maandag 27 juni 2022

Over de afkomst van Zuid-Oost-Aziaten

De laatste jaren wordt er steeds meer bekend over de prehistorie van de mens. In deze post buig ik mij over de afkomst van Zuid-Oost-Aziaten. Welke prehistorische volkeren hebben bijgedragen aan hun huidige genetische diversiteit? Hoe verschillen zij van elkaar? 

Ik maak hierbij evenals bij mijn onderzoek naar de oorsprong van de Europese joden gebruik van de G25-dataset en het rekenprogramma Vahaduo. Opnieuw vermeld ik hier dat dit géén formele statistische methoden zijn, maar dat de resultaten m.i. wel richtinggevend zijn voor verder onderzoek, onder de voorwaarde dat de keuze voor de input voor de modellen historisch plausibel is.

De Zuid-Oost-Aziatische genetische ruimte

In onderstaande afbeelding heb ik de beschikbare gegevens m.b.t. Zuid-Oost-Aziatische volkeren uit G25 in een plot gezet (één van de vele manieren om de samples te visualiseren, m.b.v. Vahaduo) die de genetische verschillen tussen deze populaties laat zien. Vervolgens heb ik hen gegroepeerd op basis van de talen die zij spreken:

De Zuid-Oost-Aziatische genetische ruimte (G25-data, m.b.v. Vahaduo).


De plot omvat grofweg Myanmar, Thailand, Cambodja, Laos, Vietnam, Maleisië, de Filippijnen en Indonesië, alsook delen van Zuid-China en Taiwan en sprekers van de Munda-talen in India. Vanwege hun divergente eigenschappen zijn de Melanesische volkeren (bijv. Papoea's) en verscheidene negrito-volkeren (bijv. Andamanezen) niet opgenomen. Gegevens over Molukkers of veel van de Polynesische volkeren heb ik niet.

Verspreiding van talen

Wanneer we de bevolkingsgroepen groeperen op basis van de taal die zij spreken, zien we grote clusters die deels overlappen. Er is dus enige relatie tussen de taal en de afkomst van de volkeren. Tegelijkertijd is er géén een-op-een-relatie tussen taal en afkomst. Het binnen de archeologie (maar niet binnen de taalkunde) populaire narratief uit de tweede helft van de twintigste eeuw, waarin de focus lag op culturele uitwisseling en waarin de mate van migratie sterk werd onderschat, kan in ieder geval niet meer worden gevolgd. De grote hoeveelheid archeo-genetische samples van de laatste jaren laten zien dat de prehistorie van de mens bestond uit opeenvolgingen van vele migratiegolven, die vaak gepaard gingen met de introductie van nieuwe manieren van leven, waarbij waarschijnlijk ook vaak nieuwe talen werden meegebracht. 

Naast grootschalige migratie kan taal zich ook verspreiden door het opleggen van een (administratieve) taal door een elite (bijv. Romeinen in Gallië of Magyaren in Hongarije). Migratie naar een gebied waar reeds veel mensen met een andere leefwijze wonen kan leiden tot een vrij grote laag aan leenwoorden (bijv. in het Oud-Grieks). De mogelijkheid bestaat ook dat migranten de taal overnemen van het gebied waar zij zich vestigen (bijv. in het geval van de Franken in Frankrijk).

De prehistorie van een taalfamilie kan worden vastgesteld door de verwantschap tussen talen in kaart te brengen op basis van gemeenschappelijke ontwikkelingen in de grammatica, fonologie en het vocabulaire. De woordenschat van de gereconstrueerde oertaal kan vervolgens inzichten geven in het type cultuur dat de sprekers van de oertaal hadden. Leenwoorden uit andere talen kunnen eveneens licht werpen op de mate van contact tussen talen in het verleden.

Taalfamilies in Zuid-Oost-Azië

Zuid-Oost-Azië herbergt zeer veel volkeren en talen, die nog niet allemaal in kaart zijn gebracht. De prehistorie van de bekendere taalfamilies is minder extensief onderzocht dan van de Europese talen. Toch is er wel het een en ander over te zeggen.
  • De Austronesische taalfamilie is de grootste taalfamilie in Zuid-Oost-Azië en strekt zich uit van Taiwan, over de Filippijnen, Maleisië, Indonesië, Polynesië tot aan Madagascar. De interne verwantschap van de Austronesische talen suggereert dat de oorsprong van de taalfamilie in Taiwan gevonden moet worden. Over het algemeen wordt aangenomen dat sprekers van het proto-Austronesisch zich als gevolg van bevolkingsgroei tussen ca. 3000 - 1500 v.Chr. verspreidden over de Filippijnen en Indonesië. Vervolgens trok een deel van hen verder naar Polynesië en Madagascar. Opmerkelijk is het maritieme karakter.
  • De Austro-Aziatische taalfamilie wordt met name gesproken in Cambodja, Laos en Vietnam en is verder verspreid in losse plukjes over Maleisië, Thailand, Myanmar en India. De verspreiding van de taalfamilie past goed bij de verspreiding van landbouw vanuit het noorden van Indo-China vanaf ca. 2500 v.Chr.
  • De talen uit de Tai-Kadai-familie vinden hun oorsprong waarschijnlijk in de Yangtze-vallei in Zuid-China gedurende het tweede millennium v.Chr. en hebben zich pas gedurende de middeleeuwen over Thailand verspreid. Hierbij zijn naar alle waarschijnlijkheid oudere Austro-Aziatische dialecten verdrongen.
  • In Myanmar worden talen gesproken uit de Sino-Tibetaanse familie, waartoe ook het Mandarijn behoort. De interne structuur van deze taalfamilie is nog altijd niet volledig opgehelderd. De meningen verschillen over de cultuur van de eerste sprekers. Een aannemelijke hypothese is dat het gaat om landbouwers langs de Huang He-rivier (Gele Rivier) in China, grofweg rond 4000 v.Chr.
  • In de bergen van Zuid-China en het noorden van Laos en Vietnam wonen sprekers van de Hmong-Mien-talen. Waarschijnlijk leefden de eerste sprekers eveneens in Zuid-China, gedurende het eerste millennium v.Chr.
Naast bovengenoemde taalfamilies zijn er uiteraard ook nog de talen van de oude negrito-bevolkingen en de Melanesiërs, die allen als nakomelingen van de eerste jager-verzamelaars in Zuid-Oost-Azië gezien mogen worden.

Archeo-genetica

De archeo-genetica van Zuid-Oost-Azië is vooralsnog minder goed onderzocht dan in Europa en het Midden-Oosten. Toch zijn er meerdere waardevolle studies geweest, waarvan ik er enkele noem.

  • Abdulla (2009) liet reeds zien dat de bevolkingsgroepen in Zuid-Oost-Azië in meer of mindere mate bestaan uit een mix van componenten die grofweg geassocieerd konden met bepaalde taalfamilies.
  • McColl et al. (2018) toonde aan dat vroege jager-verzamelaars in Laos een soortgelijk genetisch profiel hadden als de huidige bewoners van de Andaman-eilanden, terwijl neolithische boeren uit het gebied genetisch het meest lijken op de huidige Austro-Aziatische bevolkingen uit Indo-China. Hiernaast namen zij een influx van (Zuid-)Chinees bloed in Noord-Vietnam waar rond begin van onze jaartelling.
  • Lipson et al. (2018) publiceerde ongeveer gelijktijdig een aantal Zuid-Oost-Aziatische samples uit de neolithische periode en koppelde deze eveneens aan de verspreiding van het Austro-Aziatisch.
  • Wang et al. (2020) wierp meer licht op de prehistorie van Oost-Azië door veel nieuwe samples uit China en omstreken. De studie suggereert dat de samples uit de Huang He-vallei uit ca. 3000 v.Chr. en hun verwanten verantwoordelijk kunnen zijn voor de verspreiding van Sino-Tibetaanse bevolkingsgroepen en talen, waarbij de Han-Chinezen afstammen van een mix van deze groep met Zuid-Chinese landbouwers in Centraal-China. Hiernaast suggereren zij dat de oudste boeren van de Yangtze vallei hebben bijgedragen aan de genetica van de oudste Austronesische, Austro-Aziatische én Tai-Kadai volkeren.

Zelf modelleren

Op basis van o.a. bovenstaande informatie zou het m.i. mogelijk moeten zijn om zelf aan de slag te gaan met de samples en de afstamming van veel van de huidige Zuid-Oost-Aziaten te modelleren. Veel van de samples uit de genoemde onderzoeken zijn in de G25-dataset te vinden.

Na enig proberen gebruik ik de volgende componenten:
  • Indo-China Neolithic: samples uit met name (laat-)neolithisch Vietnam en Laos, representatief voor de proto-Austro-Aziatische sprekers.
  • Taiwan Hanben: samples uit Taiwan uit het eerste millennium v.Chr. die de vroege Austronesische sprekers benaderen.
  • Upper Huang He Late Neolithic: samples uit het gebied van de bovenloop van de Huang He-rivier uit de (laat-)neolitische periode om de vroege Sino-Tibetaanse sprekers te benaderen.
  • Mid/Low Huang He Late Neolithic: samples uit het gebied van de midden- en benedenloop van de Huang He-rivier uit de (laat-)neolitische periode om overige (Centraal-)Chinese influx te detecteren.
Daarnaast kunnen de volgende componenten relevant zijn bij de verschillende groepen:
  • India Roopkund A: oude samples uit India, met name t.b.v. de sprekers van de Austro-Aziatische Munda-talen.
  • Aeta: hedendaagse jager-verzamelaars (negrito's) uit de Filippijnen.
  • Onge: hedendaagse jager-verzamelaars uit de Andaman-eilanden.
  • Papuan: hedendaagse Papoea's.

In tabel 1 worden de resultaten m.b.t. de Austronesische volkeren weergegeven:

Tabel 1: afstamming van Austronesiërs, test G25 m.b.v. Vahaduo.


















Wat zien we hier? De Taiwanese Ami en Atayal lijken nog steeds zeer veel op de vroege Austronesiërs, hier gerepresenteerd door de samples uit Hanben. Hetzelfde geldt voor de Filippijnen en Hawaii, hoewel we daar ook deels vermenging zien met oude jager-verzamelaars, zoals de Aeta. Dit laatste volk schijnt nog veel genen van de Denisova-mens, een verwant van de Neanderthaler, bewaard te hebben. In Indonesië zien we dat ook de Murut en Dusun op Noord-Borneo de meeste van hun genen te danken hebben aan de Austronesiërs, terwijl de rest van hun voorgeslacht afkomstig lijkt te zijn van een oudere laag, de Austro-Aziatische boeren. Bij de Borneose Lebbo en de Maleiers is de verhouding tussen deze twee componenten half-om-half, terwijl op Java en Bali de Austro-Aziatische component dominant is. Bij de Bajo (of Bajau), een zeevolk dat o.a. rondom Borneo en de Filippijnen leeft, is vermenging te zien met Melanesiërs.

Tabel 2 toont de resultaten voor de Austro-Aziatische groepen:

Tabel 2: afstamming Austro-Aziaten, test G25, m.b.t. Vahaduo.






















De Mlabri, een klein volk in de heuvels op de grens van Laos met Thailand, dragen het meest van de Indo-Chinese neolitische component die met de verspreiding van de Austro-Aziatische talen geassocieerd kan worden. Ook bij de meeste Austro-Aziatische sprekers in Indo-China is deze component dominant. Bij de Jehai, dat als een inheems volk op Malakka beschouwd wordt, is een duidelijke vermenging met de oude jager-verzamelaars te zien. Influx vanuit China zien we bij het Thaise Mon-volk, De Vietnamese Kinh hebben de meeste affiniteit met China.

In het noordoosten van India wordt de meest westelijke tak van de Austro-Aziatische talen gesproken, de Munda-talen. De huidige Munda-volkeren lijken nog voor zo'n 10-25% van de oorspronkelijke Austro-Aziaten af te stammen. Voor de rest zijn zij sterk vermengd met volkeren uit India en oorspronkelijke jager-verzamelaars.

In tabel 3 zijn de resultaten voor de Hmong-Mien en de Tai-Kadai-sprekers weergegeven:
Tabel 3: afstamming Hmong-Mien en Tai-Kadai, test G25,
m.b.v. Vahaduo.















Bij beide groepen zien we een gedeeltelijke Austro-Aziatische ondertoon, die het sterkst aanwezig is bij de Thai. De Thai onderscheiden zich hiernaast van de rest vanwege de aanwezigheid van Indiaas bloed. De Hmong-Mien verschillen van de Tai-Kadai-sprekers door een hogere affiniteit met de neolithische samples uit de midden- en benedenloop van de Huang He, terwijl bij de Tai-Kadai affiniteit met de vroege Austronesiërs uit Taiwan hoger lijkt. Ik heb de indruk dat deze vrij hoge affiniteit niet per se op een gedeeltelijke afstamming uit de vroege Austronesiërs wijst, maar dat de vroegste Tai-Kadai-sprekers genetisch gezien tussen de samples uit Taiwan en de Huang He lagen. Er zijn samples uit de Chinese provincie Fujian (op het vasteland tegenover Taiwan), uit de neolithische vindplaats te Xitoucun, die ongeveer aan deze omschrijving lijken te voldoen. In tabel 4 zijn de resultaten weergegeven wanneer deze samples i.p.v. Taiwan worden gebruikt. Ter illustratie zijn ook de Vietnamezen meegenomen: 


Tabel 4: afstamming Hmong-Mien, Tai-Kadai en Kinh met Fujian N
i.p.v. Taiwan, test G25 m.b.v. Vahaduo.
















De verschillen tussen de Hmong-Mien en de Tai-Kadai lijken zich nu iets duidelijker af te tekenen. Meer prehistorische samples uit het zuidoosten van China zijn wenselijk om meer te kunnen zeggen.

De resultaten voor de grotendeels Tibeto-Birmaanse en andere Sino-Tibetaanse bevolkingsgroepen zijn in tabel 5 weergegeven:


Tabel 5: afstamming (Tibeto-)Birmanen en andere Sino-Tibetanen
in Zuid-Oost-Azië, test G25 m.b.v. Vahaduo.












De Tibeto-Birmese groepen in het uiterste oosten van India (Jamatia, Riang en Tripuri) verschillen weinig van de Birmezen; alle bestaan grofweg uit een mix van Sino-Tibetaans bloed uit het neolithicum uit de bovenloop en deels de benedenloop van de Huang He, Austro-Aziatisch bloed uit het Indo-Chinese neolithicum en Indiaas bloed. Bij de Akha en Lahu, die meer langs het bergachtige grensgebied tussen Noord-Oost-Myanmar, Thailand, Laos en China leven, ontbreekt dit Indiase signaal, maar is de affiniteit met de benedenloop van de Huang He veel sterker aanwezig. Bij de Karen Sgaw zien we weer een simpelere mix. De Zuid-Chinese She en Tujia lijken veel op de Hmong-Mien.

Tot slot, wat brengt deze exercitie ons? Meer inzicht in de prehistorie van de Zuid-Oost-Aziatische volkeren en hun onderlinge verwantschap. Dat iemand met Chinees én Indonesisch bloed bij een modern genetisch testbedrijf "Thais" als resultaat kan krijgen, een tussenliggende bevolking, is nu niet zo verbazingwekkend meer. Het spel met de componenten blijft echter afhankelijk van meerdere factoren: de keuzes die hierbij gemaakt worden, de eigenschappen van het rekenprogramma en de aanwezigheid van prehistorische samples zelf. Er zijn nog altijd veel gaten in het archeo-genetische bestand van Zuid-Oost-Azië. In de toekomst zouden dit soort modellen dus zeker verfijnd kunnen worden.

Zie ook: een nieuwe studie over Oost- en Zuid-Oost-Azië.

vrijdag 24 juni 2022

Middeleeuwse joden in Erfurt

Voor het eerst is er middeleeuws joods DNA geanalyseerd (Waldman et al. 2022, pre-print). Het betreft de overblijfselen van 33 individuen die gedurende de veertiende eeuw op de joodse begraafplaats te Erfurt begraven zijn. Voor joodse begravenen geldt eeuwige grafrust. Een rabbijn gaf toestemming voor het onderzoek onder de voorwaarde dat specifiek gebruik werd gemaakt van reeds opgegraven individuen en/of losgeraakte tanden.

De studie concludeert dat de middeleeuwse individuen genetisch dicht verwant zijn aan de hedendaagse Asjkenazim. De Erfurtse samples hebben gemiddeld een nog hogere mate van homozygositeit dan de Asjkenazim. De studie bevestigt wat in voorgaande onderzoeken steeds duidelijker werd, namelijk dat de Asjkenazim met name een mix zijn van bevolkingsgroepen uit de (Noordelijke) Levant, Zuid-Italië (Griekse wereld) en Oost-Europa. Onder de Erfurtse joden is er in het bijzonder een grote variatie in de Oost-Europese component, die bij sommige samples vrijwel ontbreekt en bij andere bijna de helft van het voorgeslacht omvat. Er lijken minstens twee verschillende subgroepen joden in Erfurt geleefd te hebben gedurende de veertiende eeuw. Beide hebben bijgedragen aan het voorgeslacht van de huidige Asjkenazim.

Onder de vaderlijnen die vastgesteld konden worden zien we de typisch joodse takken van J1, J2, E1b, R1b en T1. Onder de moederlijnen komt de typisch Asjkenazische tak K1a1b1a veel voor.

Zelf aan de slag met modelleren

We leven in een bijzondere tijd waarin we vaak zelf kunnen spelen met wetenschappelijke gegevens om zo tot een nader begrip te komen van het onderwerp. De gemeenschap van citizen scientists is hierin onmisbaar. Zo is in het bijzonder David van de blog Eurogenes de moeite waard te noemen, omdat hij de G25-testen heeft ontworpen: een test om vrij eenvoudig genetische afstammingsmodellen van individuen en populaties te kunnen uitvoeren.

David heeft (een deel van) de Erfurtse samples reeds omgezet in G25-coördinaten en zelf ook een blik geworpen op de individuen uit het onderzoek. Kort samengevat: er is flink wat variantie onder de individuen, en er lijkt sprake van minstens twee clusters. Ik deel met hem de mening dat het opmerkelijk is dat de onderzoekers voor het modelleren van de Oost-Europese component Russen gebruikt hebben en niet meer West-Slavische samples (Polen, Tsjechen, Slowaken), wat historisch gezien logischer zou zijn. Hiernaast ontbreekt in het onderzoek een Noord-Afrikaanse component die duidelijk aanwezig is in de huidige Asjkenazim.

Eerder dit jaar deed ik zelf een poging om de oorsprong van de Asjkenazim en Sefardim beter te begrijpen door een historisch plausibel model te maken m.b.v. G25-coördinaten en het programma Vahaduo. Het is hierbij opnieuw goed om te benoemen dat G25 géén formele statistische methode is zoals qpAdm, en ook Vahaduo zo zijn eigenaardigheden kent; liever zou ik nMonte i.p.v. Vahaduo gebruiken, al kost dit iets meer tijd. De uitkomsten kunnen m.i. wel, indien de gekozen componenten historisch plausibel zijn, een richtinggevende inspiratiebron vormen om met formele methoden nader te onderzoeken.

Tabel 1 toont een model van de afstamming van gemiddelde moderne Asjkenazim per land (zoals opgegeven in de G25-dataset), op basis van door mij geselecteerde componenten (in %). Dit zijn dezelfde componenten (deels samengevoegd) als in de test eerder dit jaar. Leidraad hierbij was dat de componenten historisch plausibel waren:

Tabel 1: model (G25) afstamming moderne Asjkenazim
(in %)











De precieze percentages zijn niet zozeer van belang; deze zullen verschillen al naar gelang de wijze waarop de componenten zijn opgebouwd en de eigenschappen van de statistische test zelf. De grote lijn is m.i. wel duidelijk: de hedendaagse Asjkenazim stammen voor zo'n 30-40% af van de bevolking in de Levant en omstreken uit de ijzertijd, voor zo'n 30-40% van de Hellenistische en (Grieks-)Romeinse bevolking (waaronder ook een klein stukje "Italisch"-Romeins; hiernaast is de aanwezigheid van Spaans bloed niet onaannemelijk), ca. 5-10% Noord-Afrikaans (Berber-achtig, wellicht van de joden uit Alexandrië en Cyrenaica), ca. 10-25% van de middeleeuwse bevolkingen van met name de (West-)Slavische gebieden en Duitsland, en voor ongeveer 1% van diverse Aziatische bevolkingsgroepen (Oost-Azië, maar ook uit het diepe Rusland en Zuid-Azië; internationale kooplieden zullen hier een rol gespeeld hebben). De belangrijkste tendens is dat het aandeel middeleeuws Slavisch bloed onder de Duitse Asjkenazim vrij laag is t.o.v. van de Centraal- en Oost-Europese Asjkenazim.

Waldman et al. heeft de Erfurtse samples verdeeld in twee clusters: een "Midden-Oosters" cluster (Erfurt_ME) en een "Europees" cluster (Erfurt_EU), m.i. niet de best gekozen namen, maar het zij zo. In tabel 2 heb ik hetzelfde model als bij moderne Asjkenazim toegepast op de gemiddelden van deze twee clusters, waaruit ik eerst vier individuen die op het eerste gezicht afweken van de rest (outliers) en een vermoedelijk gemengd ME/EU individu verwijderd heb.

Tabel 2: model (G25) afstamming van de Erfurtse hoofdclusters
(in %)







Ook hier geldt: de percentages kunnen iets verschillen afhankelijk van het gebruikte model en verschillen ook na het verwijderen van potentiële outliers op individueel niveau. De individuen uit het cluster Erfurt_ME lijken het meest op de moderne Duitse Asjkenazim; m.i. is het aannemelijk dat de oorspronkelijke Asjkenazim uit de steden langs de Rijn (Speyer, Worms, Mainz) er soortgelijk uitzagen. Sommige individuen zouden ook nog West-Mediterraans bloed kunnen hebben. Het cluster Erfurt_EU is sterk vermengd met middeleeuws Slavische bevolkingsgroepen. De individuen zouden deels af kunnen stammen van de oude voor-Asjkenazische joden uit de Slavische landen (Kna'anim), een enkeling mogelijk deels van bevolkingsgroepen uit het Volga-gebied. Tegelijkertijd lijken zij de oer-Asjkenazische bottleneck met het Erfurt_ME cluster te delen, waardoor ik geneigd ben hen grotendeels te zien als nakomelingen van Erfurt_ME-gelijkende individuen. Erfurt_EU zou dan gemodelleerd kunnen worden als ongeveer 60-70% Erfurt_ME, 30-40% middeleeuws Slavisch en 2-5% Aziatisch (Noord-, Oost-, en/of Zuid-Aziatisch).

In tabel 3 zijn een vermoedelijk gemengd ME/EU sample en de vier outliers gemodelleerd zoals boven:

Tabel 3: model (G25) afstamming Erfurt gemengd en outliers 
(in %)









Sample I13861 valt op vanwege vrij hoge Midden-Oosterse waarden en vrij lage Noord-Afrikaanse en middeleeuws-Europese vermenging. Sample I13863 lijkt met een hoog Noord-Afrikaans percentage en het vrijwel ontbreken van middeleeuws Slavisch en Duits bloed mogelijk afkomstig uit de Sefardische of wellicht Provençaalse of Italiaanse wereld. Wel heeft ook zij een "Oost-Aziatisch" percentage. Samples I13862 en I13866 lijken op het eerste gezicht een vrij laag Levants aandeel te hebben, hoewel de som van hun "Levantse" en "Hellenistische" componenten vergelijkbaar is met het Erfurt_EU cluster; zij vallen echter met name op vanwege hun hoge Aziatische percentage, waarvan bovendien het grootste gedeelte Zuid-Aziatisch lijkt te zijn. Vermenging met joodse handelaren uit India via Perzië, Constantinopel en het Donaugebied zou een mogelijkheid kunnen zijn. David van de blog Eurogenes oppert nog de mogelijkheid van vermenging met Roma uit de Balkan, het reizende volk dat daar in de middeleeuwen arriveerde. Misschien hebben we inderdaad te maken met twee leden uit het Erfurt_EU cluster met een overgrootouder van Roma-afkomst. In de huidige Asjkenazim lijkt daar echter weinig meer van terug te vinden.

Zijn de moderne Asjkenazim te modelleren op basis van de Erfurt_ME en Erfurt_EU clusters? Voor de zekerheid voeg ik moderne Sefardim en Mizrahim (hier Iraakse en Iraanse joden) toe. De uitkomsten van het model in tabel 4:

Tabel 4: model (G25) afstamming moderne Asjkenazim
als mix van Erfurt etc. 
(in %)










Een belangrijke kanttekening bij deze tabel is dat ook hier de percentages niet te strikt opgevat moeten worden, in het bijzonder vanwege de overlap tussen de onderzochte componenten; het gaat mij hier om mogelijke trends. Duidelijk te zien is dat de Duitse Asjkenazim het meest lijken op het Erfurt_ME cluster. Niet in de tabel opgenomen zijn Italiaanse joden, daar de precieze aard van die G25-samples mij niet bekend zijn en zij ook veel op het Erfurt_ME cluster lijken. De Duitse Asjkenazim lijken vrij weinig influx te hebben ontvangen vanuit het Erfurt_EU cluster. Het beetje dat zij gekregen hebben hoeft niet direct vanuit dat cluster zelf gekomen te zijn, maar kan ook met latere migraties vanuit Polen meegekomen zijn. Alle Centraal- en Oost-Europese Asjkenazim kunnen gezien worden als grotendeels een mix tussen de Erfurt_ME en Erfurt_EU clusters. Bij met name de Duitse, Poolse en Oekraïense joden zien we een vermoedelijke influx van Sefardisch bloed, terwijl in Litouwen aanwijzingen lijken te zijn voor influx van Mizrahim; wellicht weerspiegelt dit signaal de immigratie van joodse geleerden uit Babylon naar Oost-Europa.

Tot zover. Vormt de toestemming voor de studie onder de voorwaarden van de rabbijn de opmars voor meer onderzoeken in de vele middeleeuwse rustplaatsen die bewaard zijn gebleven? We zullen zien.

zaterdag 4 juni 2022

Meer uit Bragança en Brazilië

In de zoektocht naar de familiebanden van Bento Luis (Alvares), schoonvader van rabbijn Moses Raphael d'Aguilar, waagde ik mij vorige keer aan de grote kluwen van nieuw-christelijke families uit het zestiende-eeuwse Bragança. Hoewel Bento zeker een plaats heeft in dit familienetwerk, blijven de details hierover vooralsnog onopgehelderd. Van zijn tweede echtgenote Violante Henriques is niet bekend of zij uit Bragança kwam.

Abraham d'Aguilar

Wel lijkt er meer duidelijkheid te zijn over de herkomst van één van de takken d'Aguilar, namelijk die van Abraham d'Aguilar. Abraham kwam rond 1620 met zijn echtgenote Violante da Paz (alias Esther of Sara) vanuit Bragança naar Amsterdam. Niet veel later vertrokken zij naar Glückstadt en Hamburg, waar respectievelijk hun kinderen Jacob en Rachel werden geboren. Rachel komt als kind voor in het archief van de Dotar. Abraham werd met zijn gezin genoemd door Isaac de Castro Tartas in zijn inquisitieproces; Violante was namelijk de zuster van zijn moeder, Isabel da Paz (alias Benvenida). Isaac noemde ook zijn grootmoeder, die volgens hem Esperança Rodrigues heette; aangezien zijn grootmoeder van vaderszijde zeker Maria Luis was, moet het hier gaan om zijn grootmoeder van moederszijde, de moeder van Isabel en Violante da Paz.[1]

Op basis van deze gegevens is er een interessante vermelding in het trouwregister van Bragança: op 20 februari 1616 trouwde daar Violante da Paz, dochter van Francisco Gonçalves en Esperança Rodrigues, met Martim Rodrigues, zoon van Baltasar Fernandes en Isabel de Castro. Getuigen zijn [haar oom] Gonçalo Gonçalves en een Henrique Afonso.[2]

In de uitgebreide gegevens die dhr. Cabo heeft verzameld m.b.t. de inquisitiedossiers uit Bragança, waarvoor ik hem niet genoeg kan bedanken, kom ik géén andere Esperança Rodrigues tegen in verband met een Violante da Paz.[3] Het lijkt hier dan ook om het huwelijk te gaan van Isaacs tante met Abraham d'Aguilar (met het voorbehoud dat Violante tussen 1616 en 1621 nog hertrouwd zou kunnen zijn; aanwijzingen daarvoor zijn er echter niet). Abrahams nieuw-christelijke naam was dus naar alle waarschijnlijkheid Martim Rodrigues. Het wordt nu duidelijk waarom zijn nakomelingen in Amsterdam de naam Rodrigues d'Aguilar gingen voeren.

Het is mogelijk om op basis van de verzameling van dhr. Cabo, de volgende kwartierstaat opstellen van de kinderen van Abraham d'Aguilar en Violante da Paz:

1a Jacob (Rodrigues) d'Aguilar, geb. 1623 Glückstadt, begr. 1695 Beth Haim, tr. 1649 Amsterdam Rachel Arias.
1b Rachel d'Aguilar, geb. Hamburg, begr. 1691 Beth Haim, tr. (1) Álvaro Dinis, tr. (2) 1650 Amsterdam Abraham do Vale.

2 Abraham d'Aguilar, (Martim Rodrigues), geb. ~1590 Bragança, begr. 1653 Beth Haim, tr. Bragança 20 februari 1616
3 Violante da Paz, geb. ~1590 Bragança, zuster van Isabel da Paz (Benvenida) die met Cristovão Luis (Abraham de Castro Tartas) was gehuwd.

4 Baltasar Fernandes, geb. ~1563 Bragança, schoenmaker en koopman, tr. voor 1591
5 Isabel de Castro, geb. ~1570 Bragança.
6 Francisco Gonçalves, ("o Merendorum"), geb. ~1557 Bragança, schoenmaker, tr.
7 Esperança Rodrigues, geb. ~1570 Bragança.

8 Diogo Fernandes, ("o Velho"), geb. ~1521 Bragança, schoenmaker, overl. (brandstapel) 27 juni 1593 Coimbra, tr.
9 Isabel Rodrigues, geb. ~1526 Bragança, overl. (brandstapel) 27 juni 1593 Coimbra.
10 Luis de Castro, geb. ~1550 Bragança, leerlooier, overl. voor 1593, tr.
11 Beatriz Nunes, geb. ~1544 Bragança.
12 André Gonçalves, ("o Merendorum"), geb. ~1521 Alcañices (Castilië), schoenmaker te Bragança, tr. (1) Justa Rodrigues, tr. (2)
13 Violante da Paz, geb. ~1516 Bragança.
14 Duarte Garcia, geb. ~1520 Bragança, schoenmaker, overl. voor 1593, tr.
15 Grácia Rodrigues, geb. ~1525 Bragança, overl. 1593-1602.

16 Gabriel Afonso, geb. ~1500, schoenmaker te Bragança, lakenhandelaar te Lissabon, tr.
17 Clara Fernandes, geb. ~1500 Bragança.
18 Francisco Rodrigues, ("o Castellano"), geb. ~1500, woonachtig te Quintela de Lampaças, schoenmaker, tr.
19 Maria Gonçalves, geb. ~1510 Bragança.
20 Pedro de Castro, geb. ~1520 Bragança, tr.
21 Beatriz Rodrigues, geb. ~1520 Bragança.
22 Francisco Álvares, geb. ~1510 Bragança, schoenmaker, tr. (2) Maria de Castro, tr. (1)
23 Mécia Nunes, geb. ~1520 Bragança.
24 Gonçalo Gonçalves, geb. ~1480, schoenmaker te Alcañices (Castilië), tr.
25 Francisca Gonçalves, te Alcañices (Castilië).
26 António da Paz, geb. ~1490 Bragança, tr.
27 Filipa Lopes, geb. ~1490 Bragança.
30 João de Sá, geb. ~1490 Bragança, porteiro, tr. (2) Isabel Álvares, tr. (1)
31 Beatriz de Almança, geb. ~1490 Bragança. 

40 João Luis, van oud-christelijke herkomst, geb. ~1490 Bragança, schoenmaker, tr.
41 Leonor Álvares, geb. ~1500 Bragança.
44 Dinis Álvares, geb. ~1480 Zamora (Castilië), overl. Bragança, tr.
45 Isabel de Castro, geb. ~1480 Bragança.
46 Cristovão da Paz, geb. ~1500 Bragança, tr. (2) N.N., tr. (1)
47 Beatriz de Leão, geb. ~1500 Bragança.

82 = 44 (Dinis Álvares)
83 = 45 (Isabel de Castro)

Het eerste dat opvalt is dat de inquisitiedossiers zodanig gedetailleerd zijn dat we terug kunnen gaan tot de vroege zestiende eeuw. Hiernaast zien we de typische Iberische traditie om kinderen mét familienaam te vernoemen, waardoor binnen een gezin meerdere familienamen voorkwamen. De kwartierstaat bestaat voor een groot deel uit schoenmakers in en rondom Bragança. Verder terug verschijnen immigranten uit Castilië. De betovergrootvader van Abraham d'Aguilar, João Luis, was niet van joodse, maar van christelijke afkomst. Deze João was ook een overgrootvader van Isaac de Castro Tartas en een betovergrootvader van Isaac Orobio de Castro. De grootouders van Abraham d'Aguilar zijn na hun inquisitieproces in Coimbra veroordeeld tot de brandstapel.[4] De ouders van Abraham d'Aguilar zijn tussen 1597 en 1599 ook door de inquisitie onderzocht; hun dossiers zijn helaas nog niet inzichtelijk, maar zouden meer informatie kunnen geven over de leden van hun gezin.

Isaac d'Aguilar en zijn familie

Naast Abraham kwam ook Isaac d'Aguilar, (ook: Isaac Israel d'Aguilar) naar Amsterdam, waar hij in 1620 schatbewaarder werd van het Terra Santa-fonds van de Beth Israel-gemeente.[5] Hij is de vader van Aron, rabbijn Moses Raphael, David en Hanna d'Aguilar. Dit blijkt o.a. uit meerdere documenten waar Moses Raphael én David het patroniem Isaac gebruikten.[6] Opmerkelijk genoeg zijn er géén zeventiende-eeuwse bronnen waaruit verwantschap met de tak van Abraham d'Aguilar blijkt, zoals vanaf halverwege de achttiende eeuw beweerd is. Dat Isaac een broer van Abraham zou kunnen zijn, blijft een mogelijkheid, maar staat zeker niet vast. Het is zelfs niet zeker of Isaac zelf wel uit Bragança komt, hoewel het huwelijk tussen Moses Raphael en de dochter van Bento Luis alsook de vermelding van de kinderen van Moses Raphael, David en Hanna als ontvangers van een legaat van de eveneens uit Bragança afkomstige Jacob del Sotto (Delmonte) wel familiebanden suggereert.

De Amsterdamse notaris Adriaen Lock, van wie veel akten onlangs door de robot getranscribeerd zijn, had de goede gewoonte de leeftijd van zijn comparanten en getuigen te vermelden. Hieruit wordt duidelijk dat Aron rond 1620 geboren moet zijn, Moses Raphael rond 1621 en David rond 1629. De jaartallen suggereren dat zij allen in Amsterdam geboren zijn. Isaac duikt nog op in de Amsterdamse archieven in 1638. Hierna blijft het stil; op de Beth Haim is géén graf van hem bekend - om redenen die zo dadelijk duidelijk worden.

Rond 1641 vertrokken Aron, Moses Raphael en hun zuster Hanna naar Nederlands Brazilië, waar zij zich in Mauritsstad bij Recife vestigden. Moses Raphael werd daar op een gegeven moment rabbijn van de Portugees-Joodse gemeente. Het is waarschijnlijk daar dat hij trouwde met Esther Baruch Alvares, dochter van Bento Luis, die met haar broers vanuit Bayonne naar Brazilië was gekomen.

In de - eveneens getranscribeerde - archieven van de oude W.I.C. is meer te vinden over de Portugees-Joodse gemeenschap in Nederlands Brazilië. Veel leden waren betrokken bij de productie en handel in suiker. Hiernaast bezaten zij vaak slaven - toen al eeuwen gebruikelijk onder de Portugezen. Ook aan Moses Raphael werd in 1650 een slaaf, "de negro genaamd Paulo", verkocht.[7] Moses Raphael werd o.a. vanuit de W.I.C. betaald voor het houden van erediensten. Na de herovering van Nederlands Brazilië door Portugal in 1654 vertrokken de Joodse inwoners weer, grotendeels naar Amsterdam, maar ook naar gebieden als Suriname, Curaçao en Jamaica.

Vader Isaac d'Aguilar is waarschijnlijk rond 1641 eveneens naar Brazilië vertrokken. In 1645 besluit hij terug te keren naar Amsterdam, want hij wordt genoemd als passagier aan boord van de Zeelandia. Zijn echtgenote wordt niet vermeld. Mogelijk was zij toen al overleden, of bleef zij achter in Brazilië of Amsterdam.[8] Het schip kwam echter bij het eiland Wight in noodweer terecht en verongelukte op 29 januari 1646. De meeste passagiers, waaronder vermoedelijk ook Isaac, overleefden dit niet.

Is er meer bekend over Isaac d'Aguilar? Zou hij in Amsterdam getrouwd zijn, nog onder zijn nieuw-christelijke naam? In 1614 trouwde daar een Jácome Rodrigues uit Bragança met Isabel Henriques. Rond 1620 is er een Alonço Fernandes d'Aguilar woonachtig in Amsterdam, die voorkomt in wisselbrieven met Bento Luis uit Bayonne, de schoonvader van Moses Raphael. Zou één van hen identiek aan Isaac zijn?

Het lijkt er niet op. Uit het archief van de oude W.I.C. blijkt dat Isaac in 1635 de W.I.C. verzocht om een vergoeding voor het vertalen van de catechismus in of uit het Portugees, een klus die hij had aangenomen. Later dat jaar krijgt hij deze vergoeding, en wel onder de naam "Francisco Agillar".[9] In hoeverre hij in het familienetwerk uit Bragança past, is nog onbekend. Eveneens blijft onduidelijk wie Isaacs echtgenote was en of er soms via haar een verwantschap met de Del Sotto's liep. Een nader onderzoek naar het familienetwerk van de Del Sotto's kan geen kwaad.

[1] Tribunal do Santo Ofício, Inquisição de Lisboa, proc. 11550 (Joseph de Lis, één van de namen gebruikt door Isaac de Castro Tartas).

[2] Arquivo Distrital Bragança, Paróquia de São João Baptista, registo de casamentos.

[3] J.A. Cabo: gw.geneanet.org/pcardenas.

[4] Tribunal do Santo Ofício, Inquisição de Coimbra, proc. 491 (Isabel Rodrigues), proc. 1732 (Diogo Fernandes).

[5] SA Amsterdam: Archief van de Portugees-Israelitische gemeente, inv.nr. 10, f.25v (1620).

[6] SA Amsterdam: ONA, not. Adriaen Lock (2 augustus 1672); not. Hendrik Schaef (7 maart 1678).

[7] Nationaal Archief: OWIC, inv.nr. 74, scan 477 (13 juni 1650).

[8] Nationaal Archief: OWIC, inv.nr. 63.

[9] Nationaal Archief: OWIC, inv.nr. 14 (3 september 1635), (19 november 1635).