vrijdag 23 april 2021

Verschuivende taalnormen

Om de zoveel tijd laait de discussie weer op over hoe slecht het gesteld is met onze kennis van taal, spelling en ziet menig mens met lede ogen aan hoe het Nederlands een richting op lijkt te gaan die hem niet bevalt.

De reacties zijn vaak nogal heftig van aard: men heeft het over "verloedering", "domme mensen" die "de moeite niet nemen" of haalt steeds dezelfde stokpaardjes van stal: "hun hebben" of "me moeder". Deze gevoelens kwamen bij de Romeinen ook al voor. Tevergeefs, want het huidige Latijn klinkt toch iets anders. Waarom men zo'n sterke betrokkenheid bij dit onderwerp voelt, heeft volgens mij te maken met de sterke verbinding tussen taal enerzijds en het voldoen aan een sociale norm anderzijds.

Laten we wel wezen, het Standaardnederlands, of ABN, is een gestandaardiseerde vorm van onze taal, die in de loop der tijd is gevormd onder invloed van met name Hollands-Brabantse dialecten en de introductie van de Statenvertaling. Met name de schrijvers in de zeventiende eeuw droegen bij aan de specifieke regeltjes van deze standaardtaal. Vervolgens ontstonden nieuwe regels voor spelling, die keer op keer, en niet altijd op een logische manier, veranderden. Omdat deze standaardvorm op school werd en wordt onderwezen, staat een goede beheersing hiervan gelijk aan het voldoen aan een sociale norm die belangrijk wordt geacht, namelijk die van een zekere mate van geletterdheid. Ik ben het ermee eens dat een goede beheersing hiervan op schrift noodzakelijk is om jezelf zodanig uit te kunnen drukken dat het duidelijk is wat je bedoelt. Voor veel mensen staat de standaardnorm gelijk aan hét Nederlands. Tegelijkertijd moeten we beseffen dat het Nederlands meer is dan dat alleen..

Wat bij heel veel mensen niet lijkt door te dringen is dat het Nederlands veel ouder en diverser is dan de taalnorm die als standaardtaal doorgaat en dat de vele levende taalvormen, dialecten en sociolecten die het Nederlands rijk is niet altijd één op één samenvallen met die taalnorm. Elke taalvorm die een moedertaalspreker gebruikt, is een levende taaluiting van die taal, en die laat zich niet in de nauwe regeltjes van één norm persen. In sommige gevallen is er geen duidelijke norm: de verschillende uitspraken van de "r" of het wel of niet uitspreken van een "n" aan het einde van een woord gaan aan de meeste sprekers voorbij. Gebruikt men echter een vergrotende trap met "als" i.p.v. "dan", dan slaan veel mensen op hol. Bij hen zal een sterke neiging om "de grove fout" of  "onvergeeflijke onzorgvuldigheid" te verbeteren ontstaan. Waar de meeste mensen echter géén rekening mee houden, is dat er in descriptieve zin helemaal niet van een fout gesproken kan worden, maar dat het de afwijking van de taalnorm is die door de meeste mensen als taalfout geïnterpreteerd wordt. Dit is een belangrijk verschil. Iemand die "groter als" zegt, heeft de bedoeling om een vergelijking te maken, en gebruikt hier het woord "als" om de vergrotende trap mee uit te drukken. Niets meer, niets minder. Omdat de vorm gebruikt wordt, is het een levende taalvorm. De "fout" komt niet voort uit de constructie an sich, maar uit het feit dat deze afwijkt van de heersende norm - net zoals het snijden van spaghetti of in het openbaar naaktlopen dat is. Voor een spreker van de standaardtaal zou dit inderdaad een onzorgvuldige manier zijn geweest van uitdrukken, maar wie zegt dat de spreker niet in een andere informele vorm van het Nederlands of een dialect sprak? In veel Hollandse dialecten is al sinds de middeleeuwen de vorm "als" in deze constructie gangbaar, evenals in het Duits, waar de vorm het Oud-Duitse "dan" vervangen heeft. Wanneer iedereen om je heen die vorm gebruikt, behalve de juf op school, dan speelt de standaardnorm helemaal niet; je moedertaal leer je immers niet alleen van de juf; in dat geval is het de vraag waar we ons dan zo druk over maken. Aangezien de vorm in de middeleeuwen al voorkwam, had men voor de Statenvertaling zelfs voor "als" i.p.v. "dan" kunnen kiezen!

Nog zo'n zeventiende-eeuwse uitvinding is het verschil tussen "hun" en "hen", bedoeld om in de schrijftaal de derde en vierde naamval uit te drukken. In de praktijk was er eigenlijk allang geen verschil meer tussen deze vormen, en in de spreektaal gebruikt men meestal gewoon "ze" voor het meewerkend en lijdend voorwerp (ik zou in ieder geval eerder "ik zie ze lopen" dan "ik zie hen lopen" zeggen). Een nieuwe ontwikkeling is juist de vervanging van "ze" door "hun". Dit is één van de voorbeelden die als grove schending van de taalnorm wordt ervaren, maar het is wel een levende, voorkomende vorm. Ik houd er ook niet van, maar dat is nu eenmaal hoe het werkt en over enkele honderden jaren weet men niet beter - mits de verandering zich doorzet. De vorm "gij" of het oudere "du" mist ook niemand meer.

Dubbele ontkenningen, daar hebben sommigen ook een hekel aan. Toch was het tot in de zeventiende eeuw gebruikelijk om de constructie "en ... niet" (uit ouder "ne .... niet") te gebruiken. In het Afrikaans en het Frans komen ook zulke constructies voor. Laten we nu eens de volgende zin bekijken: "Dat ga ik nooit niet doen!" Liefhebbers van de standaardtaal zien hierin een dubbele ontkenning, en zouden de zin misschien interpreteren als "Dat ga ik juist wel doen!" Hierbij maken zij de merkwaardige gedachtegang dat de ontkenningen elkaar opheffen, als ware het een vermenigvuldigingssom. Maar dit is taal, géén wiskunde. En als het wel wiskunde was, waarom zou het dan een vermenigvuldiging zijn en geen optelsom? Kijk eerder naar wat de persoon wil zeggen: hij of zij gaat iets écht niet doen, en om dat kracht bij te zetten gebruikt deze de constructie "nooit niet". "Nooit" zegt hier niet iets over "niet", maar zegt hier samen met "niet" iets over de gehele zin. De bedoeling van de constructie is duidelijk. En net als in bovenstaand voorbeeld, geldt hier dat de "fout" normatief van aard is, en de zin waarschijnlijk eerder helemaal geen voorbeeld van Standaardnederlands is, waardoor die norm hier eigenlijk niet zo relevant is.

Nog een voorbeeld waar mensen helemaal gek van worden is "me" i.p.v. "mijn". Ik heb de indruk dat het in de spreektaal meer als "m'n" klinkt, maar wel met een zwakke "n", dus dat het dan voor sommigen meer als "me" klinkt, kan ik mij wel voorstellen. Sterker nog, deze vorm kwam in het Middelnederlands uitgebreid voor in deze functie (net als het Engelse "my") en het is ook dezelfde vorm als in "mevrouw". Wie zich druk maakt over dit gebruik van "me" zou zich dus ook moeten afvragen waarom het Standaardnederlands zo inconsequent is om hier niet "mijnvrouw" te schrijven. Opnieuw een oude, levende vorm, die toevallig niet in de sociale norm van het Standaardnederlands terechtgekomen maar juist op een of andere manier sterk wordt geassocieerd met een lagere opleiding of sociale status.

Een taalnorm die sterk met sociale status verbonden lijkt te zijn versus een scala aan levende taalvormen die hier buiten vallen: wat moeten we er nu mee? We kunnen verschillende kanten op: zorg ervoor dat mensen het Standaardnederlands tot op zekere hoogte goed beheersten op schrift. Ik hecht hierbij belang aan een consequente spelling. Zelf houd ik wel van een spelling die logisch en functioneel is, maar die ook deels rekening houdt met etymologie. Soms schrijf ik dan "ethnisch" i.p.v. "etnisch", veel Latijnse woorden met een "k", zoals "vakantie" zouden dan eigenlijk met een "c" ("vacantie") geschreven moeten worden en veel Griekse met een "c" met een "k". Ook zouden o.a. de "tussen-n"-regels van de jaren '90 dan teruggedraaid moeten worden. Dat laat ik maar echter zo, want ik ben er mee opgegroeid. Sommige fenomenen vind ik inconsequent: waarom schrijven we "tweede" i.p.v. "twede"? Waarom is het "rijwiel" en geen "rijdwiel"? Regels over hoofdletters en streepjes beschouw ik als volstrekt irrelevant; laat ieder hier maar doen wat hij zelf logisch vindt, als het maar wel consequent is in officiële documenten. Belangrijker dan spelling lijkt me echter begrip van een goede woordenschat en het kunnen opbouwen van teksten om jezelf in uit te drukken. Aan hen die zich heel druk maken over het overschrijden van de huidige taalnormen: ontspan, besef dat de meeste mensen meestal helemaal geen Standaardnederlands spreken, maar informele vormen, die hier ook sterk op kunnen lijken, en die dus ook hun weg in appjes vinden. In die context heeft het dan ook géén zin om mensen terecht te wijzen op hun fouten - daarbuiten is dit trouwens ook een vervelende eigenschap. En onthoud dat de norm verschuift: Couperus had het over "schrikte" i.p.v. "schrok" en als je nu zou spreken als Van Mierlo of Van Dis denkt men ook dat er iets met je aan de hand is. Bovendien heeft de norm wellicht, evenals de schoolmeester, aan gezag ingeboet, waardoor als informeel ervaren varianten, die voor veel mensen "gewoon" bij hun moedertaal horen en er altijd geweest zijn, naar boven komen drijven.

woensdag 21 april 2021

Saraiva alias Senior Coronel, deel 5

(vervolg van deel 4)

In de voorgaande delen behandelde ik de "traditionele" afkomst van de familie Senior Coronel, ging ik in op de families Saraiva en Coronel uit Galicië en de verschillende David Senior Coronels die er waren. Voordat ik een overzicht kan geven van de gehele familie Senior Coronel gedurende de zeventiende en achttiende eeuw, zijn er nog enkele zaken die ik belangrijk vind om te bespreken. Het betreft hier met name de oorsprong van de takken die zich met name in de achttiende eeuw uitbreidden.

1. De afstamming van Moses de Isaac Senior Coronel

Moses de Isaac Senior Coronel (1664-1729) is de stamvader van een uitgebreide tak Senior Coronel te Amsterdam, waarvan halverwege de achttiende eeuw ook leden te Londen woonachtig waren. Bij eerste huwelijk in 1689 met Jael Musaphia vermeldt hij dat hij in Amsterdam geboren was en zijn ouders reeds overleden waren. Zijn broer Salomon treedt op als getuige. Moses wordt soms als zoon van de “Amsterdamse” Isaac Senior Coronel (alias Pedro Homem Coronel), zoon van David Senior de oudere gezien. Dit is gezien zijn geboortejaar onwaarschijnlijk; Isaac was toen nog met zijn echtgenote Sara Sarfaty Pina gehuwd, die vóór 1610 geboren moet zijn. Het huwelijk van Moses’ broer Salomon uit 1681 geeft een duidelijk beeld: Salomon geeft aan in 1652 in Brazilië geboren te zijn. Aangezien niet de Amsterdamse Isaac, maar diens gelijknamige Hamburgse neef in Brazilië geweest is, moeten we concluderen dat Moses en Salomon tot de Hamburgse tak behoren.

2. De joodse naam van António Saraiva

Volgens Cassuto (1900) was António Saraiva, broer van Duarte Saraiva de oudere (alias David Senior Coronel) en stamvader van de Hamburgse tak, dezelfde persoon als Abraham Senior Coronel, die circa 1665 overleed.[1] De Hamburgse Abraham liet zich in 1632 inschrijven bij de Dotar in Amsterdam en is naar alle waarschijnlijkheid de Abraham Senior Coronel die eind 1664 op de Beth Haim begraven werd.[2] Een lijst van Portugese gezinshoofden te Hamburg in 1617, behandeld door di Leone Leoni en Salomon (2001), suggereert echter een andere alias: naast Abraham Coronel en Jacob Coronel (aliassen van de gebroeders Lopes Coutinho), staat er géén Abraham Senior (Coronel) op de lijst, maar wél een Salomon Senior (Selomoh Senjor). Zij menen dan ook dat António’s alias niet Abraham, maar Salomon was, een suggestie die ik onderschrijf. De Hamburgse Abraham Senior Coronel zou dan eerder naar één van zijn zoons verwijzen.[3] Ik vermoed dat het hier om Diogo gaat, die dan dezelfde alias als zijn grootvader Diogo de Pina (alias Abraham Milano) zou hebben aangenomen. De Hamburgse Abraham woonde aan het begin van de jaren 1650 in Amsterdam, toen hij zijn echtgenote Sara Hana en een dochter liet begraven op de Beth Haim. Deze jaartallen vormen nog een aanwijzing dat niet António, maar zijn zoon als Abraham door het leven ging.

3. De tak uit Smyrna

Naast de afstammelingen van Moses de Isaac Senior Coronel, wordt een belangrijk deel van de familie gevormd door nakomelingen van David Senior Coronel, die aan het einde van de zeventiende eeuw in Smyrna leefde. In het eerste gedeelte van de achttiende eeuw kwamen zijn zoons naar Amsterdam. Tussen Davids zoon Salomon en diens broers ontstond onmin, omdat Salomon volgens de anderen te ongehoorzaam was geweest naar zijn ouders toe.[4] Onder de inschrijvingen van de Dotar te Amsterdam vinden we een belangrijke aanwijzing over Davids afkomst. In 1721 nam de reeds oude David Senior Coronel “de Esmir” de inschrijving “de seu pai Abraham Senior Coronel” over. Het gaat hier om de inschrijving die de onder punt twee genoemde Hamburgse Abraham opende. David zal rond 1650 in Amsterdam geboren zijn, of mogelijk iets eerder in Hamburg. Het is onduidelijk waarom hij pas meer dan vijftig jaar na het overlijden van zijn vader zijn opwachting maakte bij de Dotar. Mogelijk was hij jarenlang niet op de hoogte van de inschrijving of speelde deze vanuit Smyrna geen grote rol. We moeten concluderen dat Davids nakomelingen, evenals die van Moses, uit de Hamburgse tak stammen.

4. De Surinaamse David de Joseph Senior Coronel

Halverwege de jaren 1730 duikt in Suriname David de Joseph Senior Coronel op. Hij trouwde er met Sara de Isaac Haim d’Aguilar en kreeg er één zoon. David was moher (ritueel besnijder) op de Jodensavanne en overleed daar in 1740. Voordat hij naar Suriname vertrok, werd hij in 1734 te Amsterdam meerdere malen genoemd bij de afwikkeling van de erfenis van zijn vader Joseph. Hij deelde de nalatenschap met zijn zes zusters. Hun vader Joseph was de zoon van David Senior Coronel en Reijna Penso. Over de afkomst van deze tak bieden de registers van de Dotar opnieuw waardevolle informatie. In hetzelfde jaar als de afhandeling van een deel van Josephs nalatenschap (1734) nam de later naar Suriname vertrokken David de inschrijving bij de Dotar van zijn vader Joseph over (het begraafregister van de Beth Haim vermeldt opmerkelijk genoeg 1724 als Josephs overlijdensjaar). Joseph had de inschrijving 1695 van zijn broer Isaac overgenomen, die hem in 1677 weer van hun vader David had geërfd. Het gaat hier om de kleinzoon van David Senior Coronel de oudere (Duarte Saraiva), die de inschrijving na terugkeer uit Brazilië van zijn grootvader had overgenomen. Het huwelijk tussen David en Reijna Penso, die Davids derde echtgenote geweest moet zijn, vond circa 1665 plaats, maar is niet in Amsterdam geattesteerd.

5. Overige Coronels en Saraiva’s in Amsterdam

Gedurende de zeventiende eeuw kwamen er in Amsterdam ook Coronels voor (zonder het naamdeel Senior) die niet van Duarte en António Saraiva afstamden, maar waarschijnlijk voor het grootste deel tot de familie van de gebroeders Lopes Coutinho (alias Coronel) behoorden. Hiernaast kwamen er in de tweede helft van deze eeuw enkele Saraiva’s vanuit Bordeaux naar Amsterdam die wellicht tot andere afstammelingen van de Galicische familie behoorden.


[1] Cassuto, A., Neue Funde zur ältesten Geschichte der portugiesischen Juden in Hamburg (1900).

[2] SA Amsterdam, archiefnr. 334, inv.nr. 1141-1185, Santa Companhia de Dotar Orfas e Donzelas.

[3] di Leone Leoni, A., Salomon, H.P., 'La Nation portugaise de Hambourg de 1617 d'après un document retrouvé', in: Méchoulan, H., Nahon, G. (eds.), Mémorial I.-S. Révah: Études sur le marranisme, l'hétérodoxie juive et Spinoza (2001), p.263-295.

[4] SA Amsterdam, ONA, notaris Benjamin Phaff, attestatie (28 augustus 1736).


zondag 18 april 2021

Saraiva alias Senior Coronel, deel 4

(vervolg van deel 3)

Wij keren terug naar de familie Saraiva of Senior Coronel, de Amsterdamse familie die van Duarte Saraiva alias David Senior (Coronel) en zijn verwanten in Hamburg afstamt. In dit deel wordt iets meer duidelijk over de verschillende Duartes en Davids.

In hun stuk over onder meer de oudere Duarte Saraiva, alias David Senior Coronel, maakt het echtpaar Wolff duidelijk dat er in Pernambuco (Brazilië) drie David Senior Coronels leefden, die eerder als één of twee personen gezien werden.[1] Zij baseren zich hier allereerst op de verschillen in hun handtekeningen. De eerste is de oudere Duarte, alias David Senior (Coronel), die rond 1570 werd geboren, in 1598 te Amsterdam met Maria Nunes trouwde, vrij vroeg handel dreef in en met Antwerpen, Bordeaux en Brazilië, en rond 1636 naar Recife vertrok, waar hij in of vlak voor 1651 overleed. De tweede David, ook bekend als Duarte Saraiva jr., is zijn kleinzoon, zoon van Isaac Senior (alias Pedro Homem Coronel), geboren in Pontevedra in Galicië ca. 1625. Hij vertrok op vrij jonge leeftijd naar Brazilië, waar hij waarschijnlijk met zijn eerste echtgenote Flora Senior gehuwd was. Rond 1651 keerde hij terug naar Amsterdam, waar hij in het huwelijk trad met zijn tweede echtgenote Sara Ereira. Hij overleed in 1676 en ligt op de Beth Haim begraven. De derde David Senior Coronel in Brazilië was afkomstig uit Hamburg, en betreft de zoon van Antonio Saraiva Coronel. Ook hij keerde na 1651 terug naar Amsterdam, en overleed daar waarschijnlijk in 1675. 

Het echtpaar Wolff wijst op nog een belangrijke bron: de Santa Companhia de Dotar Orfas e Donzelas, of de Dotar, de in 1615 opgerichte organisatie die zich o.a. bezighield met de bruidsschatten t.b.v. armere Portugees-Joodse dochters.[2] Veel leden van de Portugees-Joodse gemeenschap beschikten over een inschrijving bij deze organisatie. De inschrijving van Duarte de oudere werd in 1655 overgedragen op zijn kleinzoon David. Ook Isaac, vader van kleinzoon David, bezat een eigen inschrijving. Hiernaast stond David Senior Coronel “uit Hamburg” bij de Dotar ingeschreven. Zijn inschrijving ging over op zijn zoons, eerst Jacob, daarna Joseph.

Dat er drie verschillende David Senior Coronels in Brazilië zijn geweest, is nu wel duidelijk. Uit notariële stukken blijkt echter dat er nog een vierde David Senior, alias Duarte Saraiva jr. geweest is, een zoon van Duarte de oudere. In 1645 wordt hij genoemd bij een overeenkomst met “Duarte Saraiva, zijn vader” met betrekking tot een wisselbrief van 13.330 gulden.[3] Dit moet de David Senior zijn die te Amsterdam in 1638 met Esther Rodrigues Portalegre gehuwd was. Getuige hierbij was zijn moeder Maria Nunes. Uit dit huwelijk werden twee jong overleden kinderen geboren. David zelf overleed in 1656 en werd op de Beth Haim begraven. In tegenstelling tot zijn vader, neefje en neef is hij niet naar Brazilië gegaan. Ook bezat hij geen inschrijving bij de Dotar. Het echtpaar Wolff vermeldt hem dan ook niet in hun stuk. Ik heb hem zelf eerst verward met zijn Hamburgse neef, te meer omdat hij dezelfde voornaam droeg als zijn vader, iets dat in joodse kringen ongebruikelijk was. Verwarring met zijn neefje, die ook geregeld als Duarte Saraiva jr. te boek staat, is ook niet altijd te voorkomen.

Persoonsverwarring binnen deze familie blijft de rest van de zeventiende eeuw mogelijk; Isaac Senior (alias Pedro Homem Coronel), de zoon van Duarte de oudere, is niet naar Brazilië gegaan, maar zijn gelijknamige neef Isaac Senior Coronel uit Hamburg wel. Aan het einde van de eeuw duiken meerdere David Senior Coronels op van wie de meeste takken van de huidige familie Coronel afstammen. Het is nog niet altijd duidelijk wie van wie afstamt.

(vervolg: deel 5)

[1] Wolff, E., Wolff, F., 'Mistaken identities of signatories of the congregation Zur Israel, Recife', Studia Rosenthaliana, vol. XII (1978), p.91-107.

[2] SA amsterdam, archiefnr. 334, inv.nr. 1141-1185, Santa Companhia de Dotar Orfas e Donzelas.

[3] SA Amsterdam, ONA, Notaris Schaep (22 december 1645).


zaterdag 17 april 2021

Wat is uw naam eigenlijk?

Momenteel ben ik de Jiddische namen van mijn Asjkenazische voorouders aan het toevoegen (nog niet online). Vanaf generatie 9 en verder terug zullen dit de primaire namen geweest zijn van deze mensen en lijkt het mij dus beter om hen onder deze naam te vermelden, i.p.v. onder hun civiele naam. Op deze manier wordt veel duidelijker waarom zij bepaalde aliassen aannamen (bijv. Ber b. Lemel, alias Barend Lamberts). Deze laat ik uiteraard wel achter de primaire naam staan, anders wordt het wel heel lastig om ze in de bronnen terug te vinden.

Voor recentere generaties - de mensen geboren vanaf het einde van de achttiende eeuw - laat ik de civiele naam als primaire naam staan en voeg ik de Jiddische naam bij. Dit heeft te maken met de maatschappelijke ontwikkelingen vanaf de Franse tijd. Joden werden genaturaliseerd tot Nederlander. Hierbij hoorden het overstappen op een naam die officieel in de burgerlijke stand werd vastgelegd en het leren van de Nederlandse taal. De hogere klasse kon zich in deze tijd prima uitdrukken in het Nederlands, maar de grote massa sprak nog altijd Jiddisch, in het bijzonder de West-Europese variant. Toen koning Willem I in 1817 onderwijs in het Jiddisch verbood, verdween de taal vrij snel. Na 1850 werd het Jiddisch vrijwel niet meer gesproken, en liet het slechts sporen na in de (met name) Amsterdamse dialecten.

Afgelopen jaar bezocht ik o.a. het graf van voormoeder Frederika Winkel (1822-1907). Na enig puzzelen kom ik tot de conclusie dat haar Joodse voornaam Fegle was. Meestal wordt deze naam als Vogeltje of Abigaël vertaald. Fegle is een vreemde naam binnen de familie Winkel, terwijl ik zou verwachten dat zij als derde dochter naar een naast familielid vernoemd zou zijn. Mijn hypothese is dat zij binnen een voornamelijk Nederlands sprekend gezin is geboren, als Frederika vernoemd is naar haar overgrootmoeder Vrouwtje (Fraadche) Stibbe en eigenlijk nooit van een Jiddische naam gebruik heeft gemaakt. Alleen bij gebeurtenissen als het religieus huwelijk zou de naam genoteerd zijn. Misschien dook het vraagstuk pas op tijdens het beitelen van de grafsteen, en in alle haast maar besloten om Fegle op te schrijven. Overgrootmoeder Fraadche was toen al meer dan een eeuw geleden overleden. In plaats van het kiezen van een Nederlandse naam bij een Jiddische, zou het hier dus omgekeerd zijn geweest.

vrijdag 16 april 2021

Asjkenazische voornamen

 De Asjkenazische of Hoogduitse joden droegen voornamen met een verschillende herkomst. Deze kunnen worden verdeeld in de volgende groepen:
  • Oud-Testamentische (Hebreeuwse) namen (Abraham, Jacob, Rebecca).
  • Bijbelse namen met een andere herkomst (Alexander).
  • Overige Hebreeuwse namen (Baruch, Simcha).
  • Latijnse namen (Anselmus, Benedictus).
  • Oud-Franse namen (Bonom, Beile, Jentel).
  • Oud-Duitse namen (Gumprecht, Hirsj, Golde).
  • Namen met onbekende herkomst (Gnanna, Tsier).

Soms was er binnen de gemeenschap sprake van dubbele Hebreeuws-Jiddische naamparen, bijv. Efraïm-Gumprecht, Juda-Leib, Issachar-Ber, Tsvi-Hirsj, Asjer-Lemel, Eliëzer-Soesman, waarbij men meestal onder de Jiddische naam door het leven ging, en de Hebreeuwse naam slechts in religieuze documenten of grafstenen opdook. Hiernaast stonden zij in de niet-joodse wereld regelmatig onder een "civiele" of "geassimileerde" naam bekend, die vaak in klank op de Hebreeuwse of Jiddische naam leek, bijv. Barend (i.p.v. Ber), Coenraad (i.p.v. Jekutiël), Philip (i.p.v. Feibisj) of Anna (i.p.v. Hindele). Soms vermengden zich hierbij namen die een verschillende oorsprong hadden, bijv. Leib en Levi. Duidelijke regels voor het aannemen van civiele namen bestonden niet.

Onderstaande lijst van Asjkenazische voornamen heb ik samengesteld op basis van de Ele Toldot, het begraafregister van de Frankfurtse joden (door S. Ettlinger) en gegevens uit de database van de Asjkenazische gemeenschap van Amsterdam (door M. Mossel). Asjkenazische voornamen kenden vele varianten en spellingswijzen. De lijst bevat niet alle varianten en ook zeldzame namen zullen hier niet in voorkomen. In de toekomst hoop ik de lijst bij te slijpen en aan te vullen.

Mannen

Aäron (bibl. Hebr. Aharon), Aron, civ. Arend, Arie.
Abraham (bibl. Hebr.), Abram, Awraham, Awrom, Aberle, Aberlin.
Akiba (Hebr.), Akiwa, Kiefe, Kiewe, civ. Jacob.
Alexander (bibl. Grk.), Sander, Sender, Senderle (v).
Anselmus (Lat.), Anselmlin, Ansjel, Amsjel, Lemel, Lemle, Lemlin, Leman, dubbelvorm: Asjer-Lemel, civ: Andries, Lambert, Leo, Leonard. Vervangt vaak Asjer.
Arje (bibl. Hebr. 'leeuw'), dubbelvorm: Arje-Leib, Arie-Leib, civ. Levi.
Asjer (bibl. Hebr.), Asser. Vaak vervangen door Anselmus.
Avigdor (bibl. Hebr.), Abigdor, Awigdor, civ: Victor.
Azriël (bibl. Hebr.), Azri’el, civ. Israël.
Baruch (bibl. Hebr.), Boruch, vaak vervangen door Benedictus, civ. Barend.
Benedictus (Lat.), Bendit, vervangt vaak Baruch.
Benjamin (bibl. Hebr. Binjamin), Binman. Geassocieerd met de wolf, waaruit Benjamin-Wolf.
Ber (Dui ‘beer’), geassocieerd met Issachar; Beer, Berle, Berman, dubbelvorm Issachar-Ber, civ. Berend, Barend, Bernard.
Betsalel (bibl. Hebr.), civ. Salomon.
Bonem (Oud-Fra. bon-homme), mogelijk ook Gutkind, civ. Benjamin.
Chajim (Hebr.), civ. Heijman, Hendrik.
Chananja (bibl. Hebr.).
Chanoch (bibl. Hebr.), Hennech, civ. Hendrik, Elias.
Daniël (bibl. Hebr.), soms civ. vorm van Jechiël.
David (bibl. Hebr.), Dovid, Devle, Devlin, Tevle.
Efraïm (bibl. Hebr.), vaak vervangen door Gumprecht of Fisjel.
Elchanan (bibl. Hebr.), Elhon, Elkan, Henle, civ. Elkan, Jonas.
Eleazar (bibl. Hebr. El’azar), Lazer, Lazarus. Soms vermengd met Eliëzer.
Eliau (bibl. Hebr. Eliahu), Elia, Elje, civ. Elias.
Eliëzer (bibl. Hebr.), Leizer, Lieberman, Liebman, Liepman, Leefman, (Zeligman, Soesman), civ. Levi, Leendert. Soms vermengd met Elazar.
Eljakim (bibl. Hebr.), vaak vervangen door Godschalk, soms Godlieb, Godfried.
Enos (bibl. Hebr. Ennosj), Annas, civ. Andreas.
Falke (Dui ‘valk’), geassocieerd met Josua; Felkel.
Feibisj (ouder Wiwis  < Lat. Vivianus), vertaling van Uri; Fievelman, Faibesj, Faibisj, Fais, Feis, Baifis, Faibelman, Fail, Fajel, Faidel, Feidel, Feitel, civ. Philip.
Fisjel (Dui), civ. Vissel, Visser, vervangt vaak Efraïm.
Gabriël (bibl. Hebr.), Gawriël.
Gedalja (bibl. Hebr. Gedaljahu), Gadle. civ. Daniël.
Godschalk (Oud-Duits), Getschlik, Gets. Vervangt vaak Eljakim. Zie ook Godlieb, Godfried.
Gumprecht (Oud-Duits), Gumpricht, Gumpert, Gompert, Gumpel, Gimpel. Gaat vaak samen of vervangt Efraïm of Mordechai.
Gerson (bibl. Hebr.), Gersjom, Gersjel, civ. Gerrit, Karsten.
Granom (Oud-Fra. 'grand homme').
Hirsj (Dui ‘hert’), geassocieerd met Naftali en Tsvi; Hirts, Herts, Hirsjle, Hersjel, dubbelvorm: Naftali-Hirsj, Tsvi-Hirsj, civ. Hartog, Hendrik.
Hizkia (bibl. Hebr. Hizkijahu).
Immanuël (bibl. Hebr.), Emanuel, Manuel.
Isaäk (bibl. Hebr. Jitschak), Itsek, Aizak, Aizek, Eizik, Iselin, Aiseman, Zeklin, Zekkel, Zekle.
Isaï (bibl. Hebr. Jisjai), Jisje, Jesse, civ. Isaäk, soms overlap met Jesaja.
Israël (bibl. Hebr. Jisra’el), Jisrol, Isserle, civ. vorm van Azraël.
Issachar (bibl. Hebr. Jissachar), Socher. Geassocieerd met de beer, waaruit Issachar-Ber, zie Ber. Soms vermengd met Zacharias.
Jacob (bibl. Hebr. Ja'akob), Jaäkow, Jakef, Jokef, Jekkel, Jokkel, Joukel, Koppel, Kofman.
Jechiël (bibl. Hebr.), Jihiël, Jahel, civ: Michaël, Michiel, Daniël, Achilles.
Jedidja (bibl. Hebr.), Tija.
Jehezkel (bibl. Hebr.), Hezkel, Hesse, Heskin, civ. Ezechiël.
Jekutiël (bibl. Hebr.), Kussel, civ. Coenraad.
Jeremia (bibl. Jirmijahu), Jerme.
Jesaja (bibl. Jesjajahu), Sjai, civ. Esaias, Isaï, Josua, soms overlap met Isaï.
Joachim (bibl. Hebr. Jehojakim), Jojakim. civ. Jochem.
Jochanan (bibl. Hebr.), Jochonon, civ. Johan.
Joël (bibl. Hebr.), civ. Godefroi.
Jom-Tov (Hebr.), Jontof, civ. Jonas.
Jona (bibl. Hebr.), Jone, civ. Jonas.
Jonatan (bibl. Hebr.), vaak vervangen door Theodoros.
Josef (bibl. Hebr.), Jossel, Josselin, Josselman, Jozele, Jozale, Juzle, Juzman, Juzfe, Juzpe, Juzbel, Jessel, civ. Joost.
Josua (bibl. Hebr. Jehosjua), Hosske, Hesjel, civ. Hessel, Joost. Geassocieerd met de valk, zie Falke.
Juda (bibl. Hebr. Jehuda), Judele, Judeman. Civ. Joost, Justus. Geassocieerd met de leeuw, waaruit: Juda-Leib, zie Leib.
Kalonymus (Grk.), Kalman, civ. Salomon, Karel.
Kosser (onbekend), Kosman, Kosjma, Kossel, civ. Mozes.
Leib (Dui ‘leeuw’), Lewe, Löw, Löb, Lehman, vervangt vaak Juda, dubbelvorm Juda-Leib, civ. Levi.
Levi (bibl. Hebr.), Lewi, Leiwe, Libman, Lieberman, civ. overlap met Leib.
Manasse (bibl. Hebr. Menasje), civ. Manus, soms overlap met Menachem.
Mattitjahu (bibl. Hebr.), Mattes, civ. Mattheus, Matthis.
Meïr (Hebr.), Mayer, Meyer, Meijer.
Menachem (bibl. Hebr.), Menacheim, Menchin, Man, Mannes, Manes, Menke, Mendel, Mendlin, civ. Emanuel, Hermanus, Magnus.
Mesjullam (bibl. Hebr.), Mesjullom, Mesjle, Simmel, Semmelin, Zemmel, Zalman, Zussel, Zusman, civ. Salomon.
Michaël (bibl. Hebr.), Michel, Michoël. Vaak civ. vorm van Jechiël.
Mordechai (bibl. Hebr.), Merdche, Mordechai-Gumprecht, civ. Marcus, Marx, Max.
Mozes (bibl. Hebr. Mosje), Mosjel, Moseman, civ. Maurits.
Nachum (bibl. Hebr.), Nachman, Nem, Nenlin, civ. Jochem, Nathan.
Naftali (bibl. Hebr.), Naftoli. Geassocieerd met een hert, waaruit Naftali-Hirsj, zie Hirsj.
Natan (bibl. Hebr.), Nate, Nosen, Nos.
Nataniël (bibl. Hebr. Netan'el), Netanel civ. Natanaël.
Nehemia (bibl. Hebr.), Nehemjo, Nechemja (Neme), civ. Jochem.
Pesach (bibl. Hebr.), civ. Paas.
Petachja (bibl. Hebr.), Pesachja, Psachje, civ. Zacharias.
Pinchas (bibl. Hebr. Pinechas), Pinechos, Pinche, Pinkes, vaak vervangen door Zeligman, civ. Benedictus, Phineas.
Rafaël (bibl. Hebr.), Refoël, Raffel.
Ruben (bibl. Hebr. Re’uben), Reuven, Reuwen, civ. Rudolf.
Saädja (Hebr.), civ. Jesaja.
Sabbatai (bibl. Hebr.), Sjabbetai, Sjabbesai, Sjeftel.
Salomon (bibl. Hebr. Sjelomo), Sjlomo, Sjlome, Sjlom, Sjlum, Zalman, Zalm.
Samuel (bibl. Hebr. Sjemuel), Sjmuel, Sjmueil, Zanwil, Zanwel, Sannel.
Saul (bibl. Hebr. Sja'ul), Sjojel, civ. soms Samuel.
Schoneman (Duits), Sjoneman.
Senior (Lat.), Sjnejur. Vaak vervangen door vormen met Süss.
Simcha (Hebr.), Simche, Simle, Simmel, Zimle, civ. Simon.
Simeon (bibl. Hebr. Sjimeon), Sjimon, Simmel, Sjimmel, civ. Simon. Geassocieerd met de wolf, waaruit Simeon-Wolf (zie aldaar).
Simson (bibl. Hebr. Sjimsjon), Simmel, civ. Samson.
Sjalom (bibl. Hebr.), Sjolom, Sjolem. civ. Salomon.
Sjemaja (bibl. Hebr.), Sjmaje, civ. Simon.
Süss- (Duits), Zus, Zis, Zuslin, Zussel, Zissel, Ziskind, Zusman, Zisman, civ. Alexander, Sigismund, Sigmund.
Tanchum (bibl. Hebr.), civ. Daniël.
Theodorus (Grk.), Todres (vertaling van Netanel).
Tobias (bibl. Hebr.), Towija, Tovija, Towijo, Towje.
Tsadok (bibl. Hebr.), Tsodok, Tsodek, civ. Zadok.
Tswi (Hebr. 'hert'), vertaald als Hirsj, dubbelvorm: Tswi-Hirsj.
Uri (bibl. Hebr.), vertaald als Feibisj, dubbelvorm: Uri-Feibisj.
Uriël (bibl. Hebr.).
Wolf (Dui ‘wolf’), geassocieerd met Benjamin of Simeon, dubbelvorm: Benjamin-Wolf, Simeon-Wolf.
Zacharias (bibl. Hebr. Zecharja), Zecharjo. Soms civ. variant van Issachar.
Zeligman (Dui), vaak vertaling van Pinchas, Zelig, Zelkle, civ. Salomon.

Vrouwen

Batseba (bibl. Hebr. Batsjeba), Batsjewa, Berseba, Sjewe.
Bauerlein (Dui), Bajerlin, Bajerle.
Beile (Oud-Fra. ‘la belle’), Beile, Bele, Bela, Beilche, civ. Beletje, Betje, Mietje, Elisabeth, Isabella, Sybilla.
Beslein, (Dui?), Besselin, Beslin, Besle, Beschen.
Bilha (bibl. Hebr.), civ. Sybilla, Petronella.
Bloeme, (Dui), Bloem, Blimel, Blimlen, Blimle, Blimchen, civ. Flora, Pauline.
Bonne, (Oud-Fra. ‘la bonne’), Bone, Boene, Bonnelin, Bonele, Binlin, Binchen, verm. ook Bule, Boele. Civ. Bele, Abigaël.
Braune, (Dui), Brune, Brunechin, Brenlin, Brendlin, Brendle, Brendel, Brinlin, Breinlin, Breinle, Breinche, Brijntje, Bruintje, civ. Branca, Bartha, Bertha.
Briefchen, (Dui), Betje, Franca.
Chaja, (Hebr.), Haje, Hailin, Haile, Haiche, civ. Anna, Eva, Geesje, Catharina, Clara, Helena, Kaatje.
Chava, (bibl. Hebr.) Chawe, Chewle, Chewche, civ. Eva.
Clara, (Lat.), Klerchen, vervangt vaak Gelbe (Gelle), Chaja.
Debora, (bibl. Hebr.), Devora, Dvore.
Dina (bibl. Hebr.), Dino, Dine, Dinchen.
Dolce (Lat. dulcis ‘zoet’), Doltse, Dolts, Dortse, Telts, Teltsche, Tertsche, civ. Elsje, Aaltje, Tuijtje, Theresia, Dorothea.
Edel (Dui Adelheid), Adel, Edlin, civ. Elise, Adelheid, Aaltje.
Elle, (mog. Elisabeth), Elchin, Elchen, Ella.
Esperance, (Oud-Fra.), Esperantsa, Sperantsa, Sprintsa, Sprints, Sjprints, Sjprintschen, civ. Prinsje, Esperance, Sara, Sophia.
Ester, (bibl. Hebr. < Babylonisch Isjtar).
Freude, (Dui), Fraide, Fraadle, Fraadche, civ. Vrouwtje, Veronica, Frederika.
Fromut (Dui), Frummet, Frommet, civ. Femmetje, Vrouwtje, Veronica.
Gelbe (Dui), Gele, Geile, Gelche, Gelle, civ. Clara, Caroline.
Glück (Dui), Glukche, Glik, Glikche, Glikkel, civ. Clara.
Gnanna (onbekend), Gnendel, Gnendle, Nenchen, Nendlin, Nennele, Knendele, civ. Nanette, Jeannette, Caroline, Catharina, Cornelia.
Golde (Dui), Golda, Goldchin, Geldchen, Goudje.
Gumpchen (Dui Gumprecht), Gimpchen.
Gute (Dui), Guta, Gutlin, Gitlin, Gitle, Gittel, Goedje, civ. Catharina, Grietje, Jetta, Judith.
Gutelinde (Dui).
Guthail (Dui), verm. Hal, Heilchen.
Gutrot (Dui), Gutrut, Gutrat, civ. Judith, Geertruid.
Hadassa (bibl. Hebr.), Hadas, geassocieerd met Ester.
Hanna, (bibl. Hebr.), Hanne, Hanle, Henlin, Hennel, Henchen, Enlin, civ. Hanna, Anna, Annetje.
Hindele (Dui Hinde), Hinde, Hindin, Hindlin, Hindle, Hindchen, Hendle, Hundgen, Hondje, civ. Hanna, Anna, Annetje.
Hitsle (Dui), Hitske, Hitsel.
Jachent (mog. uit Hyacinth), Jachet, Jachit, civ. Agatha, Jacoba, Jacomijn, Jetta, Kaatje, Rachel.
Jaël (bibl. Hebr.).
Jentel (Oud-Fra. ‘la gentille’), Jente, Jentle, Jent, Jindle, civ. Jannetje, Jette, Judith, Henriëtte.
Jochebed, (bibl. Hebr), civ. Eva, Jacomijn.
Judith, (bibl. Hebr. Jehudit), Judis, Juddes, Judde, Jute, Judle, Judlen, Jutlen, Jidlin, Jidle, Jidchen, civ. Jette, Henriëtte.
Kelila, (Hebr. ‘laurierkrans’), Keila, Keile, civ. Kaatje, Keetje, Clara.
Kindlein, (Dui), Kendele, Kinnel, Kindel, Kinle, civ. Catharina.
Krönlein, (Dui), Kreinle, Kreinlin, civ. Caroline, Clara.
Lea (bibl. Hebr.), Lejo, Leje, civ. Leentje.
Libbet (mog. uit Elisabeth of Liebheid), Libbes, Lippet.
Liebe (Dui), Liebin, Lebe, Lieble, Liebche.
Maid (Dui), Maide, Maidin, Maida, Maidle, Maidlin, Maadle, civ. Matje, Mietje, Amalia.
Malka, (bib. Hebr. ‘koningin’), Milka, Malche, Melchen, soms vertaald als Reijntje, civ. Marianne, Magdalena, Mietje, Mijntje.
Mamle, (onbekend), Memelin, Meimle, civ. Amalia, Maria.
Margalit (Hebr.), Margolis, civ. Grietje, Margaretha, Marianne, soms vertaald als Perle.
Marta (Hebr.).
Michal (bibl. Hebr.), Michle, civ. Mijntje, Marianne.
Minne (Dui), Minnechin, Minle, Mindle, Mindlin, civ. Mijntje, Mietje, Helena, Leentje, Willemijntje.
Mirjam, (bibl. Hebr.), Mirjom, Merje, Mariam, civ. Marianne, Maria, Mietje.
Mörlein (Dui), Merle, Merlin, civ. Marianne, Mietje, Mijntje.
Munk (Dui), Munkel, Munkle, Mink, Minke, Minkle, civ. Mietje, Marianne, Mijntje, Magdalena, Willemijntje.
Perle (Dui), Perl, Perlche, Parel, Pereltje, civ. Betje. Soms vertaling van Margolit.
Pes (Dui?), civ. Besje, Betje.
Püppchen, (Dui), Pepche.
Rachel, (Dui), Rocheil, Rochel, Rechel, Rechle, Rechlin, Reichle, civ. Regina.
Rebecca (bibl. Hebr.), Rivka, Riwka, Rifke.
Reina, (Dui), Rein, Reine, Reinche, Reinle, Reintje, vertaling van Malka.
Rits, (Dui?), Raits, Raitsin, Raitsche, Raitsle, civ. Rosa, Rosine (overlap met Rose).
Rose, (Dui/Fra), Roselin, Rochen, Roze, Rozche, Rozle, Reiz, Reizche, Reizle, Reizlin, Roosje, civ. Rosina, Rosetta (overlap met Rits).
Ruchama (bibl. Hebr.), Ruchme, civ. Rachel.
Ruth (bibl. Hebr.) Rutchen.
Sara (bibl. Hebr.), Soro, Sore, Sorche, Sorchin, Sorle, Sorlin, Serche, Serle.
Schöne (Dui), Sjone, Sjonche, Sjeine, Sjeinin, Sjeinche, Sjeinle, Sjeinlin, Schoontje, civ. Sientje, Stijntje, Jeannette, Sybilla.
Scharne (Dui), Sjarne.
Schatle (Dui), Sjadle, Sjatle, Sjadelche.
Simcha (bibl. Hebr.), Simche, Simmele.
Sjifra (bibl. Hebr.), Sjifre, civ. Sara, Sippora, Sophia, Sybilla.
Süsse (Dui), Sus, Zuse, Zusche, Zusele, Zis, Zische, Zissel, Zisle, Zoetje.
Susanna (Hebr.), Sjosjanna.
Taiche (Dui?), Taichen, civ. Therese.
Tamar (bibl. Hebr.), Tomor.
Taube (Dui), Dube, Duve, Duwe, Taibche, Teipche, Duifje, civ. Dorothea.
Trainle (uit Catharina?), Triene, Trainche, civ. Trijntje.
Traitel (Dui?), Traitche, Traitlin.
Tsier (onbekend), Tsierlin, Tserlin, Tserle, Tsorle (mogelijk overlap met Sara).
Tsimle (onbekend), Simle.
Tsippora (bibl. Hebr.), Tsippor, Tsipper, Tsipche, Tsipchen, civ. Sippora, Sybilla, soms vertaald als Vogel.
Tussel (onbekend), Dussel.
Veilchen, (Dui), Fajel, Fajele, Failche, Faigel, Feigle, civ. Abigael, Bele, Fijtje, Sophia, Violetta.
Vogel (Dui), Fogel, Fegelche, Fegle, Fegelin, Feiglin, Vogeltje, civ. wellicht overlap met Veilchen, vertaling van Tsippora.
Zilpa (bibl. Hebr.), civ. Sybilla.

zondag 4 april 2021

Parels en kralen

Via mede-genealoog Yvette Hoitink kwam ik erachter dat een deel van de Amsterdamse notariële akten door AI zijn getranscribeerd. Het gaat hier om de stukken van zes notarissen, dus het betreft een bescheiden percentage. De stukken zijn vrij goed op tekst doorzoekbaar, al is AI nog lang niet in staat specifieke woorden als namen te herkennen en worden sommige letters nog vaak door elkaar gehaald.

Één voorvader waar ik wel meer van zou willen weten is Abraham Zadok (nr. 2798 in mijn kwartierstaat), ook bekend als Abraham Kriel (of Curiel). Hij is één van de Asjkenazische joden die rond 1700 plotseling in Amsterdam lijken op te duiken. Er zijn géén aanwijzingen dat hij tot de Portugees-Joodse familie Curiel behoorde. De naam Kriel verwijst volgens mij naar het jiddische woord voor "kraal". In 1710 kocht Abraham een huis op de Zwanenburgstraat in Vlooienburg. Hij overleed in 1742. Abraham was in of vlak voor 1698 met Branca Joseph gehuwd, die slechts enkele malen is vermeld. Zij overleed in 1768 op hoge leeftijd. Uit dit huwelijk zijn zes kinderen geboren: Roosje (*1698), de oudste, was gehuwd met Mozes Philip Levie. Hierna volgen Hanna (*1701), gehuwd met Hartog Philip Halberstadt, Judith (*1705), gehuwd met Samuel Hartog Levie, Joseph (*ca. 1710), gehuwd met Marianne Italiaander, Meijer (*ca. 1710), gehuwd met Judith Italiaander, en Jacob (*1717), gehuwd met zijn nicht Goedje Mozes Philip. Het huwelijk van Abraham en Branca is vermoedelijk één van vele Asjkenazische huwelijken die niet in de gemeentelijke registers van Amsterdam terecht is gekomen. Omdat de oudste kinderen wel aangeven in Amsterdam geboren te zijn, is het echter aannemelijk dat het wel in Amsterdam voltrokken is. Over Branca's achtergrond kan ik weinig vermelden. Over Abrahams verleden lijkt wel meer voorhanden. 

Volgens dutchjewry.org (voorheen Akevoth, inmiddels alleen via de internet archive in te zien), had Abraham een broer Marcus Zadok. Dit slaat echter op een jongere Abraham Zadok (*1693), ook bekend als Abraham Sjochet, die een zoon was van Zadok Marcus uit Kudershof in Zwaben. Onze Abraham vinden we mogelijk eerst in 1678, wanneer hij 20 jaar oud is. Hij overhandigt dan samen met Baruch Moses Waag, 21 jaar oud, een aantal brieven die aan zijn vader Sadock Salomons gestuurd zijn, op verzoek van onder meer Nathan Swaab, die hier een belang bij heeft. De brieven, oorspronkelijk "gesteld in de hoogduitse taal met Hebreeuwse karakters" zijn verstuurd door Sadocks broer Moses Salomons en door Schmuel Bacharach "zur Rost" uit Frankfurt. Moses spreekt onder meer over een mogelijk huwelijk tussen Sadocks dochter Hindele en een Schmuel of met een zekere Gumpricht. Banden tussen Sadock en Frankfurt blijken eveneens uit brieven van Elias Oppenheim en diens schoonvader Abraham Tracht, die Sadock zijn neef en cousijn noemt.[1]

In 1680 stuurde Sadock zijn zoon Abraham naar Frankfurt om enkele zaken te regelen. Dit ging echter mis. Sadock verklaarde dat Abraham "tot zijn leedwezen door jeugdigheid en onbedachtzaamheid" een aantal goederen en contanten had ingepikt, waarna hij naar Wesel was gevlucht. Nog altijd zat Abraham in hechtenis. Sadock vergeeft zijn zoon en "zal er niet meer aan denken, onder de belofte dat Abraham zich onder de gehoorzaamheid van zijn vader zou begeven".[2]

Gaat het om onze Abraham Kriel? Zeker is dit niet; het zou ook om Abraham Zadok Lappeman kunnen gaan of om een derde Abraham Zadok [Melamed], die in 1721 op Muiderberg werd begraven. Onder aanzienlijk voorbehoud dus!

Kwam Sadock uit Frankfurt? Bij zijn huwelijk in Amsterdam in 1657 met Bele Aron Gomperts (uit Emden) staat als plaats van herkomst "Persom". Hij overleed op 26 april 1718, en ligt als "Tsadok b. Sjlomo Pereltsum" op Muiderberg begraven, twee dagen na zijn echtgenote. Sadocks vader, "Sjlomo Perlsum" en diens waarschijnlijk tweede echtgenote liggen ook op Muiderberg begraven.[3] Ik heb de indruk dat "Persom", "Perlsum" etc. eerder varianten van een familienaam, vermoedelijk betreffende parels, verwijzen dan naar een plaatsnaam. Sadocks broer Moses ligt niet op Muiderberg.

De Frankfurtse joden zijn beschreven in de Ele Toldot, mits zij in Frankfurt begraven liggen. Abraham Tracht, die Sadock "zijn cousijn" noemde, overleed te Frankfurt op 14 augustus 1687. Hij blijkt Abraham Bacharach "zum Drachen" te zijn geweest, een zoon van Schmuel Bacharach "zur Knoblauch" en Hindele, dochter van Jacob Bloch aus Bruchsal. Abraham was de schoonvader van Elias Oppenheim en oom van Schmuel Bacharach "zum Rost" waarmee Sadock ook converseerde. Ook Baruch Moses Waag, die samen met Abraham Zadok getuigde, kwam uit Frankfurt. Uit de Ele Toldot wordt niet duidelijk hoe Sadock verwant kan zijn aan Abraham Tracht.

Van Sadock en Bele zijn naast Abraham ook een zoon David, een dochter Hindele, een dochter, gehuwd met de Haagse Abraham Jacobs Polack, en waarschijnlijk een dochter Prinsje, gehuwd met Nathan Swaab bekend.


[1] SA Amsterdam, ONA, notaris Dirk van der Groe (23 februari 1678).
[2] SA Amsterdam, ONA, notaris Dirk van der Groe (9 juli 1680).
[3] Jits van Straaten, De begraafboeken van Muiderberg 1669-1811 (2000).