze lopen" dan "ik zie hen lopen" zeggen). Een nieuwe ontwikkeling is juist de vervanging van "ze" door "hun". Dit is één van de voorbeelden die als grove schending van de taalnorm wordt ervaren, maar het is wel een levende, voorkomende vorm. Ik houd er ook niet van, maar dat is nu eenmaal hoe het werkt en over enkele honderden jaren weet men niet beter - mits de verandering zich doorzet. De vorm "gij" of het oudere "du" mist ook niemand meer.

Dubbele ontkenningen, daar hebben sommigen ook een hekel aan. Toch was het tot in de zeventiende eeuw gebruikelijk om de constructie "en ... niet" (uit ouder "ne .... niet") te gebruiken. In het Afrikaans en het Frans komen ook zulke constructies voor. Laten we nu eens de volgende zin bekijken: "Dat ga ik nooit niet doen!" Liefhebbers van de standaardtaal zien hierin een dubbele ontkenning, en zouden de zin misschien interpreteren als "Dat ga ik juist wel doen!" Hierbij maken zij de merkwaardige gedachtegang dat de ontkenningen elkaar opheffen, als ware het een vermenigvuldigingssom. Maar dit is taal, géén wiskunde. En als het wel wiskunde was, waarom zou het dan een vermenigvuldiging zijn en geen optelsom? Kijk eerder naar wat de persoon wil zeggen: hij of zij gaat iets écht niet doen, en om dat kracht bij te zetten gebruikt deze de constructie "nooit niet". "Nooit" zegt hier niet iets over "niet", maar zegt hier samen met "niet" iets over de gehele zin. De bedoeling van de constructie is duidelijk. En net als in bovenstaand voorbeeld, geldt hier dat de "fout" normatief van aard is, en de zin waarschijnlijk eerder helemaal geen voorbeeld van Standaardnederlands is, waardoor die norm hier eigenlijk niet zo relevant is.

Nog een voorbeeld waar mensen helemaal gek van worden is "me" i.p.v. "mijn". Ik heb de indruk dat het in de spreektaal meer als "m'n" klinkt, maar wel met een zwakke "n", dus dat het dan voor sommigen meer als "me" klinkt, kan ik mij wel voorstellen. Sterker nog, deze vorm kwam in het Middelnederlands uitgebreid voor in deze functie (net als het Engelse "my") en het is ook dezelfde vorm als in "mevrouw". Wie zich druk maakt over dit gebruik van "me" zou zich dus ook moeten afvragen waarom het Standaardnederlands zo inconsequent is om hier niet "mijnvrouw" te schrijven. Opnieuw een oude, levende vorm, die toevallig niet in de sociale norm van het Standaardnederlands terechtgekomen maar juist op een of andere manier sterk wordt geassocieerd met een lagere opleiding of sociale status.

Een taalnorm die sterk met sociale status verbonden lijkt te zijn versus een scala aan levende taalvormen die hier buiten vallen: wat moeten we er nu mee? We kunnen verschillende kanten op: zorg ervoor dat mensen het Standaardnederlands tot op zekere hoogte goed beheersten op schrift. Ik hecht hierbij belang aan een consequente spelling. Zelf houd ik wel van een spelling die logisch en functioneel is, maar die ook deels rekening houdt met etymologie. Soms schrijf ik dan "ethnisch" i.p.v. "etnisch", veel Latijnse woorden met een "k", zoals "vakantie" zouden dan eigenlijk met een "c" ("vacantie") geschreven moeten worden en veel Griekse met een "c" met een "k". Ook zouden o.a. de "tussen-n"-regels van de jaren '90 dan teruggedraaid moeten worden. Dat laat ik maar echter zo, want ik ben er mee opgegroeid. Sommige fenomenen vind ik inconsequent: waarom schrijven we "tweede" i.p.v. "twede"? Waarom is het "rijwiel" en geen "rijdwiel"? Regels over hoofdletters en streepjes beschouw ik als volstrekt irrelevant; laat ieder hier maar doen wat hij zelf logisch vindt, als het maar wel consequent is in officiële documenten. Belangrijker dan spelling lijkt me echter begrip van een goede woordenschat en het kunnen opbouwen van teksten om jezelf in uit te drukken. Aan hen die zich heel druk maken over het overschrijden van de huidige taalnormen: ontspan, besef dat de meeste mensen meestal helemaal geen Standaardnederlands spreken, maar informele vormen, die hier ook sterk op kunnen lijken, en die dus ook hun weg in appjes vinden. In die context heeft het dan ook géén zin om mensen terecht te wijzen op hun fouten - daarbuiten is dit trouwens ook een vervelende eigenschap. En onthoud dat de norm verschuift: Couperus had het over "schrikte" i.p.v. "schrok" en als je nu zou spreken als Van Mierlo of Van Dis denkt men ook dat er iets met je aan de hand is. Bovendien heeft de norm wellicht, evenals de schoolmeester, aan gezag ingeboet, waardoor als informeel ervaren varianten, die voor veel mensen "gewoon" bij hun moedertaal horen en er altijd geweest zijn, naar boven komen drijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten