Het jaar is alweer bijna ten einde gekomen - en wat een jaar, het viel allemaal niet mee voor de wereld. Laten we blijven hopen op vrede en voorspoed voor allen.
Op het gebied van prehistorische genetica zijn er in 2022 weer veel nieuwe inzichten opgedaan. In onderstaande lijst noem ik tien recente artikelen en pre-prints die dit jaar mijn interesse wekten.
1. De oorsprong van de Engelsen
Gretzinger et al. (2022) beschrijft in The Anglo-Saxon migration and the formation of the early English gene pool dat gedurende de vroege middeleeuwen grootschalige en langdurige migratie vanuit het vasteland van Europa (in het bijzonder de Noordzeekust) naar Engeland plaatsvond, waarmee de Angel-Saksische immigratie een gezicht heeft gekregen. Moderne Engelsen stammen af van zowel de oorspronkelijke Keltische Britten, de Angelsaksen en latere middeleeuwse immigranten, waarschijnlijk uit Frankrijk (en België) afkomstig. De vroegmiddeleeuwse samples uit Friesland, Groningen en Merovingische begraafplaatsen kunnen in de toekomst ook gebruikt worden om de geschiedenis van de Nederlandse bevolking te onderzoeken. Eerder dit jaar schreef ik reeds over dit artikel.
2. Het ontstaan van de Zuid-Oost-Aziatische bevolking
Halverwege dit jaar experimenteerde ik met modellen om de oorsprong van de Zuid-Oost-Aziatische bevolking te beschrijven. Vervolgens publiceerde Huang et al. (2022) zijn artikel Genomic Insights Into the Demographic History of the Southern Chinese waarin meer duidelijk wordt over het ontstaan van verschillende bevolkingsgroepen in grote delen van Oost-Azië. Zo wordt o.a. meer verteld over het ontstaan van de verschillen tussen Noord-Oost-Aziaten en Zuid-Oost-Aziaten en de rol van het neolithische Fujian en Taiwan bij het ontstaan van de Austronesiërs, de eerste boeren van de Mekong-vallei, en het ontstaan van de voorouders van de Tai-Kadai-volkeren in Zuid-China.
3. Joden in middeleeuws Erfurt
Waldman et al. (2022) onderzocht in Genome-wide data from medieval German Jews show that the Ashkenazi founder event pre-dated the 14th century tientallen samples van een joodse begraafplaats te Erfurt uit de 14e eeuw en concludeerde dat deze weinig verschilden van de hedendaagse Asjkenazim. De begravenen behoorden tot zeker twee subgroepen - vermoedelijk nazaten van de Rijnlandse joden en van Boheemse/Poolse of Beierse joden - waarbij de laatste opmerkelijk veel Slavisch bloed had. Beide groepen waren reeds door een genetische bottleneck gegaan (een periode waarin de groep uit een beperkt aantal individuen bestond) en beide groepen droegen bij aan het voorgeslacht van de huidige Asjkenazim. In de zomer schreef ik over de pre-print van dit artikel.
4. De put in Chapelfield
Brace et al. (2022) toonde in Genomes from a medieval mass burial show Ashkenazi-associated hereditary diseases pre-date the 12th century aan dat de lichamen die gedurende de 12e eeuw in een put bij Chapelfield (Norwich) geworpen zijn tot Asjkenazische individuen behoorden. Drie van hen waren zussen van elkaar. De samples vertonen grote gelijkenis met hedendaagse Asjkenazim en lijken op het "Rijnlandse" cluster dat in Erfurt was gevonden; eveneens waren zij reeds door de bekende genetische bottleneck gegaan die dus waarschijnlijk nog vóór de kruistochten is ontstaan.
5. Koning Béla III en Ladislaus
Wang et al. (2021) schreef over het genoom van de 12e-eeuwse Hongaarse koning Béla III in Genome-wide autosomal, mtDNA, and Y chromosome analysis of King Bela III of the Hungarian Arpad dynasty. Net als andere leden van de Árpad-dynastie behoorde hij tot de Centraal-Aziatische Y-haplogroep R1a-Z93, subgroep Z2123, dat met de oorspronkelijke Magyaren naar Hongarije moet zijn gebracht. Zijn autosomale etniciteit is grotendeels Midden- en Oost-Europees, met een aantoonbare licht hogere verwantschap met Oeralische volkeren dan een gemiddelde hedendaagse Midden-Europeaan.
Het genoom van koning Ladislaus, de broer van Béla's overgrootvader, is beschreven door Varga et al. (2022) in The archaeogenomic validation of Saint Ladislaus' relic provides insights into the Árpád dynasty's genealogy. Hij behoort eveneens tot de vaderlijn van de Árpád-dynastie en toont - althans in experimenten van 'citizen scientists' - duidelijke afkomst uit Oeralische volkeren (van zijn grootvaders kant), Midden- en Oost-Europese volkeren (zijn moeder was de dochter van de Poolse koning en achterkleindochter van de Duitse keizer Otto II) en het Oostelijke Middellandse Zeegebied - wellicht afkomstig van zijn betovergrootmoeder Theophanu, de Byzantijnse echtgenote van keizer Otto II. Van haar erfde Ladislaus bovendien de mitochondrische haplogroep H1u2, die heden ten dage nog altijd in Turkije en Armenië voorkomt.
6. Een Grieks leger in Sicilië
Reitsema (2022) onderzocht in The diverse genetic origins of a Classical period Greek army overblijfselen uit de Griekse kolonie Himera op Sicilië, waaronder die van een Grieks leger uit de vijfde eeuw v.Chr. De meeste van de pakweg vijftig soldaten hadden een soortgelijke afstamming als Grieken uit de late bronstijd. Enkelen waren nakomelingen van zowel Grieken als lokale Siciliërs. In het leger dienden ook huurlingen van buiten. Naast een enkeling uit de Balkan is de aanwezigheid van soldaten uit de steppe (Sarmaten of nazaten van de Skythen) en uit het Baltische gebied opmerkelijk. De contacten tussen de Grieken en Noord-Europa gingen dus verder dan slechts de handel in barnsteen.
7. De bron van de Germaanse wereld?
Allentoft (2022, pre-print) vervolgt zijn uitgebreide onderzoeken naar prehistorisch Europa en de steppe in Population Genomics of Stone Age Eurasia, waarbij hij meer dan 300 nieuwe samples uit de mesolithische en neolithische periode ten tonele heeft gebracht. Voor wie geïnteresseerd is in de oorsprong van de Germaanse wereld zijn Allentofts volgende bevindingen zeer interessant: in het Denemarken en Zuid-Zweden van de vroege Bronstijd (ca. 2600-2300 v.Chr.) leefden mensen die vrijwel direct afkomstig waren uit de Corded Ware cultuur (snoerbekercultuur) en als Y-haplogroep veelal R1a droegen. Tussen 2300 en 1800 v.Chr. verschenen hier echter bevolkingsgroepen met een meer Centraal- en West-Europese afkomst en Y-haplogroep R1b. Deze instroom hing samen met de verspreiding van de Klokbekercultuur. Tot slot verscheen vanaf 1800 v.Chr., voor het begin van de Noordse Bronstijd (m.i. het beginpunt van de Germaanse wereld), een specifiek Scandinavisch cluster in het gebied, die veelal Y-haplogroep I1 droegen. Deze opeenvolging van gebeurtenissen droeg vermoedelijk bij aan het ontstaan van de specifiek Germaanse taal en cultuur.
8. Rondom de Zwarte Zee
Lazaridis et al. (2022) publiceerde met The genetic history of the Southern Arc: A bridge between West Asia and Europe veel nieuwe samples uit het gebied rondom de Zwarte Zee, onder andere de Balkan, Anatolië, Armenië, met name uit het chalcolithicum en de bronstijd. Het artikel laat zien dat jager-verzamelaars uit (de buurt van) de Kaukasus hebben bijgedragen aan het genoom van de Yamnaya, één van de vroege Indo-Europese volkeren op de steppe, hoe vervolgens de Yamnaya zich op de Balkan vermengden met de landbouwers en zo voorouders werden van de nog vrij onbekende Indo-Europese volkeren daar (denk aan bijv. de Daciërs of Thraciërs), hoe influx vanuit de steppe in Armenië terecht kwam en hoe deze lijkt te ontbreken in Anatolië. Dit laatste is reden dat in het paper wordt geclaimd dat de Indo-Europese taal weleens van buiten de steppe, bijvoorbeeld ten zuiden van de Kaukasus, afkomstig zou kunnen zijn. Deze claim verwerp ik als taalkundige om taalkundige redenen, maar ook omdat de Anatolische Indo-Europeanen, waaronder de Hittieten, een kleinere elite over de plaatselijke Hattische bevolking vormden, hierom alleen al lastiger op te sporen zijn, en daarnaast waarschijnlijk al meerdere generaties vermengd waren met landbouwers uit de Balkan en Anatolië, waardoor zij bijna geen direct steppe-bloed meer over hadden. Persoonlijk vind ik het jammer dat de focus op het vraagstuk van de Indo-Europese taal is gelegd in het paper in plaats van op de complexe oorsprong van de vele Kaukasische volkeren, waarvoor de samples in dit paper een belangrijke bron kunnen vormen.
9. De eerste boeren van West-Europa
Naar de eerste landbouwers in Europa is al vaak onderzoek gedaan. Bijna de helft van het voorgeslacht van de gemiddelde Nederlander is afkomstig uit deze groep. Toch lijken deze boeren minder aandacht te krijgen dan de latere Indo-Europese volkeren. Ariano et al. (2022) beschreef in de interessante studie Ancient Maltese genomes and the genetic geography of Neolithic Europe hoe een verschil ontstond tussen de boeren die vanuit Griekenland stroomopwaarts de Donau optrokken en hun neven die langs de kust van Italië, Malta, Sicilië, Sardinië en het Westelijke Middellandse Zeegebied trokken. Waar de Donau-groep door continue interne migratie één homogeen blok bleef, was bij de maritieme groep juist geregeld sprake van meer isolatie en bottlenecks. De typische "West-Europese" boer trok vanuit Zuid-Frankrijk noordwaarts naar Groot-Brittanië. In Noord-Frankrijk kwamen de West-Europese en Donau-migraties samen.
10. Boeren en jager-verzamelaars in Zuid-Frankrijk
Arzelier et al. (2022) toont op een andere manier aan dat deze West-Europese boeren verschillen van de Donau-groep. In Neolithic genomic data from southern France showcase intensified interactions with hunter-gatherer communities wordt duidelijk dat zowel gedurende het vroege als late neolithicum landbouwers in Zuid-Frankrijk zich veel meer vermengd hadden met plaatselijke jager-verzamelaars (ca. 20%) dan landbouwers in Centraal-Europa (ca. 7%). Arzelier bevestigt Ariano's bevindingen dat de West-Europese boer uit een kleinere genenpoel afkomstig is dan de Donau-boer.
Uiteraard zijn er nog vele andere interessante artikelen verschenen, ook met meer focus op de Arabische wereld en Afrika. We zullen zien wat 2023 ons voor nieuwe inzichten brengt. Zelf ben ik benieuwd naar publicaties over de Franken en de oude Grieken die dan vermoedelijk verschijnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten