donderdag 8 februari 2024

De gezusters Farro en de Dotar

Op 20 augustus 1739 overleed Debora Cohen Farro in het huis van hun oom of neef Samuel Cohen Farro aan de Weesperstraat in Amsterdam, waar zij samen met haar zuster Ribca inwoonde. Twee dagen later stierf ook Ribca. Debora en Ribca waren samen met Ester en Simha dochters van Isaac Cohen Farro en van Jaël. Geen van hen was ooit gehuwd. De omstandigheden rondom hun overlijden blijven onduidelijk, hoewel later betaalde dokterskosten suggereren dat zij ziek waren geweest. Één week na hun overlijden melden hun tante (of nicht) Ribca Cohen Farro (weduwe van Abraham Abenhacar Pestana), Isaac Templo en David en Isaac Senior Coronel zich als mede-erfgenamen bij de notaris: ze eisen inzage in de nalatenschap.[1]

Samuel Cohen Farro komt aan hun wensen tegemoet en laat binnen een week de boedelinventaris van Debora en Ribca opstellen.[2] Veel bezittingen hadden de gezusters niet: kleren, linnengoed, wat meubels, kookgerei, enkele oude boeken, een chanoeka-kandelaar en een sabbat-lamp. Om schulden te vermijden kozen tante Ribca (wed. Pestana) en mede-erfgename Ester (wed. Haim Saruco), ervoor om de erfenis te verwerpen.[3] Enkele maanden later verklaarde Samuel dat zijn zoon Jacob Farro de begrafenis, dokterskosten en andere rekeningen van de Debora en Ribca uit eigen zak betaald had en dat hij met zijn toestemming de kleren en het linnengoed onder zijn zusters en schoonzuster had verdeeld.[4] Later verkocht Jacob uit deze inboedel een set drukvormen om Portugese speelkaarten te vervaardigen.[5].

De erfgenamen

Hoe waren alle erfgenamen familie van Ribca en Debora? Om hier achter te komen kunnen we gebruik maken van de huwelijksregisters uit het Amsterdams archief, maar ook van de archieven van de Portugese synagoge: we hebben het geluk dat hun vader Isaac meerdere van zijn dochters bij de Dotar, een organisatie om arme Sefardische meisjes en weesmeisjes te helpen bij het verkrijgen van een bruidsschat. De meisjes maakten aanspraak op een bepaald bedrag, afhankelijk van hun verwantschap aan een lid van de Dotar of op basis van loterijen.

Ribca en Debora's vader Isaac Cohen Farro was ofwel een oudere broer van Samuel Cohen Farro, zoon van Josua Cohen Farro en Simha de Paz (alias Justo) ofwel Samuels oom. Samuel en zijn zuster Ribca (wed. Pestana) waren na het overlijden van de gezusters hun levende erfgenamen aan vaderskant.

Erfgename Ester (wed. Haim Saruco) die samen met Ribca (wed. Pestana) de erfenis verwierp, kan geïdentificeerd worden met Ester de Isaac Saruco (geb. ca. 1673), dochter van Isaac Saruco en Sara Jessurun Furtado, die in 1700 met haar neef Haim de Israel Saruco was gehuwd. David en Isaac Senior Coronel waren de zoons van Salomon Senior Coronel en Sara da Rocha; de laatstgenoemde Sara was weer een dochter van Salomon da Rocha en Ribca Jessurun Furtado, een zuster van de eerder genoemde Sara Jessurun Furtado.

Inschrijving van Ribca Cohen Farro in het register
van de Dotar 5439 (1679) (SA Amsterdam)
Vanaf ongeveer 1679 liet Isaac Cohen Farro meerdere van zijn dochters inschrijven bij de Dotar. Zo vinden we in 5439 (1679) zijn dochter Ribca, waarbij als tweedegraads verwant het Dotar-lid Isaac Furtado wordt genoemd. Deze Isaac was een broer van de eerder genoemde Sara en Ribca Jessurun Furtado. In 1661/2 had hij het lidmaatschap van de Dotar geërfd van hun vader Jacob Jessurun Furtado. In de Dotar maakte men gebruik van het oude canonieke gradensysteem: de verwantschap werd bepaald door het aantal generaties tot de gemeenschappelijke voorvader te tellen, waarbij de langste reeks als uitgangspunt gold; in de Dotar had men tot en met de derde graad (generatie van de overgrootouders van de meisjes) recht op extra bedragen. Dat de dochters van Isaac Cohen Farro tweedegraads verwant waren aan Isaac Jessurun Furtado suggereert sterk dat zij grootouders hadden waar ook Isaac vanaf stamde. Het ligt voor de hand dat hun moeder Jaël een zuster was van Isaac Jessurun Furtado.

Dit vermoeden wordt bevestigd door het testament van Jacob Jessurun Furtado, die Jaël, echtgenote van Isaac de Faro, als één van zijn kinderen, noemt.[6] Uit zijn huwelijk in 1618 met zijn nicht Ester de Josua Jessurun Furtado had hij naast Jaël, Isaac, Ribca en Sara ook dochter Rachel, gehuwd met Jacob Juda Leão en een dochter Debora, gehuwd met Samuel Salom, die later verhuisden naar Safed en Hebron. Jaël zal gezien haar geschatte huwelijksjaar (uiterlijk 1675) met Isaac Cohen Farro, één van de jongste kinderen uit het huwelijk zijn geweest. In 1646 overleed moeder Ester, in 1661 vader Jacob.

Nadat Isaac Jessurun Furtado in 1695 overleden was, liet Isaac Cohen Farro één van zijn dochters, Ester, bij de Dotar inschrijven met verwijzing naar een derdegraads verwant, Salomon Juda Leão Templo, een zoon van de bekende geleerde Jacob Templo (ook bekend als Jacob Juda Leão, mogelijk de eerder genoemde), en vader van Isaac Templo, die een week na het overlijden van Ribca en Debora samen met mede-erfgenamen inzage had geëist in de nalatenschap. De banden tussen de families Juda Leão en Jessurun Furtado dienen nog nader onderzocht te worden.

De Dotar biedt ons veel waardevolle, hetzij indirecte, aanwijzingen over onderlinge familieverwantschappen die niet direct uit de standaard geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters gehaald kunnen worden of die ergens verborgen zijn in de vele notariële akten: we hebben de identiteit van Jaël, moeder van de gezusters Cohen Farro, kunnen achterhalen en hebben aanwijzingen voor verdere verwantschap tussen de Jessurun Furtado's en de Juda Leão (Templo)'s. Het is een bron die ik nog veel vaker zal raadplegen.

[1] SA Amsterdam: not. S. Dorper, Ribca Pestana, Isaac Templo, David Coronel en Isaac Coronel eisen inzage in de nalatenschap (27 augustus 1739).

[2] SA Amsterdam: not. Daniel van den Brink, inventaris der nalatenschap van Debora en Rebecca Cohen Farro door Samuel Cohen Faro (7 september 1739).

[3] id., acte van repudiatie van de nalatenschap van Rebecca en Debora Cohen Farro door Ribca, wed. Abraham Pestano en Ester, wed. Haim Saruco (23 december 1739).

[4] id., verklaring door Samuel Cohen Farro (24 mei 1740).

[5] SA Amsterdam: not. Philip Zweerts, verklaring Jacob Farro (14 april 1752).

[6] SA Amsterdam: not. P. Padthuijzen, testament Jacob Jessurun Furtado (20 januari 1661).