vrijdag 3 maart 2023

De jager-verzamelaars van Europa

In Nature zijn twee nieuwe artikelen verschenen die meer licht werpen op de bevolkingsgeschiedenis van het paleolithische en mesolithische Europa:
  • Posth et al. (2023), 'Palaeogenomics of Upper Palaeolithic to Neolithic European hunter-gatherers'
  • Villalba et al. (2023), 'A 23.000-year-old southern Iberian individual links human groups that lived in Western Europe before and after the Last Glacial Maximum.'

Posth et al. onderzocht maar liefst meer dan 300 genomen van jager-verzamelaars uit Europa en Centraal-Azië tussen 33.000 en 3000 v.Chr., waaronder uit Frankrijk, Duitsland, Italië, Rusland en het verdwenen Doggerland. In deze lange periode volgden verschillende archeologische culturen elkaar op en had Europa te maken met de laatste IJstijd, die ca. 20.000 v.Chr. zijn hoogtepunt bereikte. Centraal staat dan ook de vraag hoe de jager-verzamelaarsgemeenschappen zich demografisch ontwikkelden. Waren er veel migraties? Kwam bij elke nieuwe cultuur een nieuw volk ten tonele? Overleefden de jager-verzamelaars de IJstijd wel?

Het artikel levert meerdere nieuwe inzichten op. Zo leefden tijdens het Gravettien (ca. 26.000-20.000 v.Chr.), de cultuur die bekend stond om de Venusbeeldjes, twee genetisch verschillende groepen mensen in Europa; in West-Europa waren dit de nazaten van de vroegste Europese cultuur, het Aurignacien. Posth noemt dit het Fournol-cluster. In Centraal-Europa, Italië en de Balkan leefden echter mensen die tot het Věstonice-cluster behoorden; zij stamden voor een groot deel af van de vroegste Oost-Europese jager-verzamelaars (Kostenki en Sunghir). Beide clusters vertoonden echter, afgezien van verschillen in begrafenisrituelen, dezelfde culturele eigenschappen.

Gedurende het Laatste Glaciale Maximum trokken nazaten van het Fournol-cluster waarschijnlijk naar het Franco-Cantabrische refugium, waar zij konden overleven. Het Věstonice-cluster overleefde de piek van de IJstijd vrijwel niet. Italië bleek een minder stabiel refugium dan eerder gedacht.

Aan het begin van het Epigravettien (ca. 18.000 v.Chr.) verscheen op de Balkan en van daaruit in Zuid-Europa een nieuw genetisch cluster jager-verzamelaars, ook bekend als het Villabruna-cluster. De jager-verzamelaars van het (Zuid-)West-Europese Magdalénien (vanaf ca. 16.000 v.Chr.) stamden af van zowel het Fournol- als Villabruna-cluster. Zij verspreidden zich vanuit Zuid-West-Europa in een grote boog over Frankrijk en Duitsland. Vanaf ca. 12.000 v.Chr. verdwenen deze jager-verzamelaars van het vroege Magdalénien; op grote schaal doken plots de nazaten van het Villabruna-cluster op die zich over Frankrijk, Duitsland en ook Doggerland verspreidden. Zij namen deels culturele elementen over uit het Magdalénien, en kunnen ook geassocieerd worden met het Azilien en de Tjonger- of Federmessercultuur. Posth noemt dit nieuwe cluster, dat voor zo'n 90% afstamt van Villabruna en 10% van Fournol, het Oberkassel-cluster. Deze groep komt grotendeels overeen met de genetische component die als WHG ("Western hunter-gatherers") bekendstaat. Zij hadden een vrij donkere huid, blauwe ogen en behoorden grotendeels tot Y-haplogroep I2 en mt-haplogroep U5.

In Oost-Europa woonden ondertussen nazaten van de oude Noord-Euraziatische jager-verzamelaars die zich ook deels met het Villabruna-cluster gemengd hadden, ook bekend als EHG ("East-European hunter-gatherers"). Een individu uit Sidelkino bij Samara uit ca. 9000 v.Chr. is het oudste voorbeeld van deze groep. Zij onderscheidden zich van hun westelijke buren door Y-haplogroepen zoals R en Q, hun lichtere huid en bruine ogen. Eeuwen lang bleven WHG en EHG gescheiden van elkaar; pas vanaf ca. 6000 v.Chr. begonnen zij in Centraal- en Oost-Europa met elkaar te vermengen.

De komst van de landbouwers in Europa zorgden ervoor dat de jager-verzamelaars steeds minder ruimte hadden. Langzaam maar zeker gingen zij op in de landbouwbevolking. Één van de laatste grotendeels 'pure' jager-verzamelaars is een man uit Ostorf in Mecklenburg (ca. 3200 v.Chr.). Hij behoorde tot Y-haplogroep pre-I1 en was een verre verwant van de stamvader van alle huidige I1s.

Een aanvulling op Posths artikel wordt gevormd door het onderzoek van Villalba et al. Zij onderzochten een Zuid-Spaanse jager-verzamelaar uit de Solutréen-cultuur en concludeerden dat er inderdaad genetische continuïteit is geweest onder de jager-verzamelaars van West-Europa tussen het Aurignacien en het Magdalénien.

Een vraagstuk dat nog onopgehelderd blijft is hoe het Villabruna-cluster dat aan de voet van de WHG stond ontstaan is. Meer onderzoek naar het paleolithicum op de Balkan zou hiervoor van belang kunnen zijn.

De huidige (autochtone) Noordwest-Europaan stamt voor ca. 10-15% af van de WHG. Voor de rest zijn we nazaten van de boeren (EEF), die zelf grotendeels van Anatolische jager-verzamelaars (AHG) afstammen, en van de steppevolkeren (een mix van EHG en jager-verzamelaars uit de Kaukasus (CHG)).