donderdag 29 december 2022

Een vergeten jonkheer?

Onlangs zocht ik naar de laatste woonplaatsen van Anna Wilhelmina Testas, sinds 1846 weduwe van jonkheer Pieter Frederik Leyssius. Hoewel zij een groot deel van hun leven in Utrecht woonden, overleed Pieter Frederik in Amsterdam, en wel aan de Leliegracht. Het sprak vanzelf dat Anna Wilhelmina toen bij één van haar zeven zoons ging wonen. Drie van hen waren reeds naar Nederlands-Indië vertrokken, de rest woonde verspreid door ons land heen. In 1849 woonde Anna Wilhelmina te Arnhem, naar alle waarschijnlijkheid bij haar jongste zoon Willem Frederik. Hij trouwde dat jaar te Brussel met Annette Louise Elisabeth Cruys. Anna Wilhelmina was daar niet bij aanwezig; ze gaf toestemming per brief.

Anna Wilhelmina's gangen in de jaren 1850 zijn mij niet geheel bekend, ondermeer omdat het bevolkingsregister van Arnhem uit die periode is vergaan. In 1860 duikt zij in ieder geval weer op in Utrecht; zij woont dan in bij Isabella Victoria van Noorden, weduwe van Martinus Schoonhein, op Plein Vredenburg. Het is niet duidelijk hoe zij elkaar kenden. In juli 1862 verhuist Anna Wilhelmina naar de Oudegracht, waar zij in oktober van hetzelfde jaar wordt vergezeld met haar schoondochter Annette Cruys, inmiddels weduwe, en haar kinderen Gregorie en Hortense, die zelf vanuit Parijs waren overgekomen. In 1864 verhuisden zij naar een ander adres op de Oudegracht. Gregorie, waarover later meer, vertrok in 1867 naar Kampen. In 1868 of 1869 vertrokken Anna Wilhelmina, haar schoondochter en kleindochter naar de gemeente Oudenrhijn, waar zij bij haar broer Hendrik Johan de Famars Testas introkken. In november 1871 keerden zij terug naar de Oudegracht in Utrecht. Anna Wilhelmina overleed ten slotte in juni 1872 op huize Voorn in de Meern, waar haar zwager Henri George Ferdinand Meertens woonde.

Gregorie

geboorteakte van Gregorie J.F. Leyssius
Opvallend aan bovenstaand bevolkingsregister van Utrecht is de vermelding van Gregorie Jacques Frederik Leyssius, zoon van Willem Frederik en Annette Cruys. Hij wordt niet vermeld in het Adelsboek van 1998 en evenmin in dat van 1921 (de versies die ik heb liggen). Ik kan mij ook niet voorstellen dat achterneef jonkheer H.J.L.Th. van Rheineck Leyssius, rijksarchivaris en belangrijk onderzoeker van de familie, niet op de hoogte was van deze neef van zijn vader. In het register van de burgerlijke stand van Wazemmes bij Lille tref ik Gregories geboorteakte aan, waaruit blijkt dat hij aldaar op 20 mei 1850 als wettige zoon van het echtpaar Leyssius-Cruys geboren is. Geen enkele reden dus dat hij niet tot de Nederlandse Adel zou behoren.

Hoe zag Gregories leven eruit? Na een jeugd in Frankrijk en Utrecht vertrok hij op zijn zeventiende naar Kampen. Mijn vermoeden is dat hij daar een militaire opleiding is begonnen. Hoe het hem verder is vergaan is mij nog niet bekend. Er is mij van hem géén overlijden in Nederland of Nederlands-Indië bekend; evenmin lijkt hij ooit - in Nederland althans - een gezin gehad te hebben. Zo verdwijnt jonkheer Gregorie Jacques Frederik Leyssius even mysterieus in het luchtledige als dat hij opdook.


vrijdag 23 december 2022

Tien 'ancient DNA' artikelen uit 2022

Het jaar is alweer bijna ten einde gekomen - en wat een jaar, het viel allemaal niet mee voor de wereld. Laten we blijven hopen op vrede en voorspoed voor allen.

Op het gebied van prehistorische genetica zijn er in 2022 weer veel nieuwe inzichten opgedaan. In onderstaande lijst noem ik tien recente artikelen en pre-prints die dit jaar mijn interesse wekten.

1. De oorsprong van de Engelsen

Gretzinger et al. (2022) beschrijft in The Anglo-Saxon migration and the formation of the early English gene pool dat gedurende de vroege middeleeuwen grootschalige en langdurige migratie vanuit het vasteland van Europa (in het bijzonder de Noordzeekust) naar Engeland plaatsvond, waarmee de Angel-Saksische immigratie een gezicht heeft gekregen. Moderne Engelsen stammen af van zowel de oorspronkelijke Keltische Britten, de Angelsaksen en latere middeleeuwse immigranten, waarschijnlijk uit Frankrijk (en België) afkomstig. De vroegmiddeleeuwse samples uit Friesland, Groningen en Merovingische begraafplaatsen kunnen in de toekomst ook gebruikt worden om de geschiedenis van de Nederlandse bevolking te onderzoeken. Eerder dit jaar schreef ik reeds over dit artikel.

2. Het ontstaan van de Zuid-Oost-Aziatische bevolking

Halverwege dit jaar experimenteerde ik met modellen om de oorsprong van de Zuid-Oost-Aziatische bevolking te beschrijven. Vervolgens publiceerde Huang et al. (2022) zijn artikel Genomic Insights Into the Demographic History of the Southern Chinese waarin meer duidelijk wordt over het ontstaan van verschillende bevolkingsgroepen in grote delen van Oost-Azië. Zo wordt o.a. meer verteld over het ontstaan van de verschillen tussen Noord-Oost-Aziaten en Zuid-Oost-Aziaten en de rol van het neolithische Fujian en Taiwan bij het ontstaan van de Austronesiërs, de eerste boeren van de Mekong-vallei, en het ontstaan van de voorouders van de Tai-Kadai-volkeren in Zuid-China.

3. Joden in middeleeuws Erfurt

Waldman et al. (2022) onderzocht in Genome-wide data from medieval German Jews show that the Ashkenazi founder event pre-dated the 14th century tientallen samples van een joodse begraafplaats te Erfurt uit de 14e eeuw en concludeerde dat deze weinig verschilden van de hedendaagse Asjkenazim. De begravenen behoorden tot zeker twee subgroepen - vermoedelijk nazaten van de Rijnlandse joden en van Boheemse/Poolse of Beierse joden - waarbij de laatste opmerkelijk veel Slavisch bloed had. Beide groepen waren reeds door een genetische bottleneck gegaan (een periode waarin de groep uit een beperkt aantal individuen bestond) en beide groepen droegen bij aan het voorgeslacht van de huidige Asjkenazim. In de zomer schreef ik over de pre-print van dit artikel.

4. De put in Chapelfield

Brace et al. (2022) toonde in Genomes from a medieval mass burial show Ashkenazi-associated hereditary diseases pre-date the 12th century aan dat de lichamen die gedurende de 12e eeuw in een put bij Chapelfield (Norwich) geworpen zijn tot Asjkenazische individuen behoorden. Drie van hen waren zussen van elkaar. De samples vertonen grote gelijkenis met hedendaagse Asjkenazim en lijken op het "Rijnlandse" cluster dat in Erfurt was gevonden; eveneens waren zij reeds door de bekende genetische bottleneck gegaan die dus waarschijnlijk nog vóór de kruistochten is ontstaan.

5. Koning Béla III en Ladislaus

Wang et al. (2021) schreef over het genoom van de 12e-eeuwse Hongaarse koning Béla III in Genome-wide autosomal, mtDNA, and Y chromosome analysis of King Bela III of the Hungarian Arpad dynasty. Net als andere leden van de Árpad-dynastie behoorde hij tot de Centraal-Aziatische Y-haplogroep R1a-Z93, subgroep Z2123, dat met de oorspronkelijke Magyaren naar Hongarije moet zijn gebracht. Zijn autosomale etniciteit is grotendeels Midden- en Oost-Europees, met een aantoonbare licht hogere verwantschap met Oeralische volkeren dan een gemiddelde hedendaagse Midden-Europeaan. 

Het genoom van koning Ladislaus, de broer van Béla's overgrootvader, is beschreven door Varga et al. (2022) in The archaeogenomic validation of Saint Ladislaus' relic provides insights into the Árpád dynasty's genealogy. Hij behoort eveneens tot de vaderlijn van de Árpád-dynastie en toont - althans in experimenten van 'citizen scientists' - duidelijke afkomst uit Oeralische volkeren (van zijn grootvaders kant), Midden- en Oost-Europese volkeren (zijn moeder was de dochter van de Poolse koning en achterkleindochter van de Duitse keizer Otto II) en het Oostelijke Middellandse Zeegebied - wellicht afkomstig van zijn betovergrootmoeder Theophanu, de Byzantijnse echtgenote van keizer Otto II. Van haar erfde Ladislaus bovendien de mitochondrische haplogroep H1u2, die heden ten dage nog altijd in Turkije en Armenië voorkomt.

6. Een Grieks leger in Sicilië

Reitsema (2022) onderzocht in The diverse genetic origins of a Classical period Greek army overblijfselen uit de Griekse kolonie Himera op Sicilië, waaronder die van een Grieks leger uit de vijfde eeuw v.Chr. De meeste van de pakweg vijftig soldaten hadden een soortgelijke afstamming als Grieken uit de late bronstijd. Enkelen waren nakomelingen van zowel Grieken als lokale Siciliërs. In het leger dienden ook huurlingen van buiten. Naast een enkeling uit de Balkan is de aanwezigheid van soldaten uit de steppe (Sarmaten of nazaten van de Skythen) en uit het Baltische gebied opmerkelijk. De contacten tussen de Grieken en Noord-Europa gingen dus verder dan slechts de handel in barnsteen.

7. De bron van de Germaanse wereld?

Allentoft (2022, pre-print) vervolgt zijn uitgebreide onderzoeken naar prehistorisch Europa en de steppe in Population Genomics of Stone Age Eurasia, waarbij hij meer dan 300 nieuwe samples uit de mesolithische en neolithische periode ten tonele heeft gebracht. Voor wie geïnteresseerd is in de oorsprong van de Germaanse wereld zijn Allentofts volgende bevindingen zeer interessant: in het Denemarken en Zuid-Zweden van de vroege Bronstijd (ca. 2600-2300 v.Chr.) leefden mensen die vrijwel direct afkomstig waren uit de Corded Ware cultuur (snoerbekercultuur) en als Y-haplogroep veelal R1a droegen. Tussen 2300 en 1800 v.Chr. verschenen hier echter bevolkingsgroepen met een meer Centraal- en West-Europese afkomst en Y-haplogroep R1b. Deze instroom hing samen met de verspreiding van de Klokbekercultuur. Tot slot verscheen vanaf 1800 v.Chr., voor het begin van de Noordse Bronstijd (m.i. het beginpunt van de Germaanse wereld), een specifiek Scandinavisch cluster in het gebied, die veelal Y-haplogroep I1 droegen. Deze opeenvolging van gebeurtenissen droeg vermoedelijk bij aan het ontstaan van de specifiek Germaanse taal en cultuur.

8. Rondom de Zwarte Zee

Lazaridis et al. (2022) publiceerde met The genetic history of the Southern Arc: A bridge between West Asia and Europe veel nieuwe samples uit het gebied rondom de Zwarte Zee, onder andere de Balkan, Anatolië, Armenië, met name uit het chalcolithicum en de bronstijd. Het artikel laat zien dat jager-verzamelaars uit (de buurt van) de Kaukasus hebben bijgedragen aan het genoom van de Yamnaya, één van de vroege Indo-Europese volkeren op de steppe, hoe vervolgens de Yamnaya zich op de Balkan vermengden met de landbouwers en zo voorouders werden van de nog vrij onbekende Indo-Europese volkeren daar (denk aan bijv. de Daciërs of Thraciërs), hoe influx vanuit de steppe in Armenië terecht kwam en hoe deze lijkt te ontbreken in Anatolië. Dit laatste is reden dat in het paper wordt geclaimd dat de Indo-Europese taal weleens van buiten de steppe, bijvoorbeeld ten zuiden van de Kaukasus, afkomstig zou kunnen zijn. Deze claim verwerp ik als taalkundige om taalkundige redenen, maar ook omdat de Anatolische Indo-Europeanen, waaronder de Hittieten, een kleinere elite over de plaatselijke Hattische bevolking vormden, hierom alleen al lastiger op te sporen zijn, en daarnaast waarschijnlijk al meerdere generaties vermengd waren met landbouwers uit de Balkan en Anatolië, waardoor zij bijna geen direct steppe-bloed meer over hadden. Persoonlijk vind ik het jammer dat de focus op het vraagstuk van de Indo-Europese taal is gelegd in het paper in plaats van op de complexe oorsprong van de vele Kaukasische volkeren, waarvoor de samples in dit paper een belangrijke bron kunnen vormen.

9. De eerste boeren van West-Europa

Naar de eerste landbouwers in Europa is al vaak onderzoek gedaan. Bijna de helft van het voorgeslacht van de gemiddelde Nederlander is afkomstig uit deze groep. Toch lijken deze boeren minder aandacht te krijgen dan de latere Indo-Europese volkeren. Ariano et al. (2022) beschreef in de interessante studie Ancient Maltese genomes and the genetic geography of Neolithic Europe hoe een verschil ontstond tussen de boeren die vanuit Griekenland stroomopwaarts de Donau optrokken en hun neven die langs de kust van Italië, Malta, Sicilië, Sardinië en het Westelijke Middellandse Zeegebied trokken. Waar de Donau-groep door continue interne migratie één homogeen blok bleef, was bij de maritieme groep juist geregeld sprake van meer isolatie en bottlenecks. De typische "West-Europese" boer trok vanuit Zuid-Frankrijk noordwaarts naar Groot-Brittanië. In Noord-Frankrijk kwamen de West-Europese en Donau-migraties samen.

10. Boeren en jager-verzamelaars in Zuid-Frankrijk

Arzelier et al. (2022) toont op een andere manier aan dat deze West-Europese boeren verschillen van de Donau-groep. In Neolithic genomic data from southern France showcase intensified interactions with hunter-gatherer communities wordt duidelijk dat zowel gedurende het vroege als late neolithicum landbouwers in Zuid-Frankrijk zich veel meer vermengd hadden met plaatselijke jager-verzamelaars (ca. 20%) dan landbouwers in Centraal-Europa (ca. 7%). Arzelier bevestigt Ariano's bevindingen dat de West-Europese boer uit een kleinere genenpoel afkomstig is dan de Donau-boer.

Uiteraard zijn er nog vele andere interessante artikelen verschenen, ook met meer focus op de Arabische wereld en Afrika. We zullen zien wat 2023 ons voor nieuwe inzichten brengt. Zelf ben ik benieuwd naar publicaties over de Franken en de oude Grieken die dan vermoedelijk verschijnen.

donderdag 22 september 2022

Angelsaksen en de oorsprong van de Engelsen


Migraties in het Noordzeegebied, 5e eeuw AD
(bron: wikicommons)
Een nieuw paper over de Angelsaksen en de oorsprong van de Engelsen is gepubliceerd. Gretzinger et al. (2022) heeft genetisch materiaal onderzocht van maar liefst 460 skeletten uit de eerste helft van de middeleeuwen. De meeste van hen liggen op Engelse, vaak Angelsaksische begraafplaatsen. Hiernaast zijn veel van de onderzochte samples afkomstig uit de rest van de Noordzeekust, zoals Nedersaksen, Friesland en Groningen, uit Ierland en uit Noordrijn-Westfalen.

De Angelsaksische samples die in Engeland begraven zijn blijken in groten getale afkomstig te zijn uit continentaal Europa, in het bijzonder de kuststrook van ruwweg Friesland, Groningen, Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein tot in Denemarken. Dit zijn ook de gebieden waar we hun oorsprong zouden mogen verwachten op basis van de archeologie en de geschiedschrijving. De immigratie van deze Angelen, Saksen en hun verwanten was niet van korte duur, maar nam meerdere eeuwen in beslag. Op de Angelsaksische begraafplaatsen liggen ook 'inheemse' Britten begraven, dat wil zeggen nakomelingen van de bevolking die daar vóór de grote volksverhuizing leefden en die het meest verwant zijn aan de huidige Ieren en Welshmannen (denk ook aan de verhalen van koning Arthur). De vroegmiddeleeuwse Engelsen in het oosten van Engeland ontleenden gemiddeld ongeveer driekwart van hun genen aan de Angelsaksische immigranten; het overige kwart erfden zij van deze eerdere Britten. In Dover Buckland zijn graven gevonden van vier generaties familieleden waarvan de oudere generaties Angelsaksische immigranten betroffen en de jongere generaties gemengd waren met de inheemse Britten.

Er waren geen grote verschillen te zien in de hoeveelheid grafgiften tussen de inheems Britse mannen en Angelsaksische mannen. Wel viel op dat de Angelsaksische vrouwen veel rijkere graven hadden dan de inheems Britse vrouwen.

De Angelsaksen brachten typisch Germaanse vaderlijnen (haplogroepen) met zich mee, zoals R1b-U106 en I1-M253, die voor die tijd zeldzaam waren in Engeland.

In Kent blijken tijdens de vroege middeleeuwen mensen geleefd te hebben met een sterke genetische verwantschap met Frankrijk, iets dat vóór de vroege middeleeuwen - ondanks de verwantschap tussen de Britse en Gallische talen - veel minder het geval was. De archeologische vondsten suggereren dat het hier gaat om een groep Franken.

Op de begraafplaats in Alt-Inden bij Aken uit de Merovingische tijd liggen mensen met een diverse herkomst, waaronder ook iemand met een hoogstwaarschijnlijk Italiaanse herkomst - een relict van de Romeinse bevolking?

Moderne Schotten, Ieren en Welsh kunnen grotendeels als een mix van 'inheems Brits' en 'Angelsaksisch' worden gemodelleerd, waarbij met name bij de Schotten een aanwijsbaar percentage Scandinavisch bloed te vinden is. De Engelsen vereisen echter nog een derde component in hun model, die het dichtst verwant lijkt aan Fransen en Belgen. Vergelijking met samples uit de late ijzertijd en Romeinse tijd suggereren dat het grootste deel van deze 'continentaal West-Europese' component ná deze periode gearriveerd moet zijn, al zou een klein gedeelte uit de Romeinse tijd kunnen stammen en het zou me niet verbazen als een gedeelte hiervan ook 'Gallisch' is; hier is echter meer informatie nodig over Romeinse Britten. Deze component betreft waarschijnlijk niet één stroom aan immigranten, maar een som van immigranten uit de Frankische tijd, volgelingen van Willem de Veroveraar, immigranten uit Aquitanië, dat gedurende de hoge middeleeuwen Engels was, Vlamingen en Hugenoten.
Moderne Britten en Ieren als een mix
van drie componenten
(Gretzinger et al. 2022, suppl. 5.23b)

In figuur 5.23b in het supplement tonen de onderzoekers hoe verschillende delen van Groot-Brittannië gemodelleerd kunnen worden met deze drie componenten. De Ieren en Welsh kunnen naar schatting als ongeveer 80% 'inheems Brits', 15% 'Angelsaksisch' en 5% 'continentaal West-Europees' gemodelleerd worden. Bij Schotten en Noord-Engelsen lijkt sprake van een mix van ongeveer 50% 'inheems Brits', 35% 'Angelsaksisch' en 15% 'continentaal West-Europees'. De Noord-Ieren zitten gemiddeld tussen de Noord-Engelsen en Ieren in. Bij de Engelsen zien we een sterke variatie tussen de verschillende streken: in het midden en oosten (omgeving Lincolnshire, Leicestershire) is de verhouding ongeveer 20% 'inheems Brits', 50% 'Angelsaksisch', 30% 'continentaal West-Europees', in Devon zien we een mix van ca. 35% 'inheems Brits', 35% 'Angelsaksisch', 30% 'continentaal West-Europees', in Kent ca. 25% 'inheems Brits', 45% 'Angelsaksisch' en 30% 'continentaal West-Europees'. Norfolk en Suffolk worden gemodelleerd met het laagste aandeel 'inheems Brits', namelijk ca. 10% en het hoogste aandeel 'continentaal West-Europees', ca. 45%. 

Het is nu wel duidelijk geworden dat de Engelsen zich onderscheiden van de andere Britten door hun grotendeels middeleeuwse continentaal Noord- en West-Europese wortels. De impact van de immigratie gedurende de vroege middeleeuwen én latere perioden blijkt evenals de grote migraties van de vroege bronstijd veel groter te zijn geweest dan (met name gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw) is aangenomen.

Dat de Engelsen nog tot diep in de middeleeuwen zo verweven bleven met het continent vormt opnieuw een verklaring voor het fenomeen dat het zo moeilijk is om Engelsen te onderscheiden van Nederlanders in moderne etniciteitstesten: beide volkeren bestaan grotendeels uit vergelijkbare bouwblokken die nog relatief recent met elkaar overlapten.

Het paper bevat zoals gezegd ook meerdere samples die van belang kunnen zijn om de herkomst van de Nederlanders te onderzoeken, zoals de vroegmiddeleeuwse Friezen uit Midlum en de middeleeuwse Groningers. In een volgend deel hoop ik m.b.v. samples uit deze studie en eerdere studies meer inzicht te krijgen in de vroegmiddeleeuwse herkomst van de moderne Nederlanders.

zondag 3 juli 2022

Over de afkomst van Zuid-Oost-Aziaten (deel 2)

Mijn experiment m.b.t. de herkomst van de Zuid-Oost-Aziatische volkeren was nog maar net opgeschreven, of er verscheen een nieuwe studie over dit onderwerp: Genomic Insights Into the Demographic History of the Southern Chinese

De studie weet m.b.v. veel nieuwe (moderne) samples uit het zuiden van China en de vergelijking van samples uit heel Oost- en Zuid-Oost-Azië met prehistorische samples nieuwe inzichten te verschaffen over de genetische geschiedenis van dit werelddeel.

De bevindingen uit eerdere studies, waarbij de genetische verwantschap tussen de volkeren grotendeels overlapt met de taal die zij spreken, wordt opnieuw bevestigd. Grote delen van Zuid-Oost-Azië liggen op een cline tussen een Austro-Aziatisch kerncluster (gelijkend op de neolithische boeren uit het Mekong-gebied en op de hedendaagse Htin-Mal) en een Austronesisch kerncluster (gelijkend op neolitische boeren uit Fujian, de ijzertijd uit Taiwan en hedendaagse Ami en Atayal). Volkeren uit Maleisië of Borneo zitten zoals eerder gezien halverwege deze twee clusters in. De Hmong-Mien vormen een apart cluster en de Tai-Kadai-volkeren vallen ongeveer tussen alle drie clusters in. De Vietnamezen liggen dichter bij de Tai-Kadai-volkeren dan bij het Austro-Aziatische kerncluster.

De studie concludeert dat de (Noord-)Oost-Aziaten en Zuid-Oost-Aziaten rond 21.000 v.Chr. van elkaar splitsten. Vervolgens leidde een splitsing in deze Zuid-Oost-Aziatische groep in de eeuwen rond 14.400 v.Chr. tot enerzijds de voorouders van de neolithische Fujian en Taiwanese ijzertijd (de oer-Austronesiërs), en anderzijds de voorouders van de neolithische Mekong-boeren (de oer-Austro-Aziaten). 

Het ontstaan van de Tai-Kadai en Hmong-Mien is lange tijd onduidelijker gebleven dan het ontstaan van de Austronesiërs en Austro-Aziaten. In deze studie vormen de Tai-Kadai met de Hmong-Mien en zuidelijke Han-Chinezen een Zuid-Chinees cluster. Zij bestaan grotendeels uit een mix tussen de neolithische Fujian en Mekong-groepen, die ouder lijkt dan de vergelijkbare mix die ontstond na de verspreiding van de Austronesiërs over oudere Austro-Aziatische gebieden (bijv. Maleisië en Borneo). Hiernaast lijkt bij deze volkeren sprake van een gedeeltelijke vermenging met een Sino-Tibetaanse groep. De Hmong-Mien onderscheiden zich van de Tai-Kadai door een specifiek genetisch signaal dat in de middeleeuwen ontstond, vermoedelijk grotendeels door interne vermenging.

De studie vertelt ook meer over de oorsprong van de Han-Chinezen, de Tibeto-Birmese volkeren, Koreanen en Japanners. Langzaam maar zeker wordt steeds meer duidelijk over de oorsprong van de hedendaagse mensen.

maandag 27 juni 2022

Over de afkomst van Zuid-Oost-Aziaten

De laatste jaren wordt er steeds meer bekend over de prehistorie van de mens. In deze post buig ik mij over de afkomst van Zuid-Oost-Aziaten. Welke prehistorische volkeren hebben bijgedragen aan hun huidige genetische diversiteit? Hoe verschillen zij van elkaar? 

Ik maak hierbij evenals bij mijn onderzoek naar de oorsprong van de Europese joden gebruik van de G25-dataset en het rekenprogramma Vahaduo. Opnieuw vermeld ik hier dat dit géén formele statistische methoden zijn, maar dat de resultaten m.i. wel richtinggevend zijn voor verder onderzoek, onder de voorwaarde dat de keuze voor de input voor de modellen historisch plausibel is.

De Zuid-Oost-Aziatische genetische ruimte

In onderstaande afbeelding heb ik de beschikbare gegevens m.b.t. Zuid-Oost-Aziatische volkeren uit G25 in een plot gezet (één van de vele manieren om de samples te visualiseren, m.b.v. Vahaduo) die de genetische verschillen tussen deze populaties laat zien. Vervolgens heb ik hen gegroepeerd op basis van de talen die zij spreken:

De Zuid-Oost-Aziatische genetische ruimte (G25-data, m.b.v. Vahaduo).


De plot omvat grofweg Myanmar, Thailand, Cambodja, Laos, Vietnam, Maleisië, de Filippijnen en Indonesië, alsook delen van Zuid-China en Taiwan en sprekers van de Munda-talen in India. Vanwege hun divergente eigenschappen zijn de Melanesische volkeren (bijv. Papoea's) en verscheidene negrito-volkeren (bijv. Andamanezen) niet opgenomen. Gegevens over Molukkers of veel van de Polynesische volkeren heb ik niet.

Verspreiding van talen

Wanneer we de bevolkingsgroepen groeperen op basis van de taal die zij spreken, zien we grote clusters die deels overlappen. Er is dus enige relatie tussen de taal en de afkomst van de volkeren. Tegelijkertijd is er géén een-op-een-relatie tussen taal en afkomst. Het binnen de archeologie (maar niet binnen de taalkunde) populaire narratief uit de tweede helft van de twintigste eeuw, waarin de focus lag op culturele uitwisseling en waarin de mate van migratie sterk werd onderschat, kan in ieder geval niet meer worden gevolgd. De grote hoeveelheid archeo-genetische samples van de laatste jaren laten zien dat de prehistorie van de mens bestond uit opeenvolgingen van vele migratiegolven, die vaak gepaard gingen met de introductie van nieuwe manieren van leven, waarbij waarschijnlijk ook vaak nieuwe talen werden meegebracht. 

Naast grootschalige migratie kan taal zich ook verspreiden door het opleggen van een (administratieve) taal door een elite (bijv. Romeinen in Gallië of Magyaren in Hongarije). Migratie naar een gebied waar reeds veel mensen met een andere leefwijze wonen kan leiden tot een vrij grote laag aan leenwoorden (bijv. in het Oud-Grieks). De mogelijkheid bestaat ook dat migranten de taal overnemen van het gebied waar zij zich vestigen (bijv. in het geval van de Franken in Frankrijk).

De prehistorie van een taalfamilie kan worden vastgesteld door de verwantschap tussen talen in kaart te brengen op basis van gemeenschappelijke ontwikkelingen in de grammatica, fonologie en het vocabulaire. De woordenschat van de gereconstrueerde oertaal kan vervolgens inzichten geven in het type cultuur dat de sprekers van de oertaal hadden. Leenwoorden uit andere talen kunnen eveneens licht werpen op de mate van contact tussen talen in het verleden.

Taalfamilies in Zuid-Oost-Azië

Zuid-Oost-Azië herbergt zeer veel volkeren en talen, die nog niet allemaal in kaart zijn gebracht. De prehistorie van de bekendere taalfamilies is minder extensief onderzocht dan van de Europese talen. Toch is er wel het een en ander over te zeggen.
  • De Austronesische taalfamilie is de grootste taalfamilie in Zuid-Oost-Azië en strekt zich uit van Taiwan, over de Filippijnen, Maleisië, Indonesië, Polynesië tot aan Madagascar. De interne verwantschap van de Austronesische talen suggereert dat de oorsprong van de taalfamilie in Taiwan gevonden moet worden. Over het algemeen wordt aangenomen dat sprekers van het proto-Austronesisch zich als gevolg van bevolkingsgroei tussen ca. 3000 - 1500 v.Chr. verspreidden over de Filippijnen en Indonesië. Vervolgens trok een deel van hen verder naar Polynesië en Madagascar. Opmerkelijk is het maritieme karakter.
  • De Austro-Aziatische taalfamilie wordt met name gesproken in Cambodja, Laos en Vietnam en is verder verspreid in losse plukjes over Maleisië, Thailand, Myanmar en India. De verspreiding van de taalfamilie past goed bij de verspreiding van landbouw vanuit het noorden van Indo-China vanaf ca. 2500 v.Chr.
  • De talen uit de Tai-Kadai-familie vinden hun oorsprong waarschijnlijk in de Yangtze-vallei in Zuid-China gedurende het tweede millennium v.Chr. en hebben zich pas gedurende de middeleeuwen over Thailand verspreid. Hierbij zijn naar alle waarschijnlijkheid oudere Austro-Aziatische dialecten verdrongen.
  • In Myanmar worden talen gesproken uit de Sino-Tibetaanse familie, waartoe ook het Mandarijn behoort. De interne structuur van deze taalfamilie is nog altijd niet volledig opgehelderd. De meningen verschillen over de cultuur van de eerste sprekers. Een aannemelijke hypothese is dat het gaat om landbouwers langs de Huang He-rivier (Gele Rivier) in China, grofweg rond 4000 v.Chr.
  • In de bergen van Zuid-China en het noorden van Laos en Vietnam wonen sprekers van de Hmong-Mien-talen. Waarschijnlijk leefden de eerste sprekers eveneens in Zuid-China, gedurende het eerste millennium v.Chr.
Naast bovengenoemde taalfamilies zijn er uiteraard ook nog de talen van de oude negrito-bevolkingen en de Melanesiërs, die allen als nakomelingen van de eerste jager-verzamelaars in Zuid-Oost-Azië gezien mogen worden.

Archeo-genetica

De archeo-genetica van Zuid-Oost-Azië is vooralsnog minder goed onderzocht dan in Europa en het Midden-Oosten. Toch zijn er meerdere waardevolle studies geweest, waarvan ik er enkele noem.

  • Abdulla (2009) liet reeds zien dat de bevolkingsgroepen in Zuid-Oost-Azië in meer of mindere mate bestaan uit een mix van componenten die grofweg geassocieerd konden met bepaalde taalfamilies.
  • McColl et al. (2018) toonde aan dat vroege jager-verzamelaars in Laos een soortgelijk genetisch profiel hadden als de huidige bewoners van de Andaman-eilanden, terwijl neolithische boeren uit het gebied genetisch het meest lijken op de huidige Austro-Aziatische bevolkingen uit Indo-China. Hiernaast namen zij een influx van (Zuid-)Chinees bloed in Noord-Vietnam waar rond begin van onze jaartelling.
  • Lipson et al. (2018) publiceerde ongeveer gelijktijdig een aantal Zuid-Oost-Aziatische samples uit de neolithische periode en koppelde deze eveneens aan de verspreiding van het Austro-Aziatisch.
  • Wang et al. (2020) wierp meer licht op de prehistorie van Oost-Azië door veel nieuwe samples uit China en omstreken. De studie suggereert dat de samples uit de Huang He-vallei uit ca. 3000 v.Chr. en hun verwanten verantwoordelijk kunnen zijn voor de verspreiding van Sino-Tibetaanse bevolkingsgroepen en talen, waarbij de Han-Chinezen afstammen van een mix van deze groep met Zuid-Chinese landbouwers in Centraal-China. Hiernaast suggereren zij dat de oudste boeren van de Yangtze vallei hebben bijgedragen aan de genetica van de oudste Austronesische, Austro-Aziatische én Tai-Kadai volkeren.

Zelf modelleren

Op basis van o.a. bovenstaande informatie zou het m.i. mogelijk moeten zijn om zelf aan de slag te gaan met de samples en de afstamming van veel van de huidige Zuid-Oost-Aziaten te modelleren. Veel van de samples uit de genoemde onderzoeken zijn in de G25-dataset te vinden.

Na enig proberen gebruik ik de volgende componenten:
  • Indo-China Neolithic: samples uit met name (laat-)neolithisch Vietnam en Laos, representatief voor de proto-Austro-Aziatische sprekers.
  • Taiwan Hanben: samples uit Taiwan uit het eerste millennium v.Chr. die de vroege Austronesische sprekers benaderen.
  • Upper Huang He Late Neolithic: samples uit het gebied van de bovenloop van de Huang He-rivier uit de (laat-)neolitische periode om de vroege Sino-Tibetaanse sprekers te benaderen.
  • Mid/Low Huang He Late Neolithic: samples uit het gebied van de midden- en benedenloop van de Huang He-rivier uit de (laat-)neolitische periode om overige (Centraal-)Chinese influx te detecteren.
Daarnaast kunnen de volgende componenten relevant zijn bij de verschillende groepen:
  • India Roopkund A: oude samples uit India, met name t.b.v. de sprekers van de Austro-Aziatische Munda-talen.
  • Aeta: hedendaagse jager-verzamelaars (negrito's) uit de Filippijnen.
  • Onge: hedendaagse jager-verzamelaars uit de Andaman-eilanden.
  • Papuan: hedendaagse Papoea's.

In tabel 1 worden de resultaten m.b.t. de Austronesische volkeren weergegeven:

Tabel 1: afstamming van Austronesiërs, test G25 m.b.v. Vahaduo.


















Wat zien we hier? De Taiwanese Ami en Atayal lijken nog steeds zeer veel op de vroege Austronesiërs, hier gerepresenteerd door de samples uit Hanben. Hetzelfde geldt voor de Filippijnen en Hawaii, hoewel we daar ook deels vermenging zien met oude jager-verzamelaars, zoals de Aeta. Dit laatste volk schijnt nog veel genen van de Denisova-mens, een verwant van de Neanderthaler, bewaard te hebben. In Indonesië zien we dat ook de Murut en Dusun op Noord-Borneo de meeste van hun genen te danken hebben aan de Austronesiërs, terwijl de rest van hun voorgeslacht afkomstig lijkt te zijn van een oudere laag, de Austro-Aziatische boeren. Bij de Borneose Lebbo en de Maleiers is de verhouding tussen deze twee componenten half-om-half, terwijl op Java en Bali de Austro-Aziatische component dominant is. Bij de Bajo (of Bajau), een zeevolk dat o.a. rondom Borneo en de Filippijnen leeft, is vermenging te zien met Melanesiërs.

Tabel 2 toont de resultaten voor de Austro-Aziatische groepen:

Tabel 2: afstamming Austro-Aziaten, test G25, m.b.t. Vahaduo.






















De Mlabri, een klein volk in de heuvels op de grens van Laos met Thailand, dragen het meest van de Indo-Chinese neolitische component die met de verspreiding van de Austro-Aziatische talen geassocieerd kan worden. Ook bij de meeste Austro-Aziatische sprekers in Indo-China is deze component dominant. Bij de Jehai, dat als een inheems volk op Malakka beschouwd wordt, is een duidelijke vermenging met de oude jager-verzamelaars te zien. Influx vanuit China zien we bij het Thaise Mon-volk, De Vietnamese Kinh hebben de meeste affiniteit met China.

In het noordoosten van India wordt de meest westelijke tak van de Austro-Aziatische talen gesproken, de Munda-talen. De huidige Munda-volkeren lijken nog voor zo'n 10-25% van de oorspronkelijke Austro-Aziaten af te stammen. Voor de rest zijn zij sterk vermengd met volkeren uit India en oorspronkelijke jager-verzamelaars.

In tabel 3 zijn de resultaten voor de Hmong-Mien en de Tai-Kadai-sprekers weergegeven:
Tabel 3: afstamming Hmong-Mien en Tai-Kadai, test G25,
m.b.v. Vahaduo.















Bij beide groepen zien we een gedeeltelijke Austro-Aziatische ondertoon, die het sterkst aanwezig is bij de Thai. De Thai onderscheiden zich hiernaast van de rest vanwege de aanwezigheid van Indiaas bloed. De Hmong-Mien verschillen van de Tai-Kadai-sprekers door een hogere affiniteit met de neolithische samples uit de midden- en benedenloop van de Huang He, terwijl bij de Tai-Kadai affiniteit met de vroege Austronesiërs uit Taiwan hoger lijkt. Ik heb de indruk dat deze vrij hoge affiniteit niet per se op een gedeeltelijke afstamming uit de vroege Austronesiërs wijst, maar dat de vroegste Tai-Kadai-sprekers genetisch gezien tussen de samples uit Taiwan en de Huang He lagen. Er zijn samples uit de Chinese provincie Fujian (op het vasteland tegenover Taiwan), uit de neolithische vindplaats te Xitoucun, die ongeveer aan deze omschrijving lijken te voldoen. In tabel 4 zijn de resultaten weergegeven wanneer deze samples i.p.v. Taiwan worden gebruikt. Ter illustratie zijn ook de Vietnamezen meegenomen: 


Tabel 4: afstamming Hmong-Mien, Tai-Kadai en Kinh met Fujian N
i.p.v. Taiwan, test G25 m.b.v. Vahaduo.
















De verschillen tussen de Hmong-Mien en de Tai-Kadai lijken zich nu iets duidelijker af te tekenen. Meer prehistorische samples uit het zuidoosten van China zijn wenselijk om meer te kunnen zeggen.

De resultaten voor de grotendeels Tibeto-Birmaanse en andere Sino-Tibetaanse bevolkingsgroepen zijn in tabel 5 weergegeven:


Tabel 5: afstamming (Tibeto-)Birmanen en andere Sino-Tibetanen
in Zuid-Oost-Azië, test G25 m.b.v. Vahaduo.












De Tibeto-Birmese groepen in het uiterste oosten van India (Jamatia, Riang en Tripuri) verschillen weinig van de Birmezen; alle bestaan grofweg uit een mix van Sino-Tibetaans bloed uit het neolithicum uit de bovenloop en deels de benedenloop van de Huang He, Austro-Aziatisch bloed uit het Indo-Chinese neolithicum en Indiaas bloed. Bij de Akha en Lahu, die meer langs het bergachtige grensgebied tussen Noord-Oost-Myanmar, Thailand, Laos en China leven, ontbreekt dit Indiase signaal, maar is de affiniteit met de benedenloop van de Huang He veel sterker aanwezig. Bij de Karen Sgaw zien we weer een simpelere mix. De Zuid-Chinese She en Tujia lijken veel op de Hmong-Mien.

Tot slot, wat brengt deze exercitie ons? Meer inzicht in de prehistorie van de Zuid-Oost-Aziatische volkeren en hun onderlinge verwantschap. Dat iemand met Chinees én Indonesisch bloed bij een modern genetisch testbedrijf "Thais" als resultaat kan krijgen, een tussenliggende bevolking, is nu niet zo verbazingwekkend meer. Het spel met de componenten blijft echter afhankelijk van meerdere factoren: de keuzes die hierbij gemaakt worden, de eigenschappen van het rekenprogramma en de aanwezigheid van prehistorische samples zelf. Er zijn nog altijd veel gaten in het archeo-genetische bestand van Zuid-Oost-Azië. In de toekomst zouden dit soort modellen dus zeker verfijnd kunnen worden.

Zie ook: een nieuwe studie over Oost- en Zuid-Oost-Azië.

vrijdag 24 juni 2022

Middeleeuwse joden in Erfurt

Voor het eerst is er middeleeuws joods DNA geanalyseerd (Waldman et al. 2022, pre-print). Het betreft de overblijfselen van 33 individuen die gedurende de veertiende eeuw op de joodse begraafplaats te Erfurt begraven zijn. Voor joodse begravenen geldt eeuwige grafrust. Een rabbijn gaf toestemming voor het onderzoek onder de voorwaarde dat specifiek gebruik werd gemaakt van reeds opgegraven individuen en/of losgeraakte tanden.

De studie concludeert dat de middeleeuwse individuen genetisch dicht verwant zijn aan de hedendaagse Asjkenazim. De Erfurtse samples hebben gemiddeld een nog hogere mate van homozygositeit dan de Asjkenazim. De studie bevestigt wat in voorgaande onderzoeken steeds duidelijker werd, namelijk dat de Asjkenazim met name een mix zijn van bevolkingsgroepen uit de (Noordelijke) Levant, Zuid-Italië (Griekse wereld) en Oost-Europa. Onder de Erfurtse joden is er in het bijzonder een grote variatie in de Oost-Europese component, die bij sommige samples vrijwel ontbreekt en bij andere bijna de helft van het voorgeslacht omvat. Er lijken minstens twee verschillende subgroepen joden in Erfurt geleefd te hebben gedurende de veertiende eeuw. Beide hebben bijgedragen aan het voorgeslacht van de huidige Asjkenazim.

Onder de vaderlijnen die vastgesteld konden worden zien we de typisch joodse takken van J1, J2, E1b, R1b en T1. Onder de moederlijnen komt de typisch Asjkenazische tak K1a1b1a veel voor.

Zelf aan de slag met modelleren

We leven in een bijzondere tijd waarin we vaak zelf kunnen spelen met wetenschappelijke gegevens om zo tot een nader begrip te komen van het onderwerp. De gemeenschap van citizen scientists is hierin onmisbaar. Zo is in het bijzonder David van de blog Eurogenes de moeite waard te noemen, omdat hij de G25-testen heeft ontworpen: een test om vrij eenvoudig genetische afstammingsmodellen van individuen en populaties te kunnen uitvoeren.

David heeft (een deel van) de Erfurtse samples reeds omgezet in G25-coördinaten en zelf ook een blik geworpen op de individuen uit het onderzoek. Kort samengevat: er is flink wat variantie onder de individuen, en er lijkt sprake van minstens twee clusters. Ik deel met hem de mening dat het opmerkelijk is dat de onderzoekers voor het modelleren van de Oost-Europese component Russen gebruikt hebben en niet meer West-Slavische samples (Polen, Tsjechen, Slowaken), wat historisch gezien logischer zou zijn. Hiernaast ontbreekt in het onderzoek een Noord-Afrikaanse component die duidelijk aanwezig is in de huidige Asjkenazim.

Eerder dit jaar deed ik zelf een poging om de oorsprong van de Asjkenazim en Sefardim beter te begrijpen door een historisch plausibel model te maken m.b.v. G25-coördinaten en het programma Vahaduo. Het is hierbij opnieuw goed om te benoemen dat G25 géén formele statistische methode is zoals qpAdm, en ook Vahaduo zo zijn eigenaardigheden kent; liever zou ik nMonte i.p.v. Vahaduo gebruiken, al kost dit iets meer tijd. De uitkomsten kunnen m.i. wel, indien de gekozen componenten historisch plausibel zijn, een richtinggevende inspiratiebron vormen om met formele methoden nader te onderzoeken.

Tabel 1 toont een model van de afstamming van gemiddelde moderne Asjkenazim per land (zoals opgegeven in de G25-dataset), op basis van door mij geselecteerde componenten (in %). Dit zijn dezelfde componenten (deels samengevoegd) als in de test eerder dit jaar. Leidraad hierbij was dat de componenten historisch plausibel waren:

Tabel 1: model (G25) afstamming moderne Asjkenazim
(in %)











De precieze percentages zijn niet zozeer van belang; deze zullen verschillen al naar gelang de wijze waarop de componenten zijn opgebouwd en de eigenschappen van de statistische test zelf. De grote lijn is m.i. wel duidelijk: de hedendaagse Asjkenazim stammen voor zo'n 30-40% af van de bevolking in de Levant en omstreken uit de ijzertijd, voor zo'n 30-40% van de Hellenistische en (Grieks-)Romeinse bevolking (waaronder ook een klein stukje "Italisch"-Romeins; hiernaast is de aanwezigheid van Spaans bloed niet onaannemelijk), ca. 5-10% Noord-Afrikaans (Berber-achtig, wellicht van de joden uit Alexandrië en Cyrenaica), ca. 10-25% van de middeleeuwse bevolkingen van met name de (West-)Slavische gebieden en Duitsland, en voor ongeveer 1% van diverse Aziatische bevolkingsgroepen (Oost-Azië, maar ook uit het diepe Rusland en Zuid-Azië; internationale kooplieden zullen hier een rol gespeeld hebben). De belangrijkste tendens is dat het aandeel middeleeuws Slavisch bloed onder de Duitse Asjkenazim vrij laag is t.o.v. van de Centraal- en Oost-Europese Asjkenazim.

Waldman et al. heeft de Erfurtse samples verdeeld in twee clusters: een "Midden-Oosters" cluster (Erfurt_ME) en een "Europees" cluster (Erfurt_EU), m.i. niet de best gekozen namen, maar het zij zo. In tabel 2 heb ik hetzelfde model als bij moderne Asjkenazim toegepast op de gemiddelden van deze twee clusters, waaruit ik eerst vier individuen die op het eerste gezicht afweken van de rest (outliers) en een vermoedelijk gemengd ME/EU individu verwijderd heb.

Tabel 2: model (G25) afstamming van de Erfurtse hoofdclusters
(in %)







Ook hier geldt: de percentages kunnen iets verschillen afhankelijk van het gebruikte model en verschillen ook na het verwijderen van potentiële outliers op individueel niveau. De individuen uit het cluster Erfurt_ME lijken het meest op de moderne Duitse Asjkenazim; m.i. is het aannemelijk dat de oorspronkelijke Asjkenazim uit de steden langs de Rijn (Speyer, Worms, Mainz) er soortgelijk uitzagen. Sommige individuen zouden ook nog West-Mediterraans bloed kunnen hebben. Het cluster Erfurt_EU is sterk vermengd met middeleeuws Slavische bevolkingsgroepen. De individuen zouden deels af kunnen stammen van de oude voor-Asjkenazische joden uit de Slavische landen (Kna'anim), een enkeling mogelijk deels van bevolkingsgroepen uit het Volga-gebied. Tegelijkertijd lijken zij de oer-Asjkenazische bottleneck met het Erfurt_ME cluster te delen, waardoor ik geneigd ben hen grotendeels te zien als nakomelingen van Erfurt_ME-gelijkende individuen. Erfurt_EU zou dan gemodelleerd kunnen worden als ongeveer 60-70% Erfurt_ME, 30-40% middeleeuws Slavisch en 2-5% Aziatisch (Noord-, Oost-, en/of Zuid-Aziatisch).

In tabel 3 zijn een vermoedelijk gemengd ME/EU sample en de vier outliers gemodelleerd zoals boven:

Tabel 3: model (G25) afstamming Erfurt gemengd en outliers 
(in %)









Sample I13861 valt op vanwege vrij hoge Midden-Oosterse waarden en vrij lage Noord-Afrikaanse en middeleeuws-Europese vermenging. Sample I13863 lijkt met een hoog Noord-Afrikaans percentage en het vrijwel ontbreken van middeleeuws Slavisch en Duits bloed mogelijk afkomstig uit de Sefardische of wellicht Provençaalse of Italiaanse wereld. Wel heeft ook zij een "Oost-Aziatisch" percentage. Samples I13862 en I13866 lijken op het eerste gezicht een vrij laag Levants aandeel te hebben, hoewel de som van hun "Levantse" en "Hellenistische" componenten vergelijkbaar is met het Erfurt_EU cluster; zij vallen echter met name op vanwege hun hoge Aziatische percentage, waarvan bovendien het grootste gedeelte Zuid-Aziatisch lijkt te zijn. Vermenging met joodse handelaren uit India via Perzië, Constantinopel en het Donaugebied zou een mogelijkheid kunnen zijn. David van de blog Eurogenes oppert nog de mogelijkheid van vermenging met Roma uit de Balkan, het reizende volk dat daar in de middeleeuwen arriveerde. Misschien hebben we inderdaad te maken met twee leden uit het Erfurt_EU cluster met een overgrootouder van Roma-afkomst. In de huidige Asjkenazim lijkt daar echter weinig meer van terug te vinden.

Zijn de moderne Asjkenazim te modelleren op basis van de Erfurt_ME en Erfurt_EU clusters? Voor de zekerheid voeg ik moderne Sefardim en Mizrahim (hier Iraakse en Iraanse joden) toe. De uitkomsten van het model in tabel 4:

Tabel 4: model (G25) afstamming moderne Asjkenazim
als mix van Erfurt etc. 
(in %)










Een belangrijke kanttekening bij deze tabel is dat ook hier de percentages niet te strikt opgevat moeten worden, in het bijzonder vanwege de overlap tussen de onderzochte componenten; het gaat mij hier om mogelijke trends. Duidelijk te zien is dat de Duitse Asjkenazim het meest lijken op het Erfurt_ME cluster. Niet in de tabel opgenomen zijn Italiaanse joden, daar de precieze aard van die G25-samples mij niet bekend zijn en zij ook veel op het Erfurt_ME cluster lijken. De Duitse Asjkenazim lijken vrij weinig influx te hebben ontvangen vanuit het Erfurt_EU cluster. Het beetje dat zij gekregen hebben hoeft niet direct vanuit dat cluster zelf gekomen te zijn, maar kan ook met latere migraties vanuit Polen meegekomen zijn. Alle Centraal- en Oost-Europese Asjkenazim kunnen gezien worden als grotendeels een mix tussen de Erfurt_ME en Erfurt_EU clusters. Bij met name de Duitse, Poolse en Oekraïense joden zien we een vermoedelijke influx van Sefardisch bloed, terwijl in Litouwen aanwijzingen lijken te zijn voor influx van Mizrahim; wellicht weerspiegelt dit signaal de immigratie van joodse geleerden uit Babylon naar Oost-Europa.

Tot zover. Vormt de toestemming voor de studie onder de voorwaarden van de rabbijn de opmars voor meer onderzoeken in de vele middeleeuwse rustplaatsen die bewaard zijn gebleven? We zullen zien.

zaterdag 4 juni 2022

Meer uit Bragança en Brazilië

In de zoektocht naar de familiebanden van Bento Luis (Alvares), schoonvader van rabbijn Moses Raphael d'Aguilar, waagde ik mij vorige keer aan de grote kluwen van nieuw-christelijke families uit het zestiende-eeuwse Bragança. Hoewel Bento zeker een plaats heeft in dit familienetwerk, blijven de details hierover vooralsnog onopgehelderd. Van zijn tweede echtgenote Violante Henriques is niet bekend of zij uit Bragança kwam.

Abraham d'Aguilar

Wel lijkt er meer duidelijkheid te zijn over de herkomst van één van de takken d'Aguilar, namelijk die van Abraham d'Aguilar. Abraham kwam rond 1620 met zijn echtgenote Violante da Paz (alias Esther of Sara) vanuit Bragança naar Amsterdam. Niet veel later vertrokken zij naar Glückstadt en Hamburg, waar respectievelijk hun kinderen Jacob en Rachel werden geboren. Rachel komt als kind voor in het archief van de Dotar. Abraham werd met zijn gezin genoemd door Isaac de Castro Tartas in zijn inquisitieproces; Violante was namelijk de zuster van zijn moeder, Isabel da Paz (alias Benvenida). Isaac noemde ook zijn grootmoeder, die volgens hem Esperança Rodrigues heette; aangezien zijn grootmoeder van vaderszijde zeker Maria Luis was, moet het hier gaan om zijn grootmoeder van moederszijde, de moeder van Isabel en Violante da Paz.[1]

Op basis van deze gegevens is er een interessante vermelding in het trouwregister van Bragança: op 20 februari 1616 trouwde daar Violante da Paz, dochter van Francisco Gonçalves en Esperança Rodrigues, met Martim Rodrigues, zoon van Baltasar Fernandes en Isabel de Castro. Getuigen zijn [haar oom] Gonçalo Gonçalves en een Henrique Afonso.[2]

In de uitgebreide gegevens die dhr. Cabo heeft verzameld m.b.t. de inquisitiedossiers uit Bragança, waarvoor ik hem niet genoeg kan bedanken, kom ik géén andere Esperança Rodrigues tegen in verband met een Violante da Paz.[3] Het lijkt hier dan ook om het huwelijk te gaan van Isaacs tante met Abraham d'Aguilar (met het voorbehoud dat Violante tussen 1616 en 1621 nog hertrouwd zou kunnen zijn; aanwijzingen daarvoor zijn er echter niet). Abrahams nieuw-christelijke naam was dus naar alle waarschijnlijkheid Martim Rodrigues. Het wordt nu duidelijk waarom zijn nakomelingen in Amsterdam de naam Rodrigues d'Aguilar gingen voeren.

Het is mogelijk om op basis van de verzameling van dhr. Cabo, de volgende kwartierstaat opstellen van de kinderen van Abraham d'Aguilar en Violante da Paz:

1a Jacob (Rodrigues) d'Aguilar, geb. 1623 Glückstadt, begr. 1695 Beth Haim, tr. 1649 Amsterdam Rachel Arias.
1b Rachel d'Aguilar, geb. Hamburg, begr. 1691 Beth Haim, tr. (1) Álvaro Dinis, tr. (2) 1650 Amsterdam Abraham do Vale.

2 Abraham d'Aguilar, (Martim Rodrigues), geb. ~1590 Bragança, begr. 1653 Beth Haim, tr. Bragança 20 februari 1616
3 Violante da Paz, geb. ~1590 Bragança, zuster van Isabel da Paz (Benvenida) die met Cristovão Luis (Abraham de Castro Tartas) was gehuwd.

4 Baltasar Fernandes, geb. ~1563 Bragança, schoenmaker en koopman, tr. voor 1591
5 Isabel de Castro, geb. ~1570 Bragança.
6 Francisco Gonçalves, ("o Merendorum"), geb. ~1557 Bragança, schoenmaker, tr.
7 Esperança Rodrigues, geb. ~1570 Bragança.

8 Diogo Fernandes, ("o Velho"), geb. ~1521 Bragança, schoenmaker, overl. (brandstapel) 27 juni 1593 Coimbra, tr.
9 Isabel Rodrigues, geb. ~1526 Bragança, overl. (brandstapel) 27 juni 1593 Coimbra.
10 Luis de Castro, geb. ~1550 Bragança, leerlooier, overl. voor 1593, tr.
11 Beatriz Nunes, geb. ~1544 Bragança.
12 André Gonçalves, ("o Merendorum"), geb. ~1521 Alcañices (Castilië), schoenmaker te Bragança, tr. (1) Justa Rodrigues, tr. (2)
13 Violante da Paz, geb. ~1516 Bragança.
14 Duarte Garcia, geb. ~1520 Bragança, schoenmaker, overl. voor 1593, tr.
15 Grácia Rodrigues, geb. ~1525 Bragança, overl. 1593-1602.

16 Gabriel Afonso, geb. ~1500, schoenmaker te Bragança, lakenhandelaar te Lissabon, tr.
17 Clara Fernandes, geb. ~1500 Bragança.
18 Francisco Rodrigues, ("o Castellano"), geb. ~1500, woonachtig te Quintela de Lampaças, schoenmaker, tr.
19 Maria Gonçalves, geb. ~1510 Bragança.
20 Pedro de Castro, geb. ~1520 Bragança, tr.
21 Beatriz Rodrigues, geb. ~1520 Bragança.
22 Francisco Álvares, geb. ~1510 Bragança, schoenmaker, tr. (2) Maria de Castro, tr. (1)
23 Mécia Nunes, geb. ~1520 Bragança.
24 Gonçalo Gonçalves, geb. ~1480, schoenmaker te Alcañices (Castilië), tr.
25 Francisca Gonçalves, te Alcañices (Castilië).
26 António da Paz, geb. ~1490 Bragança, tr.
27 Filipa Lopes, geb. ~1490 Bragança.
30 João de Sá, geb. ~1490 Bragança, porteiro, tr. (2) Isabel Álvares, tr. (1)
31 Beatriz de Almança, geb. ~1490 Bragança. 

40 João Luis, van oud-christelijke herkomst, geb. ~1490 Bragança, schoenmaker, tr.
41 Leonor Álvares, geb. ~1500 Bragança.
44 Dinis Álvares, geb. ~1480 Zamora (Castilië), overl. Bragança, tr.
45 Isabel de Castro, geb. ~1480 Bragança.
46 Cristovão da Paz, geb. ~1500 Bragança, tr. (2) N.N., tr. (1)
47 Beatriz de Leão, geb. ~1500 Bragança.

82 = 44 (Dinis Álvares)
83 = 45 (Isabel de Castro)

Het eerste dat opvalt is dat de inquisitiedossiers zodanig gedetailleerd zijn dat we terug kunnen gaan tot de vroege zestiende eeuw. Hiernaast zien we de typische Iberische traditie om kinderen mét familienaam te vernoemen, waardoor binnen een gezin meerdere familienamen voorkwamen. De kwartierstaat bestaat voor een groot deel uit schoenmakers in en rondom Bragança. Verder terug verschijnen immigranten uit Castilië. De betovergrootvader van Abraham d'Aguilar, João Luis, was niet van joodse, maar van christelijke afkomst. Deze João was ook een overgrootvader van Isaac de Castro Tartas en een betovergrootvader van Isaac Orobio de Castro. De grootouders van Abraham d'Aguilar zijn na hun inquisitieproces in Coimbra veroordeeld tot de brandstapel.[4] De ouders van Abraham d'Aguilar zijn tussen 1597 en 1599 ook door de inquisitie onderzocht; hun dossiers zijn helaas nog niet inzichtelijk, maar zouden meer informatie kunnen geven over de leden van hun gezin.

Isaac d'Aguilar en zijn familie

Naast Abraham kwam ook Isaac d'Aguilar, (ook: Isaac Israel d'Aguilar) naar Amsterdam, waar hij in 1620 schatbewaarder werd van het Terra Santa-fonds van de Beth Israel-gemeente.[5] Hij is de vader van Aron, rabbijn Moses Raphael, David en Hanna d'Aguilar. Dit blijkt o.a. uit meerdere documenten waar Moses Raphael én David het patroniem Isaac gebruikten.[6] Opmerkelijk genoeg zijn er géén zeventiende-eeuwse bronnen waaruit verwantschap met de tak van Abraham d'Aguilar blijkt, zoals vanaf halverwege de achttiende eeuw beweerd is. Dat Isaac een broer van Abraham zou kunnen zijn, blijft een mogelijkheid, maar staat zeker niet vast. Het is zelfs niet zeker of Isaac zelf wel uit Bragança komt, hoewel het huwelijk tussen Moses Raphael en de dochter van Bento Luis alsook de vermelding van de kinderen van Moses Raphael, David en Hanna als ontvangers van een legaat van de eveneens uit Bragança afkomstige Jacob del Sotto (Delmonte) wel familiebanden suggereert.

De Amsterdamse notaris Adriaen Lock, van wie veel akten onlangs door de robot getranscribeerd zijn, had de goede gewoonte de leeftijd van zijn comparanten en getuigen te vermelden. Hieruit wordt duidelijk dat Aron rond 1620 geboren moet zijn, Moses Raphael rond 1621 en David rond 1629. De jaartallen suggereren dat zij allen in Amsterdam geboren zijn. Isaac duikt nog op in de Amsterdamse archieven in 1638. Hierna blijft het stil; op de Beth Haim is géén graf van hem bekend - om redenen die zo dadelijk duidelijk worden.

Rond 1641 vertrokken Aron, Moses Raphael en hun zuster Hanna naar Nederlands Brazilië, waar zij zich in Mauritsstad bij Recife vestigden. Moses Raphael werd daar op een gegeven moment rabbijn van de Portugees-Joodse gemeente. Het is waarschijnlijk daar dat hij trouwde met Esther Baruch Alvares, dochter van Bento Luis, die met haar broers vanuit Bayonne naar Brazilië was gekomen.

In de - eveneens getranscribeerde - archieven van de oude W.I.C. is meer te vinden over de Portugees-Joodse gemeenschap in Nederlands Brazilië. Veel leden waren betrokken bij de productie en handel in suiker. Hiernaast bezaten zij vaak slaven - toen al eeuwen gebruikelijk onder de Portugezen. Ook aan Moses Raphael werd in 1650 een slaaf, "de negro genaamd Paulo", verkocht.[7] Moses Raphael werd o.a. vanuit de W.I.C. betaald voor het houden van erediensten. Na de herovering van Nederlands Brazilië door Portugal in 1654 vertrokken de Joodse inwoners weer, grotendeels naar Amsterdam, maar ook naar gebieden als Suriname, Curaçao en Jamaica.

Vader Isaac d'Aguilar is waarschijnlijk rond 1641 eveneens naar Brazilië vertrokken. In 1645 besluit hij terug te keren naar Amsterdam, want hij wordt genoemd als passagier aan boord van de Zeelandia. Zijn echtgenote wordt niet vermeld. Mogelijk was zij toen al overleden, of bleef zij achter in Brazilië of Amsterdam.[8] Het schip kwam echter bij het eiland Wight in noodweer terecht en verongelukte op 29 januari 1646. De meeste passagiers, waaronder vermoedelijk ook Isaac, overleefden dit niet.

Is er meer bekend over Isaac d'Aguilar? Zou hij in Amsterdam getrouwd zijn, nog onder zijn nieuw-christelijke naam? In 1614 trouwde daar een Jácome Rodrigues uit Bragança met Isabel Henriques. Rond 1620 is er een Alonço Fernandes d'Aguilar woonachtig in Amsterdam, die voorkomt in wisselbrieven met Bento Luis uit Bayonne, de schoonvader van Moses Raphael. Zou één van hen identiek aan Isaac zijn?

Het lijkt er niet op. Uit het archief van de oude W.I.C. blijkt dat Isaac in 1635 de W.I.C. verzocht om een vergoeding voor het vertalen van de catechismus in of uit het Portugees, een klus die hij had aangenomen. Later dat jaar krijgt hij deze vergoeding, en wel onder de naam "Francisco Agillar".[9] In hoeverre hij in het familienetwerk uit Bragança past, is nog onbekend. Eveneens blijft onduidelijk wie Isaacs echtgenote was en of er soms via haar een verwantschap met de Del Sotto's liep. Een nader onderzoek naar het familienetwerk van de Del Sotto's kan geen kwaad.

[1] Tribunal do Santo Ofício, Inquisição de Lisboa, proc. 11550 (Joseph de Lis, één van de namen gebruikt door Isaac de Castro Tartas).

[2] Arquivo Distrital Bragança, Paróquia de São João Baptista, registo de casamentos.

[3] J.A. Cabo: gw.geneanet.org/pcardenas.

[4] Tribunal do Santo Ofício, Inquisição de Coimbra, proc. 491 (Isabel Rodrigues), proc. 1732 (Diogo Fernandes).

[5] SA Amsterdam: Archief van de Portugees-Israelitische gemeente, inv.nr. 10, f.25v (1620).

[6] SA Amsterdam: ONA, not. Adriaen Lock (2 augustus 1672); not. Hendrik Schaef (7 maart 1678).

[7] Nationaal Archief: OWIC, inv.nr. 74, scan 477 (13 juni 1650).

[8] Nationaal Archief: OWIC, inv.nr. 63.

[9] Nationaal Archief: OWIC, inv.nr. 14 (3 september 1635), (19 november 1635).

zaterdag 28 mei 2022

Sporen in Bragança

In mijn vorige post besprak ik de afkomst van Esther, echtgenote van rabbijn Moses Raphael d'Aguilar. Uit de testamenten van haar broer en neefje uit Jamaica blijkt dat zij tot de familie Baruch Alvares behoorde; zij werd omstreeks 1625/30 geboren te Bayonne als dochter van Bento Luis, afkomstig uit Bragança, en Violante Henriques.

De stad Bragança in het noordoosten van Portugal kende vanaf de zestiende eeuw een vrij grote gemeenschap van nieuw-christenen, waarvan een groot gedeelte uit Spanje afkomstig was. Velen van hen waren schoenmaker. Hun families zijn vrij goed terug te vinden in de procesdossiers van de Portugese inquisitie. Is er iets over Esthers vader Bento Luis en zijn familie te vinden?

Over Bento zijn er de volgende aanwijzingen:
  1. Bento dreef samen met een Jácome Luis handel vanuit Bayonne. Zij staan samen op een lijst van belastingplichtigen te Bayonne in 1625.[1]
  2. Bento komt met deze Jácome voor in wisselbrieven te Amsterdam, waarin ook de in Amsterdam woonachtige Alonço Fernandes (d'Aguilar) opduikt. Bento draagt hier soms ook de naam Bento Luis Alvares.[2]
  3. Bento had in Bayonne een zuster Maria Luis, bij wie zijn oudste dochter Isabel zou zijn opgegroeid.[3]
  4. Isaac de Castro Tartas geeft tijdens zijn inquisitieproces een lijst van joden in Brazilië. De inquisiteurs schrijven bij Pedro Luis (alias Joseph Baruch Alvares), de zoon van Bento, dat deze een "primo de segundo grau" (achterneef) van de ondervraagde was.[4]
  5. Isabel Luis (alias Sara Alvares), echtgenote van Andrés de Narvaez en dochter van Bento uit zijn eerste huwelijk met Isabel Mendes zou een nicht zijn geweest van Manuel Alvares, neef van Isaac de Castro Tartas en vader van de filosoof Isaac Orobio de Castro.[5]
Het is aannemelijk dat de Jácome Luis die samen met Bento te Bayonne wordt vermeld een nabije verwant is. Mogelijk gaat het hier om de zoon van Álvaro Luis, die o.a. vanuit St. Jean-de-Luz (bij Biarritz) handel dreef.[6] Het gaat naar alle waarschijnlijkheid niet om Jácome Luis Alvares (ook: Santiago, later Isaac), de oom van Isaac Orobio de Castro, die rond 1620 nog te Bragança woonde. Specifieke aanwijzingen over een verwantschap tussen Bento en Jácome ontbreken echter.

Over Maria Luis, Bento's zuster, is niet meer te melden dan dat zij haar nichtje Isabel Luis tot het jodendom teruggebracht zou hebben.[7]

De vermeldingen van de inquisiteurs over verwantschap tussen Bento's zoon(s) en Isaac de Castro Tartas, en de vermeende verwantschap tussen Bento's dochter Isabel en Manuel Alvares zijn het waard om verder te onderzoeken.

De familie van Isaac de Castro Tartas

Isaac de Castro Tartas werd rond 1623 geboren in het Zuid-Franse Tartas als zoon van Cristovão Luis (alias Abraham de Castro Tartas) en diens tweede echtgenote Isabel da Paz (alias Benvenida). Circa 1641 voegde hij zich bij de joodse gemeenschap in Nederlands Brazilië. Toen hij naar Bahia reisde, op dat moment in Portugese handen, werd hij door de inquisitie opgepakt en naar Lissabon gebracht. Hij werd na zijn proces in 1647 naar de brandstapel geleid. Zijn overlijden maakte veel los onder de Amsterdamse gemeenschap.[8]

Zoals in de meeste andere inquisitieprocessen werd Isaac ondervraagd over zijn familie. Hier wist hij niet veel van, waarschijnlijk omdat zijn vader al op leeftijd was toen hijzelf geboren werd. Hij wist dat zijn vader een broer had, António Luis, wiens dochter Esther met Isaacs eigen broer Luis da Paz was gehuwd. Isaacs oudere halfbroer en -zuster waren Manuel Luis en Ana Luis, die gehuwd was met Joseph de Castro en in Frankrijk overleed. Isaacs volle broers en zusters waren de reeds hiervoor genoemde Luis da Paz (alias Moses de Castro), Pedro (*1631), João (*1634), in wie we David en Jacob (of omgekeerd) de Castro Tartas mogen herkennen, een jong overleden zuster Joana, en drie zusters Luisa, Joanica en Maria, die later zouden trouwen (in willekeurige volgorde) met Jacob Querido, Isaac Israel Teixeira en Samuel Baruch Rosa.

Aan zijn moeders kant had Isaac een oom André Rodrigues Orobio (gehuwd met Maria Rodrigues, waaruit een zoon Isaac en een dochter), en een tante Violante da Paz (alias Sara of Esther), die met Abraham de Aguilar was gehuwd. Deze laatsten woonden in Amsterdam en hadden een zoon Jacob en een dochter. Over zijn grootouders wist Isaac alleen dat zijn grootmoeder waarschijnlijk Esperança Rodrigues heette.

Isaacs vader, Cristovão Luis (*1566) was reeds in 1596 door de inquisitie onderzocht. Op dat moment was hij nog niet gehuwd. Hij was de zoon van Jácome Rodrigues "o Vigário", een schoenmaker te Bragança, en Maria Luis. Cristovão's broers João Luis en António Luis en zijn zusters Mécia Alvares, Isabel Luis en Ana Rodrigues, waren in 1596 eveneens nog niet gehuwd. Hun oudste zuster Leonor Alvares was gehuwd met Belchior Rodrigues Versinha, waaruit onder meer Manuel Alvares, vader van Isaac Orobio de Castro, en Jácome (of Santiago) Luis Alvares geboren werden.[9]

Met de aanwijzingen dat Bento Luis' dochter Isabel volgens Kaplan een nicht zou zijn geweest van deze Manuel Alvares én dat Bento Luis' zoon Pedro volgens de inquisiteurs een achterneef was van Isaac de Castro Tartas, zou het wel heel mooi passen als Bento een kleinzoon was van Jácome Rodrigues en Maria Luis. Aangezien hij echter niet tot het gezin van Cristovão Luis of Leonor Alvares behoorde en hun broers en zusters in 1596 nog ongehuwd waren terwijl Bento toen al geboren moet zijn geweest, is dit een doodlopende weg. Het is m.i. niet onmogelijk dat Bento afstamt van één van de vele ooms en tantes van Cristovão Luis en Leonor Alvares, bij wier kinderen de namen Luis, Alvares en de Castro veelvuldig voorkomen. In de beschikbare, reeds uitgewerkte inquisitiedossiers, uitgebreid toegankelijk gemaakt door o.a. dhr. J.A. Cabo, duikt zijn naam echter vooralsnog niet op in verband met deze familie, al kan het natuurlijk zijn dat hij als kind in de jaren 1590 niet bij naam genoemd is.[10]

Is er meer te zeggen over de familie van Isaac de Castro Tartas' moeder, Isabel da Paz? Jazeker. Op basis van Isaacs aanwijzingen is er een echtpaar dat in aanmerking komt als haar ouders, namelijk Francisco Gonçalves (zoon van André Gonçalves en Violante da Paz) en Esperança Rodrigues (dochter van Duarte Garcia en Gracia Rodrigues), die rond 1590 gehuwd waren en ook beide door de inquisitie ondervraagd zijn.[11] Hun inquisitiedossiers zijn nog niet digitaal doorzoekbaar en aangezien het Portugese archief wel heel veel persoonsgegevens vraagt bij een verzoek tot digitaliseren, laat ik dat maar even voor wat het is. In het trouwboek van de katholieke kerk van Bragança - wederom dank ik dhr. Cabo voor deze aanwijzing - vinden we in 1616 een trouwinschrijving van Violante da Paz, dochter van deze Francisco Gonçalves en Esperança Rodrigues, met Martim Rodrigues, zoon van Baltasar Fernandes en Isabel de Castro. Het kan m.i. bijna niet anders dan dat het hier gaat om Isaacs tante Violante. Martim Rodrigues kan dan geïdentificeerd worden met Abraham d'Aguilar! Vlak na hun huwelijk zullen zij naar Amsterdam vertrokken zijn, en vanuit hier enige tijd naar Glückstadt en Hamburg. Over de d'Aguilars volgende keer meer. Interessant is dat ook de broer van Francisco Gonçalves, Gonçalo Gonçalves, een dochter Violante da Paz had; zij was de echtgenote van Jácome (of Santiago) Luis Alvares, de oom van Isaac Orobio de Castro. Gonçalo's zoon was José de Castro, gehuwd met Bento Luis' dochter Maria Alvares.

De familie van Isaac Orobio de Castro

Isaac Orobio de Castro (eerder Baltasar Alvares) werd ca. 1617 geboren te Bragança als zoon van Manuel Alvares (Orobio) en Mecia Fernandes Nunes. In zijn jeugd woonde hij in Sevilla, waar hij o.a. medicijnen studeerde. Nadat hij werd verlinkt aan de inquisitie en enkele jaren in gevangenschap doorbracht, vertrok hij naar Frankrijk en vervolgens naar Amsterdam, waar hij in 1666 openlijk tot het jodendom terugkeerde en tot zijn overlijden in 1687 een bekend lid van de joodse gemeenschap bleef.

In 1640 had de inquisitie van Toledo haar pijlen gericht op Isaacs familie: vader Manuel Alvares, tante Violante da Paz (echtgenote van Jácome/Santiago Luis Alvares), Violantes broer José de Castro (die later gehuwd was met Maria Alvares, dochter van Bento Luis), en Bento's dochter Isabel Luis - die een nicht van de familie zou zijn geweest - met haar echtgenoot Andrés de Narvaez. Allen woonden zij toentertijd in Spanje. Uit de verklaringen van Andrés en Isabel blijkt dat Isabel de dochter was van Bento Luis, hier ook Bento Luis Alvares genaamd, en zijn eerste echtgenote Isabel Mendes, dat zij bij haar tante Maria Luis tot het jodendom zou zijn teruggebracht, en bij haar stiefmoeder Violante Henriques in het huwelijk was getreden met Andrés de Narvaez.[12]

De familie van zowel Isaac Orobio de Castro's vader als moeder is in verscheidene inquisitiedossiers besproken. Vooralsnog zie ik géén duidelijke aanknopingspunten die duiden op een verwantschap met Bento Luis.

Ter verduidelijking van bovenstaande een schema van de bovengenoemde families de Castro Tartas, Orobio de Castro en Baruch Alvares:

Onderlinge relaties tussen de families van Isaac de Castro Tartas,
Isaac Orobio de Castro en Bento Luis.



Andere mogelijkheden?

Wanneer we in iets wijdere kring zoeken, valt mij het volgende op m.b.t. de familie van de moeder van Andrés de Narvaez, Maria Alvares. Deze Maria was een dochter van Sebastião Alvares en Francisca Gonçalves Rosica. Francisca was weer een volle nicht van Gonçalo Gonçalves (de schoonvader van Santiago Luis Alvares en van Bento Luis' dochter Maria Alvares) en Francisco Gonçalves (de grootvader van moederszijde van Isaac de Castro Tartas). Hiernaast was Francisca eerder gehuwd geweest met António de Castro, een volle neef van Cristovão Luis, de vader van Isaac de Castro Tartas. In haar inquisitieproces beschrijft Francisca haar gezin: met haar eerste echtgenoot António had zij een dochter Isabel Alvares, gehuwd met Belchior Cardozo. Met haar huidige echtgenoot Sebastião had zij de volgende kinderen: Maria (*1584), Anna (*1586), Violante (*1588), Bento (*1589) en Branca (*1595).[13]. Zou Bento Luis identiek zijn aan Francisca's gelijknamige zoon? In dat geval zou hij niet alleen de schoonvader, maar ook de oom zijn van Andrés de Narvaez. De vraag blijft dan wel waar het naamdeel Luis vandaan komt, aangezien dit maar weinig voorkomt bij de families van Sebastião en Francisca. Op basis van de gegevens die momenteel beschikbaar zijn, kunnen we dus nog weinig concluderen over Bento Luis' afkomst.


[1] Blamont, J., Le Lion et Le Moucheron: Histoire des Marranes de Toulouse (2000), p.50.

[2] SA Amsterdam: ONA, notaris Sibrant Cornelisz, o.a. inv.nr. 646 a, p.80; inv.nr. 654b, p.1001 (6 april 1620).

[3] Kaplan, Y., From Christianity to Judaism: The Story of Isaac Orobio de Castro (2004).

[4] Tribunal do Santo Ofício, Inquisição de Lisboa, proc. 11550 (Joseph de Lis, één van de namen gebruikt door Isaac de Castro Tartas).

[5] Kaplan (2004).

[6] Carrasco Vázques, J., 'Contrabando, moneda y espionaje (el negocio del vellón: 1606-1620)', Hispania 57 (1997), p.1081-1105.

[7] Kaplan (2004).

[8] Tribunal do Santo Oficio, Inquisição de Lisboa, proc. 11550.

[9] Tribunal do Santo Ofício, Inquisição de Coimbra, proc. 588 (Cristovão Luis).

[10] J.A. Cabo, zie: gw.geneanet.org/pcardenas

[11] Tribunal do Santo Ofício, Inquisição de Coimbra, proc. 4164 (Francisco Gonçalves); proc. 3002 (Esperança Rodrigues).

[12] Kaplan (2004).

[13] Tribunal do Santo Ofício, Inquisição de Coimbra, proc. 7121 (Francisca Gonçalves Rosica), gezin: scan 153.

zondag 1 mei 2022

Op zoek naar Esther

Esther, echtgenote van rabbijn Moses Raphael d'Aguilar, is één van de Portugees-Joodse voormoeders waarvan ik graag meer wil weten dan alleen haar voornaam. Zij komt dubbel voor in de kwartierstaat en is de stammoeder in de matrilineaire lijn van Josua Cohen Farro, mijn meest recente Portugees-Joodse voorvader. Nog altijd ligt zij samen met haar man op de Beth Haim-begraafplaats, onder één van de weinige stenen die niet in het veen is weggezakt.

Wie was Esther? In of vlak voor 1647 moet zij in Brazilië gehuwd zijn met Moses Raphael d'Aguilar, die daar rabbijn was. Toen de joodse gemeenschap in 1654 uit Brazilië vertrok, vestigde zij zich in Amsterdam. Vanaf 1679 was zij weduwe. In 1701 maakte zij haar testament op, dat zij ondertekende met de familienaam van haar echtgenoot.[1] Één jaar later overleed zij.

Hoewel er steeds meer archieven ontsloten worden, is het grootste deel van het Amsterdamse notariële archief nog niet op naam doorzoekbaar. Onder de stukken die wel eenvoudig toegankelijk zijn is maar weinig te vinden over Moses en Esther. Over Esthers achtergrond is weleens beweerd dat zij een tante zou zijn van Isaac de Castro Tartas. Hoewel deze evenals de d'Aguilars uit Bragança kwam, berust deze verwantschap m.i. op een in de achttiende eeuw ontstaan misverstand: uit de verklaringen van Isaac bij zijn inquisitieproces blijkt dat de zuster van zijn moeder, Violante de Paz (alias Sara of Esther), gehuwd was met Abraham d'Aguilar, waaruit Jacob en een dochter (Rachel) geboren zijn. Bloedverwantschap tussen de Castro Tartas en de d'Aguilars of met Esther blijkt niet uit Isaacs verklaring. Ook tussen Moses Raphael en Abraham is de verwantschap nog niet duidelijk (voor nu vermoed ik dat Abraham een oom was van Moses Raphael); Abraham en zijn kinderen Jacob en Rachel ontbreken in ieder geval in de nalatenschap van Moses Raphaels broer David d'Aguilar.[2]

De Del Sotto's

In 1673 was onze Esther getuige bij het huwelijk van Sara del Sotto (alias Delmonte), enige dochter van Joseph Delmonte, met haar neef Abraham de los Rios. Ze wordt hierbij moei (tante) genoemd. Dit roept de vraag op of zij soms een zuster van één van Sara's ouders was.

Sara's moeder was Isabel Mendes, dochter van de arts Francisco Lopes en Isabel Mendes del Sotto, woonachtig te Bordeaux. Deze hadden naast Isabel (o.a.) de kinderen dr. Pierre Lopes, Maria (gehuwd met Pierre Dias), Guiomar (alias Hester de Lis, gehuwd met haar neef Isaac del Sotto), Catharina (gehuwd met Duarte Henriques), Francisca (gehuwd met Raphael Henriques), Francisco, Jeronimo en Francisco de Lis (alias Jacob Frances, gehuwd met zijn nicht Rachel del Sotto).[3] Dat hun dochter Guiomar reeds het alias Esther gebruikt pleit ervoor dat onze Esther niet uit dit gezin kwam.

Sara's vader Joseph Delmonte (del Sotto) stamde uit een familie die eveneens als de d'Aguilars uit Bragança kwam. De Del Sotto's vestigden zich vervolgens in o.a. Bayonne en Rouen. Sara's grootouders, Francisco Mendes del Sotto (alias Abraham) en Francisca Mendes del Sotto (alias Sara),  hadden naast Joseph de volgende kinderen: Leonora Mendes (alias Lea Delmonte), gehuwd in Rouen met Martin Rodrigues (alias Joseph de los Rios) en Francisca Mendes del Sotto (alias Rachel), gehuwd in Bordeaux met Francisco de Lis (alias Jean Lopes, Jacob Berachel of Jacob Frances) en de zoons  David, Jacob, Isaac en Mordechai. 

In 1670 verzamelden zich de erfgenamen van Sara's oom Jacob del Sotto (alias Delmonte), die kinderloos overleed.[4] Onder hen bevond Esther zich niet. Het lijkt mij hierom duidelijk dat zij ook niet tot dit gezin behoorde. Interessant is de lijst van legaten die Jacob aan zijn naasten, veelal ongehuwde nichtjes en enkele vrienden gaf:
  • de ongehuwde dochters van zijn broer David del Soto: Ribca, Rachel, Gracia en Clara.
  • de dochters van zijn zuster bij Francisco de Lis (alias Jacob Frances/Beruhel): Sara, mits zij trouwt met Isaac del Soto; Esther, mits zij trouwt met Isaac del Soto de jonge.
  • de eerste zoon die Sara del Soto, dochter van zijn broer David, bij Manuel Abolais zal krijgen.
  • de dochter van Sara de los Rios, dochter van zijn zuster Lea en Joseph de los Rios, bij Raphael de Arredondo: Lea.
  • de drie dochters van Rachel del Sotto, dochter van zijn broer Isaac, bij Isaac da Silva: Rebecca, Hester, Rachel.
  • de drie dochters van Samuel Baruch Rosa: Judith, Benvenida, Lea.
  • de dochters van haham Moses Raphael d'Aguilar: Rachel, Gratia en Simha.
  • de [twee] dochter[s] van Isaac Baruch en Gana d'Aguilar: Ribca [en ...].
  • de twee dochters van Aron d'Aguilar: Ribca en Rachel.
  • de dochter van Joseph Baruch Alvares en Rachel: Abigael.

In de lijst komen Moses Raphael, zijn broer Aron en zuster Hanna voor. Misschien zijn zij wel neven en nicht van Jacob del Sotto. Dit zou wel betekenen dat Esther een aangehuwd familielid zou zijn. Hiernaast wordt Joseph Baruch Alvares vermeld - schoonvader van één van de dochters van Moses Raphael. Verdere aanwijzingen zouden in Bragança gevonden moeten worden

Een aanwijzing in het verre westen

In Amsterdam komen we voorlopig niet verder wat Esthers achtergrond betreft. Tot mijn verrassing duikt zij echter op in twee testamenten die zijn opgemaakt in Jamaïca. Het betreft hier de testamenten van David Baruch Alvares en zijn zoon Abraham.[5] David was na het vertrek van de joden uit Brazilië naar Jamaica gekomen. Esthers dochter Judith was met Davids zoon Jacob gehuwd en woonde ook op Jamaïca. Haar zuster Simha volgde haar en trouwde met Jacob, zoon van Joseph Baruch Alvares. David noemt Esther in zijn testament:

"Aan mijn zuster Esther de Aguilar laat ik honderd pond na voor haarzelf en haar erfgenamen. Mocht zij nog een ongehuwde dochter hebben, dan wil ik dat dit bedrag voor hun huwelijksschat gebruikt wordt."

Zijn zoon Abraham noemt Esther en haar familie ook in zijn testament, waaruit blijkt dat het om onze Esther gaat:

"aan mijn tante Esther Aguilar honderd pond en voor het huwelijk van haar dochter Judith de Aguilar honderd pond, aan mijn neef Isaac Aguilar honderd pond en voor het huwelijk van zijn dochter Sarina de Aguilar honderd pond, en aan Moses de Aguilar vijftig pond zodat hij zijn leven vorm kan geven."

Het is nu dus duidelijk: Esther is een zuster van David Baruch Alvares uit Brazilië! Hiernaast blijkt dat ook haar zoon Isaac nageslacht [op Jamaïca] had.

De familie Baruch Alvares

David Baruch Alvares noemt naast Esther ook nog zijn zuster Sara Narbaes, die tevens zijn schoonmoeder was. Hiernaast hebben zij nog twee broers, Joseph en Moses. Isaac de Castro Tartas noemt bij zijn inquisitieproces in 1646 veel van de mensen die hij tijdens zijn periode in Brazilië tegenkwam, waaronder te Mauricia (Recife):

"Joseph Baru Alvarez, of Pedro Luis, neef van de declarant in de tweede graad, afkomstig uit Bayonne; Moyse Baru Alvarez, of Luis Alvarez, broer van de voorgaande, afkomstig uit Bayonne; David Baru Alvarez, of Martim Alvarez, broer van de voorgaande, getrouwd en woonachtig in Nederland."[6]

De familie is dus vanuit Bayonne - eventueel via Amsterdam - in Brazilië terechtgekomen. Joseph en Moses zijn (als Pedro en Luis) onderwerp geweest van onderzoek door de Spaanse inquisitie. Hetzelfde geldt voor Sara (alias Isabel Luis, echtgenote van Andrés de Narvaez). Hieruit blijkt dat hun vader Bento Luis was, afkomstig uit Bragança. Hier liet hij - voor de buitenwereld katholiek - nog zijn kinderen dopen. Esther zal niet ver vóór 1625 geboren zijn.

Een overzicht van de familie Baruch Alvares (zie ook Blamont, p.424) ziet er als volgt uit:

I. Bento Luis, afkomstig uit Bragança, later woonachtig te Bayonne. Hij is gehuwd (1) met Isabel Mendes. Hij is gehuwd (2) met Violante Henriques, (Enriquez).
  1. (uit 1) Sara Baruch Alvares, (Isabel Luis), geboren ca. 1612, gehuwd met Andrés de Narvaez.
    a) Rachel de Narvaez, (Maria), overleden op Jamaïca in 1720, gehuwd met haar oom David Baruch Alvares.
  2. (uit 1 of 2) Joseph Baruch Alvares, zie II-a
  3. David Baruch Alvares, zie II-b
  4. (uit 2) Moses Baruch Alvares, (Luis Alvares), gedoopt te Bayonne op 15 augustus 1618, woonachtig te Brazilië 1646.
  5. Maria Alvares, gehuwd met Joseph de Castro, uit Bragança, vertrokken naar het Ottomaanse Rijk.
  6. Esther Baruch Alvares, (verm. dezelfde als Clara Luis, gedoopt te Bayonne op 2 april 1627), vertrokken naar Brazilië, later te Amsterdam, begraven op de Beth Haim op 12 april 1702, gehuwd aldaar ca. 1647 met Moses Raphael d'Aguilar.
II-a Joseph Baruch Alvares, (Pedro Luis), geboren te Bayonne ca. 1616 (wellicht gedoopt aldaar op 30 maart 1614), vertrokken naar Brazilië, later te Amsterdam, begraven op de Beth Haim op 12 augustus 1665. Hij is gehuwd met Rachel, begraven op de Beth Haim op 21 januari 1707.
  1. Abigael Baruch Alvares, geboren te Amsterdam in 1656, gehuwd te Amsterdam op 25 augustus 1673 met Aron Gomes, uit Pisa.
  2. Jacob Baruch Alvares, geboren te Amsterdam in 1657, gehuwd te Amsterdam op 26 januari 1685 met zijn nicht Simha d'Aguilar. 
II-b David Baruch Alvares, (Martim Alvares, mog. ook: Martim Gonçalves), geboren te Bayonne, vertrokken naar Brazilië, overleden op Jamaïca in november 1692. Hij is gehuwd met zijn nicht Rachel de Narvaez, (Maria):
  1. Abraham Baruch Alvares, overleden op Jamaïca in februari 1693, gehuwd met Esther, overleden op Jamaïca in 1690. Kinderloos.
  2. Jacob Hisquiau Baruch Alvares, op Jamaïca, gehuwd met zijn nicht Judith d'Aguilar.
  3. Ribca Baruch Alvares, gehuwd met Gonçales.
  4. Judith Baruch Alvares, gehuwd met Nunes.
  5. Esther Baruch Alvares, gehuwd met Jacob de Castro.
  6. Sara Baruch Alvares, gehuwd met [haar neef] Jacob Lopes Torres.
Veel vragen blijven openstaan: waarom werden de gebroeders Baruch Alvares door de inquisiteurs aangeduid als "neven in de tweede graad" van Isaac de Castro Tartas? Hoe past de familie d'Aguilar in dit geheel? Op welke wijze is de familie Del Sotto verwant? Om hier meer over te weten te komen moeten we op zoek in Bragança.

wordt vervolgd: Sporen in Bragança.

[1] SA Amsterdam: ONA, notaris Pieter Padthuizen, testament (13 december 1701).

[2] SA Amsterdam: ONA, notaris Jacobus Snel, testament David d’Aguilar (20 oktober 1673).

[3] Blamont. J., Le lion et le moucheron: Histoire des Marranes de Toulouse (2000).

[4] SA Amsterdam: ONA, notaris Jacobus Snel, akte (13 april 1670).

[5] Mirvis, S., 'The Alvares Family Patriarchs and the Place of Pre-1692 Port Royal in the Western Sephardic Diaspora', The American Jewish Archives Journal 67 (2015).

[6] Tribunal do Santo Ofício, Inquisição de Lisboa, proc. 11550, scan 455 etc.