maandag 27 juni 2022

Over de afkomst van Zuid-Oost-Aziaten

De laatste jaren wordt er steeds meer bekend over de prehistorie van de mens. In deze post buig ik mij over de afkomst van Zuid-Oost-Aziaten. Welke prehistorische volkeren hebben bijgedragen aan hun huidige genetische diversiteit? Hoe verschillen zij van elkaar? 

Ik maak hierbij evenals bij mijn onderzoek naar de oorsprong van de Europese joden gebruik van de G25-dataset en het rekenprogramma Vahaduo. Opnieuw vermeld ik hier dat dit géén formele statistische methoden zijn, maar dat de resultaten m.i. wel richtinggevend zijn voor verder onderzoek, onder de voorwaarde dat de keuze voor de input voor de modellen historisch plausibel is.

De Zuid-Oost-Aziatische genetische ruimte

In onderstaande afbeelding heb ik de beschikbare gegevens m.b.t. Zuid-Oost-Aziatische volkeren uit G25 in een plot gezet (één van de vele manieren om de samples te visualiseren, m.b.v. Vahaduo) die de genetische verschillen tussen deze populaties laat zien. Vervolgens heb ik hen gegroepeerd op basis van de talen die zij spreken:

De Zuid-Oost-Aziatische genetische ruimte (G25-data, m.b.v. Vahaduo).


De plot omvat grofweg Myanmar, Thailand, Cambodja, Laos, Vietnam, Maleisië, de Filippijnen en Indonesië, alsook delen van Zuid-China en Taiwan en sprekers van de Munda-talen in India. Vanwege hun divergente eigenschappen zijn de Melanesische volkeren (bijv. Papoea's) en verscheidene negrito-volkeren (bijv. Andamanezen) niet opgenomen. Gegevens over Molukkers of veel van de Polynesische volkeren heb ik niet.

Verspreiding van talen

Wanneer we de bevolkingsgroepen groeperen op basis van de taal die zij spreken, zien we grote clusters die deels overlappen. Er is dus enige relatie tussen de taal en de afkomst van de volkeren. Tegelijkertijd is er géén een-op-een-relatie tussen taal en afkomst. Het binnen de archeologie (maar niet binnen de taalkunde) populaire narratief uit de tweede helft van de twintigste eeuw, waarin de focus lag op culturele uitwisseling en waarin de mate van migratie sterk werd onderschat, kan in ieder geval niet meer worden gevolgd. De grote hoeveelheid archeo-genetische samples van de laatste jaren laten zien dat de prehistorie van de mens bestond uit opeenvolgingen van vele migratiegolven, die vaak gepaard gingen met de introductie van nieuwe manieren van leven, waarbij waarschijnlijk ook vaak nieuwe talen werden meegebracht. 

Naast grootschalige migratie kan taal zich ook verspreiden door het opleggen van een (administratieve) taal door een elite (bijv. Romeinen in Gallië of Magyaren in Hongarije). Migratie naar een gebied waar reeds veel mensen met een andere leefwijze wonen kan leiden tot een vrij grote laag aan leenwoorden (bijv. in het Oud-Grieks). De mogelijkheid bestaat ook dat migranten de taal overnemen van het gebied waar zij zich vestigen (bijv. in het geval van de Franken in Frankrijk).

De prehistorie van een taalfamilie kan worden vastgesteld door de verwantschap tussen talen in kaart te brengen op basis van gemeenschappelijke ontwikkelingen in de grammatica, fonologie en het vocabulaire. De woordenschat van de gereconstrueerde oertaal kan vervolgens inzichten geven in het type cultuur dat de sprekers van de oertaal hadden. Leenwoorden uit andere talen kunnen eveneens licht werpen op de mate van contact tussen talen in het verleden.

Taalfamilies in Zuid-Oost-Azië

Zuid-Oost-Azië herbergt zeer veel volkeren en talen, die nog niet allemaal in kaart zijn gebracht. De prehistorie van de bekendere taalfamilies is minder extensief onderzocht dan van de Europese talen. Toch is er wel het een en ander over te zeggen.
  • De Austronesische taalfamilie is de grootste taalfamilie in Zuid-Oost-Azië en strekt zich uit van Taiwan, over de Filippijnen, Maleisië, Indonesië, Polynesië tot aan Madagascar. De interne verwantschap van de Austronesische talen suggereert dat de oorsprong van de taalfamilie in Taiwan gevonden moet worden. Over het algemeen wordt aangenomen dat sprekers van het proto-Austronesisch zich als gevolg van bevolkingsgroei tussen ca. 3000 - 1500 v.Chr. verspreidden over de Filippijnen en Indonesië. Vervolgens trok een deel van hen verder naar Polynesië en Madagascar. Opmerkelijk is het maritieme karakter.
  • De Austro-Aziatische taalfamilie wordt met name gesproken in Cambodja, Laos en Vietnam en is verder verspreid in losse plukjes over Maleisië, Thailand, Myanmar en India. De verspreiding van de taalfamilie past goed bij de verspreiding van landbouw vanuit het noorden van Indo-China vanaf ca. 2500 v.Chr.
  • De talen uit de Tai-Kadai-familie vinden hun oorsprong waarschijnlijk in de Yangtze-vallei in Zuid-China gedurende het tweede millennium v.Chr. en hebben zich pas gedurende de middeleeuwen over Thailand verspreid. Hierbij zijn naar alle waarschijnlijkheid oudere Austro-Aziatische dialecten verdrongen.
  • In Myanmar worden talen gesproken uit de Sino-Tibetaanse familie, waartoe ook het Mandarijn behoort. De interne structuur van deze taalfamilie is nog altijd niet volledig opgehelderd. De meningen verschillen over de cultuur van de eerste sprekers. Een aannemelijke hypothese is dat het gaat om landbouwers langs de Huang He-rivier (Gele Rivier) in China, grofweg rond 4000 v.Chr.
  • In de bergen van Zuid-China en het noorden van Laos en Vietnam wonen sprekers van de Hmong-Mien-talen. Waarschijnlijk leefden de eerste sprekers eveneens in Zuid-China, gedurende het eerste millennium v.Chr.
Naast bovengenoemde taalfamilies zijn er uiteraard ook nog de talen van de oude negrito-bevolkingen en de Melanesiërs, die allen als nakomelingen van de eerste jager-verzamelaars in Zuid-Oost-Azië gezien mogen worden.

Archeo-genetica

De archeo-genetica van Zuid-Oost-Azië is vooralsnog minder goed onderzocht dan in Europa en het Midden-Oosten. Toch zijn er meerdere waardevolle studies geweest, waarvan ik er enkele noem.

  • Abdulla (2009) liet reeds zien dat de bevolkingsgroepen in Zuid-Oost-Azië in meer of mindere mate bestaan uit een mix van componenten die grofweg geassocieerd konden met bepaalde taalfamilies.
  • McColl et al. (2018) toonde aan dat vroege jager-verzamelaars in Laos een soortgelijk genetisch profiel hadden als de huidige bewoners van de Andaman-eilanden, terwijl neolithische boeren uit het gebied genetisch het meest lijken op de huidige Austro-Aziatische bevolkingen uit Indo-China. Hiernaast namen zij een influx van (Zuid-)Chinees bloed in Noord-Vietnam waar rond begin van onze jaartelling.
  • Lipson et al. (2018) publiceerde ongeveer gelijktijdig een aantal Zuid-Oost-Aziatische samples uit de neolithische periode en koppelde deze eveneens aan de verspreiding van het Austro-Aziatisch.
  • Wang et al. (2020) wierp meer licht op de prehistorie van Oost-Azië door veel nieuwe samples uit China en omstreken. De studie suggereert dat de samples uit de Huang He-vallei uit ca. 3000 v.Chr. en hun verwanten verantwoordelijk kunnen zijn voor de verspreiding van Sino-Tibetaanse bevolkingsgroepen en talen, waarbij de Han-Chinezen afstammen van een mix van deze groep met Zuid-Chinese landbouwers in Centraal-China. Hiernaast suggereren zij dat de oudste boeren van de Yangtze vallei hebben bijgedragen aan de genetica van de oudste Austronesische, Austro-Aziatische én Tai-Kadai volkeren.

Zelf modelleren

Op basis van o.a. bovenstaande informatie zou het m.i. mogelijk moeten zijn om zelf aan de slag te gaan met de samples en de afstamming van veel van de huidige Zuid-Oost-Aziaten te modelleren. Veel van de samples uit de genoemde onderzoeken zijn in de G25-dataset te vinden.

Na enig proberen gebruik ik de volgende componenten:
  • Indo-China Neolithic: samples uit met name (laat-)neolithisch Vietnam en Laos, representatief voor de proto-Austro-Aziatische sprekers.
  • Taiwan Hanben: samples uit Taiwan uit het eerste millennium v.Chr. die de vroege Austronesische sprekers benaderen.
  • Upper Huang He Late Neolithic: samples uit het gebied van de bovenloop van de Huang He-rivier uit de (laat-)neolitische periode om de vroege Sino-Tibetaanse sprekers te benaderen.
  • Mid/Low Huang He Late Neolithic: samples uit het gebied van de midden- en benedenloop van de Huang He-rivier uit de (laat-)neolitische periode om overige (Centraal-)Chinese influx te detecteren.
Daarnaast kunnen de volgende componenten relevant zijn bij de verschillende groepen:
  • India Roopkund A: oude samples uit India, met name t.b.v. de sprekers van de Austro-Aziatische Munda-talen.
  • Aeta: hedendaagse jager-verzamelaars (negrito's) uit de Filippijnen.
  • Onge: hedendaagse jager-verzamelaars uit de Andaman-eilanden.
  • Papuan: hedendaagse Papoea's.

In tabel 1 worden de resultaten m.b.t. de Austronesische volkeren weergegeven:

Tabel 1: afstamming van Austronesiërs, test G25 m.b.v. Vahaduo.


















Wat zien we hier? De Taiwanese Ami en Atayal lijken nog steeds zeer veel op de vroege Austronesiërs, hier gerepresenteerd door de samples uit Hanben. Hetzelfde geldt voor de Filippijnen en Hawaii, hoewel we daar ook deels vermenging zien met oude jager-verzamelaars, zoals de Aeta. Dit laatste volk schijnt nog veel genen van de Denisova-mens, een verwant van de Neanderthaler, bewaard te hebben. In Indonesië zien we dat ook de Murut en Dusun op Noord-Borneo de meeste van hun genen te danken hebben aan de Austronesiërs, terwijl de rest van hun voorgeslacht afkomstig lijkt te zijn van een oudere laag, de Austro-Aziatische boeren. Bij de Borneose Lebbo en de Maleiers is de verhouding tussen deze twee componenten half-om-half, terwijl op Java en Bali de Austro-Aziatische component dominant is. Bij de Bajo (of Bajau), een zeevolk dat o.a. rondom Borneo en de Filippijnen leeft, is vermenging te zien met Melanesiërs.

Tabel 2 toont de resultaten voor de Austro-Aziatische groepen:

Tabel 2: afstamming Austro-Aziaten, test G25, m.b.t. Vahaduo.






















De Mlabri, een klein volk in de heuvels op de grens van Laos met Thailand, dragen het meest van de Indo-Chinese neolitische component die met de verspreiding van de Austro-Aziatische talen geassocieerd kan worden. Ook bij de meeste Austro-Aziatische sprekers in Indo-China is deze component dominant. Bij de Jehai, dat als een inheems volk op Malakka beschouwd wordt, is een duidelijke vermenging met de oude jager-verzamelaars te zien. Influx vanuit China zien we bij het Thaise Mon-volk, De Vietnamese Kinh hebben de meeste affiniteit met China.

In het noordoosten van India wordt de meest westelijke tak van de Austro-Aziatische talen gesproken, de Munda-talen. De huidige Munda-volkeren lijken nog voor zo'n 10-25% van de oorspronkelijke Austro-Aziaten af te stammen. Voor de rest zijn zij sterk vermengd met volkeren uit India en oorspronkelijke jager-verzamelaars.

In tabel 3 zijn de resultaten voor de Hmong-Mien en de Tai-Kadai-sprekers weergegeven:
Tabel 3: afstamming Hmong-Mien en Tai-Kadai, test G25,
m.b.v. Vahaduo.















Bij beide groepen zien we een gedeeltelijke Austro-Aziatische ondertoon, die het sterkst aanwezig is bij de Thai. De Thai onderscheiden zich hiernaast van de rest vanwege de aanwezigheid van Indiaas bloed. De Hmong-Mien verschillen van de Tai-Kadai-sprekers door een hogere affiniteit met de neolithische samples uit de midden- en benedenloop van de Huang He, terwijl bij de Tai-Kadai affiniteit met de vroege Austronesiërs uit Taiwan hoger lijkt. Ik heb de indruk dat deze vrij hoge affiniteit niet per se op een gedeeltelijke afstamming uit de vroege Austronesiërs wijst, maar dat de vroegste Tai-Kadai-sprekers genetisch gezien tussen de samples uit Taiwan en de Huang He lagen. Er zijn samples uit de Chinese provincie Fujian (op het vasteland tegenover Taiwan), uit de neolithische vindplaats te Xitoucun, die ongeveer aan deze omschrijving lijken te voldoen. In tabel 4 zijn de resultaten weergegeven wanneer deze samples i.p.v. Taiwan worden gebruikt. Ter illustratie zijn ook de Vietnamezen meegenomen: 


Tabel 4: afstamming Hmong-Mien, Tai-Kadai en Kinh met Fujian N
i.p.v. Taiwan, test G25 m.b.v. Vahaduo.
















De verschillen tussen de Hmong-Mien en de Tai-Kadai lijken zich nu iets duidelijker af te tekenen. Meer prehistorische samples uit het zuidoosten van China zijn wenselijk om meer te kunnen zeggen.

De resultaten voor de grotendeels Tibeto-Birmaanse en andere Sino-Tibetaanse bevolkingsgroepen zijn in tabel 5 weergegeven:


Tabel 5: afstamming (Tibeto-)Birmanen en andere Sino-Tibetanen
in Zuid-Oost-Azië, test G25 m.b.v. Vahaduo.












De Tibeto-Birmese groepen in het uiterste oosten van India (Jamatia, Riang en Tripuri) verschillen weinig van de Birmezen; alle bestaan grofweg uit een mix van Sino-Tibetaans bloed uit het neolithicum uit de bovenloop en deels de benedenloop van de Huang He, Austro-Aziatisch bloed uit het Indo-Chinese neolithicum en Indiaas bloed. Bij de Akha en Lahu, die meer langs het bergachtige grensgebied tussen Noord-Oost-Myanmar, Thailand, Laos en China leven, ontbreekt dit Indiase signaal, maar is de affiniteit met de benedenloop van de Huang He veel sterker aanwezig. Bij de Karen Sgaw zien we weer een simpelere mix. De Zuid-Chinese She en Tujia lijken veel op de Hmong-Mien.

Tot slot, wat brengt deze exercitie ons? Meer inzicht in de prehistorie van de Zuid-Oost-Aziatische volkeren en hun onderlinge verwantschap. Dat iemand met Chinees én Indonesisch bloed bij een modern genetisch testbedrijf "Thais" als resultaat kan krijgen, een tussenliggende bevolking, is nu niet zo verbazingwekkend meer. Het spel met de componenten blijft echter afhankelijk van meerdere factoren: de keuzes die hierbij gemaakt worden, de eigenschappen van het rekenprogramma en de aanwezigheid van prehistorische samples zelf. Er zijn nog altijd veel gaten in het archeo-genetische bestand van Zuid-Oost-Azië. In de toekomst zouden dit soort modellen dus zeker verfijnd kunnen worden.

Zie ook: een nieuwe studie over Oost- en Zuid-Oost-Azië.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten