vrijdag 16 april 2021

Asjkenazische voornamen

 De Asjkenazische of Hoogduitse joden droegen voornamen met een verschillende herkomst. Deze kunnen worden verdeeld in de volgende groepen:
  • Oud-Testamentische (Hebreeuwse) namen (Abraham, Jacob, Rebecca).
  • Bijbelse namen met een andere herkomst (Alexander).
  • Overige Hebreeuwse namen (Baruch, Simcha).
  • Latijnse namen (Anselmus, Benedictus).
  • Oud-Franse namen (Bonom, Beile, Jentel).
  • Oud-Duitse namen (Gumprecht, Hirsj, Golde).
  • Namen met onbekende herkomst (Gnanna, Tsier).

Soms was er binnen de gemeenschap sprake van dubbele Hebreeuws-Jiddische naamparen, bijv. Efraïm-Gumprecht, Juda-Leib, Issachar-Ber, Tsvi-Hirsj, Asjer-Lemel, Eliëzer-Soesman, waarbij men meestal onder de Jiddische naam door het leven ging, en de Hebreeuwse naam slechts in religieuze documenten of grafstenen opdook. Hiernaast stonden zij in de niet-joodse wereld regelmatig onder een "civiele" of "geassimileerde" naam bekend, die vaak in klank op de Hebreeuwse of Jiddische naam leek, bijv. Barend (i.p.v. Ber), Coenraad (i.p.v. Jekutiël), Philip (i.p.v. Feibisj) of Anna (i.p.v. Hindele). Soms vermengden zich hierbij namen die een verschillende oorsprong hadden, bijv. Leib en Levi. Duidelijke regels voor het aannemen van civiele namen bestonden niet.

Onderstaande lijst van Asjkenazische voornamen heb ik samengesteld op basis van de Ele Toldot, het begraafregister van de Frankfurtse joden (door S. Ettlinger) en gegevens uit de database van de Asjkenazische gemeenschap van Amsterdam (door M. Mossel). Asjkenazische voornamen kenden vele varianten en spellingswijzen. De lijst bevat niet alle varianten en ook zeldzame namen zullen hier niet in voorkomen. In de toekomst hoop ik de lijst bij te slijpen en aan te vullen.

Mannen

Aäron (bibl. Hebr. Aharon), Aron, civ. Arend, Arie.
Abraham (bibl. Hebr.), Abram, Awraham, Awrom, Aberle, Aberlin.
Akiba (Hebr.), Akiwa, Kiefe, Kiewe, civ. Jacob.
Alexander (bibl. Grk.), Sander, Sender, Senderle (v).
Anselmus (Lat.), Anselmlin, Ansjel, Amsjel, Lemel, Lemle, Lemlin, Leman, dubbelvorm: Asjer-Lemel, civ: Andries, Lambert, Leo, Leonard. Vervangt vaak Asjer.
Arje (bibl. Hebr. 'leeuw'), dubbelvorm: Arje-Leib, Arie-Leib, civ. Levi.
Asjer (bibl. Hebr.), Asser. Vaak vervangen door Anselmus.
Avigdor (bibl. Hebr.), Abigdor, Awigdor, civ: Victor.
Azriël (bibl. Hebr.), Azri’el, civ. Israël.
Baruch (bibl. Hebr.), Boruch, vaak vervangen door Benedictus, civ. Barend.
Benedictus (Lat.), Bendit, vervangt vaak Baruch.
Benjamin (bibl. Hebr. Binjamin), Binman. Geassocieerd met de wolf, waaruit Benjamin-Wolf.
Ber (Dui ‘beer’), geassocieerd met Issachar; Beer, Berle, Berman, dubbelvorm Issachar-Ber, civ. Berend, Barend, Bernard.
Betsalel (bibl. Hebr.), civ. Salomon.
Bonem (Oud-Fra. bon-homme), mogelijk ook Gutkind, civ. Benjamin.
Chajim (Hebr.), civ. Heijman, Hendrik.
Chananja (bibl. Hebr.).
Chanoch (bibl. Hebr.), Hennech, civ. Hendrik, Elias.
Daniël (bibl. Hebr.), soms civ. vorm van Jechiël.
David (bibl. Hebr.), Dovid, Devle, Devlin, Tevle.
Efraïm (bibl. Hebr.), vaak vervangen door Gumprecht of Fisjel.
Elchanan (bibl. Hebr.), Elhon, Elkan, Henle, civ. Elkan, Jonas.
Eleazar (bibl. Hebr. El’azar), Lazer, Lazarus. Soms vermengd met Eliëzer.
Eliau (bibl. Hebr. Eliahu), Elia, Elje, civ. Elias.
Eliëzer (bibl. Hebr.), Leizer, Lieberman, Liebman, Liepman, Leefman, (Zeligman, Soesman), civ. Levi, Leendert. Soms vermengd met Elazar.
Eljakim (bibl. Hebr.), vaak vervangen door Godschalk, soms Godlieb, Godfried.
Enos (bibl. Hebr. Ennosj), Annas, civ. Andreas.
Falke (Dui ‘valk’), geassocieerd met Josua; Felkel.
Feibisj (ouder Wiwis  < Lat. Vivianus), vertaling van Uri; Fievelman, Faibesj, Faibisj, Fais, Feis, Baifis, Faibelman, Fail, Fajel, Faidel, Feidel, Feitel, civ. Philip.
Fisjel (Dui), civ. Vissel, Visser, vervangt vaak Efraïm.
Gabriël (bibl. Hebr.), Gawriël.
Gedalja (bibl. Hebr. Gedaljahu), Gadle. civ. Daniël.
Godschalk (Oud-Duits), Getschlik, Gets. Vervangt vaak Eljakim. Zie ook Godlieb, Godfried.
Gumprecht (Oud-Duits), Gumpricht, Gumpert, Gompert, Gumpel, Gimpel. Gaat vaak samen of vervangt Efraïm of Mordechai.
Gerson (bibl. Hebr.), Gersjom, Gersjel, civ. Gerrit, Karsten.
Granom (Oud-Fra. 'grand homme').
Hirsj (Dui ‘hert’), geassocieerd met Naftali en Tsvi; Hirts, Herts, Hirsjle, Hersjel, dubbelvorm: Naftali-Hirsj, Tsvi-Hirsj, civ. Hartog, Hendrik.
Hizkia (bibl. Hebr. Hizkijahu).
Immanuël (bibl. Hebr.), Emanuel, Manuel.
Isaäk (bibl. Hebr. Jitschak), Itsek, Aizak, Aizek, Eizik, Iselin, Aiseman, Zeklin, Zekkel, Zekle.
Isaï (bibl. Hebr. Jisjai), Jisje, Jesse, civ. Isaäk, soms overlap met Jesaja.
Israël (bibl. Hebr. Jisra’el), Jisrol, Isserle, civ. vorm van Azraël.
Issachar (bibl. Hebr. Jissachar), Socher. Geassocieerd met de beer, waaruit Issachar-Ber, zie Ber. Soms vermengd met Zacharias.
Jacob (bibl. Hebr. Ja'akob), Jaäkow, Jakef, Jokef, Jekkel, Jokkel, Joukel, Koppel, Kofman.
Jechiël (bibl. Hebr.), Jihiël, Jahel, civ: Michaël, Michiel, Daniël, Achilles.
Jedidja (bibl. Hebr.), Tija.
Jehezkel (bibl. Hebr.), Hezkel, Hesse, Heskin, civ. Ezechiël.
Jekutiël (bibl. Hebr.), Kussel, civ. Coenraad.
Jeremia (bibl. Jirmijahu), Jerme.
Jesaja (bibl. Jesjajahu), Sjai, civ. Esaias, Isaï, Josua, soms overlap met Isaï.
Joachim (bibl. Hebr. Jehojakim), Jojakim. civ. Jochem.
Jochanan (bibl. Hebr.), Jochonon, civ. Johan.
Joël (bibl. Hebr.), civ. Godefroi.
Jom-Tov (Hebr.), Jontof, civ. Jonas.
Jona (bibl. Hebr.), Jone, civ. Jonas.
Jonatan (bibl. Hebr.), vaak vervangen door Theodoros.
Josef (bibl. Hebr.), Jossel, Josselin, Josselman, Jozele, Jozale, Juzle, Juzman, Juzfe, Juzpe, Juzbel, Jessel, civ. Joost.
Josua (bibl. Hebr. Jehosjua), Hosske, Hesjel, civ. Hessel, Joost. Geassocieerd met de valk, zie Falke.
Juda (bibl. Hebr. Jehuda), Judele, Judeman. Civ. Joost, Justus. Geassocieerd met de leeuw, waaruit: Juda-Leib, zie Leib.
Kalonymus (Grk.), Kalman, civ. Salomon, Karel.
Kosser (onbekend), Kosman, Kosjma, Kossel, civ. Mozes.
Leib (Dui ‘leeuw’), Lewe, Löw, Löb, Lehman, vervangt vaak Juda, dubbelvorm Juda-Leib, civ. Levi.
Levi (bibl. Hebr.), Lewi, Leiwe, Libman, Lieberman, civ. overlap met Leib.
Manasse (bibl. Hebr. Menasje), civ. Manus, soms overlap met Menachem.
Mattitjahu (bibl. Hebr.), Mattes, civ. Mattheus, Matthis.
Meïr (Hebr.), Mayer, Meyer, Meijer.
Menachem (bibl. Hebr.), Menacheim, Menchin, Man, Mannes, Manes, Menke, Mendel, Mendlin, civ. Emanuel, Hermanus, Magnus.
Mesjullam (bibl. Hebr.), Mesjullom, Mesjle, Simmel, Semmelin, Zemmel, Zalman, Zussel, Zusman, civ. Salomon.
Michaël (bibl. Hebr.), Michel, Michoël. Vaak civ. vorm van Jechiël.
Mordechai (bibl. Hebr.), Merdche, Mordechai-Gumprecht, civ. Marcus, Marx, Max.
Mozes (bibl. Hebr. Mosje), Mosjel, Moseman, civ. Maurits.
Nachum (bibl. Hebr.), Nachman, Nem, Nenlin, civ. Jochem, Nathan.
Naftali (bibl. Hebr.), Naftoli. Geassocieerd met een hert, waaruit Naftali-Hirsj, zie Hirsj.
Natan (bibl. Hebr.), Nate, Nosen, Nos.
Nataniël (bibl. Hebr. Netan'el), Netanel civ. Natanaël.
Nehemia (bibl. Hebr.), Nehemjo, Nechemja (Neme), civ. Jochem.
Pesach (bibl. Hebr.), civ. Paas.
Petachja (bibl. Hebr.), Pesachja, Psachje, civ. Zacharias.
Pinchas (bibl. Hebr. Pinechas), Pinechos, Pinche, Pinkes, vaak vervangen door Zeligman, civ. Benedictus, Phineas.
Rafaël (bibl. Hebr.), Refoël, Raffel.
Ruben (bibl. Hebr. Re’uben), Reuven, Reuwen, civ. Rudolf.
Saädja (Hebr.), civ. Jesaja.
Sabbatai (bibl. Hebr.), Sjabbetai, Sjabbesai, Sjeftel.
Salomon (bibl. Hebr. Sjelomo), Sjlomo, Sjlome, Sjlom, Sjlum, Zalman, Zalm.
Samuel (bibl. Hebr. Sjemuel), Sjmuel, Sjmueil, Zanwil, Zanwel, Sannel.
Saul (bibl. Hebr. Sja'ul), Sjojel, civ. soms Samuel.
Schoneman (Duits), Sjoneman.
Senior (Lat.), Sjnejur. Vaak vervangen door vormen met Süss.
Simcha (Hebr.), Simche, Simle, Simmel, Zimle, civ. Simon.
Simeon (bibl. Hebr. Sjimeon), Sjimon, Simmel, Sjimmel, civ. Simon. Geassocieerd met de wolf, waaruit Simeon-Wolf (zie aldaar).
Simson (bibl. Hebr. Sjimsjon), Simmel, civ. Samson.
Sjalom (bibl. Hebr.), Sjolom, Sjolem. civ. Salomon.
Sjemaja (bibl. Hebr.), Sjmaje, civ. Simon.
Süss- (Duits), Zus, Zis, Zuslin, Zussel, Zissel, Ziskind, Zusman, Zisman, civ. Alexander, Sigismund, Sigmund.
Tanchum (bibl. Hebr.), civ. Daniël.
Theodorus (Grk.), Todres (vertaling van Netanel).
Tobias (bibl. Hebr.), Towija, Tovija, Towijo, Towje.
Tsadok (bibl. Hebr.), Tsodok, Tsodek, civ. Zadok.
Tswi (Hebr. 'hert'), vertaald als Hirsj, dubbelvorm: Tswi-Hirsj.
Uri (bibl. Hebr.), vertaald als Feibisj, dubbelvorm: Uri-Feibisj.
Uriël (bibl. Hebr.).
Wolf (Dui ‘wolf’), geassocieerd met Benjamin of Simeon, dubbelvorm: Benjamin-Wolf, Simeon-Wolf.
Zacharias (bibl. Hebr. Zecharja), Zecharjo. Soms civ. variant van Issachar.
Zeligman (Dui), vaak vertaling van Pinchas, Zelig, Zelkle, civ. Salomon.

Vrouwen

Batseba (bibl. Hebr. Batsjeba), Batsjewa, Berseba, Sjewe.
Bauerlein (Dui), Bajerlin, Bajerle.
Beile (Oud-Fra. ‘la belle’), Beile, Bele, Bela, Beilche, civ. Beletje, Betje, Mietje, Elisabeth, Isabella, Sybilla.
Beslein, (Dui?), Besselin, Beslin, Besle, Beschen.
Bilha (bibl. Hebr.), civ. Sybilla, Petronella.
Bloeme, (Dui), Bloem, Blimel, Blimlen, Blimle, Blimchen, civ. Flora, Pauline.
Bonne, (Oud-Fra. ‘la bonne’), Bone, Boene, Bonnelin, Bonele, Binlin, Binchen, verm. ook Bule, Boele. Civ. Bele, Abigaël.
Braune, (Dui), Brune, Brunechin, Brenlin, Brendlin, Brendle, Brendel, Brinlin, Breinlin, Breinle, Breinche, Brijntje, Bruintje, civ. Branca, Bartha, Bertha.
Briefchen, (Dui), Betje, Franca.
Chaja, (Hebr.), Haje, Hailin, Haile, Haiche, civ. Anna, Eva, Geesje, Catharina, Clara, Helena, Kaatje.
Chava, (bibl. Hebr.) Chawe, Chewle, Chewche, civ. Eva.
Clara, (Lat.), Klerchen, vervangt vaak Gelbe (Gelle), Chaja.
Debora, (bibl. Hebr.), Devora, Dvore.
Dina (bibl. Hebr.), Dino, Dine, Dinchen.
Dolce (Lat. dulcis ‘zoet’), Doltse, Dolts, Dortse, Telts, Teltsche, Tertsche, civ. Elsje, Aaltje, Tuijtje, Theresia, Dorothea.
Edel (Dui Adelheid), Adel, Edlin, civ. Elise, Adelheid, Aaltje.
Elle, (mog. Elisabeth), Elchin, Elchen, Ella.
Esperance, (Oud-Fra.), Esperantsa, Sperantsa, Sprintsa, Sprints, Sjprints, Sjprintschen, civ. Prinsje, Esperance, Sara, Sophia.
Ester, (bibl. Hebr. < Babylonisch Isjtar).
Freude, (Dui), Fraide, Fraadle, Fraadche, civ. Vrouwtje, Veronica, Frederika.
Fromut (Dui), Frummet, Frommet, civ. Femmetje, Vrouwtje, Veronica.
Gelbe (Dui), Gele, Geile, Gelche, Gelle, civ. Clara, Caroline.
Glück (Dui), Glukche, Glik, Glikche, Glikkel, civ. Clara.
Gnanna (onbekend), Gnendel, Gnendle, Nenchen, Nendlin, Nennele, Knendele, civ. Nanette, Jeannette, Caroline, Catharina, Cornelia.
Golde (Dui), Golda, Goldchin, Geldchen, Goudje.
Gumpchen (Dui Gumprecht), Gimpchen.
Gute (Dui), Guta, Gutlin, Gitlin, Gitle, Gittel, Goedje, civ. Catharina, Grietje, Jetta, Judith.
Gutelinde (Dui).
Guthail (Dui), verm. Hal, Heilchen.
Gutrot (Dui), Gutrut, Gutrat, civ. Judith, Geertruid.
Hadassa (bibl. Hebr.), Hadas, geassocieerd met Ester.
Hanna, (bibl. Hebr.), Hanne, Hanle, Henlin, Hennel, Henchen, Enlin, civ. Hanna, Anna, Annetje.
Hindele (Dui Hinde), Hinde, Hindin, Hindlin, Hindle, Hindchen, Hendle, Hundgen, Hondje, civ. Hanna, Anna, Annetje.
Hitsle (Dui), Hitske, Hitsel.
Jachent (mog. uit Hyacinth), Jachet, Jachit, civ. Agatha, Jacoba, Jacomijn, Jetta, Kaatje, Rachel.
Jaël (bibl. Hebr.).
Jentel (Oud-Fra. ‘la gentille’), Jente, Jentle, Jent, Jindle, civ. Jannetje, Jette, Judith, Henriëtte.
Jochebed, (bibl. Hebr), civ. Eva, Jacomijn.
Judith, (bibl. Hebr. Jehudit), Judis, Juddes, Judde, Jute, Judle, Judlen, Jutlen, Jidlin, Jidle, Jidchen, civ. Jette, Henriëtte.
Kelila, (Hebr. ‘laurierkrans’), Keila, Keile, civ. Kaatje, Keetje, Clara.
Kindlein, (Dui), Kendele, Kinnel, Kindel, Kinle, civ. Catharina.
Krönlein, (Dui), Kreinle, Kreinlin, civ. Caroline, Clara.
Lea (bibl. Hebr.), Lejo, Leje, civ. Leentje.
Libbet (mog. uit Elisabeth of Liebheid), Libbes, Lippet.
Liebe (Dui), Liebin, Lebe, Lieble, Liebche.
Maid (Dui), Maide, Maidin, Maida, Maidle, Maidlin, Maadle, civ. Matje, Mietje, Amalia.
Malka, (bib. Hebr. ‘koningin’), Milka, Malche, Melchen, soms vertaald als Reijntje, civ. Marianne, Magdalena, Mietje, Mijntje.
Mamle, (onbekend), Memelin, Meimle, civ. Amalia, Maria.
Margalit (Hebr.), Margolis, civ. Grietje, Margaretha, Marianne, soms vertaald als Perle.
Marta (Hebr.).
Michal (bibl. Hebr.), Michle, civ. Mijntje, Marianne.
Minne (Dui), Minnechin, Minle, Mindle, Mindlin, civ. Mijntje, Mietje, Helena, Leentje, Willemijntje.
Mirjam, (bibl. Hebr.), Mirjom, Merje, Mariam, civ. Marianne, Maria, Mietje.
Mörlein (Dui), Merle, Merlin, civ. Marianne, Mietje, Mijntje.
Munk (Dui), Munkel, Munkle, Mink, Minke, Minkle, civ. Mietje, Marianne, Mijntje, Magdalena, Willemijntje.
Perle (Dui), Perl, Perlche, Parel, Pereltje, civ. Betje. Soms vertaling van Margolit.
Pes (Dui?), civ. Besje, Betje.
Püppchen, (Dui), Pepche.
Rachel, (Dui), Rocheil, Rochel, Rechel, Rechle, Rechlin, Reichle, civ. Regina.
Rebecca (bibl. Hebr.), Rivka, Riwka, Rifke.
Reina, (Dui), Rein, Reine, Reinche, Reinle, Reintje, vertaling van Malka.
Rits, (Dui?), Raits, Raitsin, Raitsche, Raitsle, civ. Rosa, Rosine (overlap met Rose).
Rose, (Dui/Fra), Roselin, Rochen, Roze, Rozche, Rozle, Reiz, Reizche, Reizle, Reizlin, Roosje, civ. Rosina, Rosetta (overlap met Rits).
Ruchama (bibl. Hebr.), Ruchme, civ. Rachel.
Ruth (bibl. Hebr.) Rutchen.
Sara (bibl. Hebr.), Soro, Sore, Sorche, Sorchin, Sorle, Sorlin, Serche, Serle.
Schöne (Dui), Sjone, Sjonche, Sjeine, Sjeinin, Sjeinche, Sjeinle, Sjeinlin, Schoontje, civ. Sientje, Stijntje, Jeannette, Sybilla.
Scharne (Dui), Sjarne.
Schatle (Dui), Sjadle, Sjatle, Sjadelche.
Simcha (bibl. Hebr.), Simche, Simmele.
Sjifra (bibl. Hebr.), Sjifre, civ. Sara, Sippora, Sophia, Sybilla.
Süsse (Dui), Sus, Zuse, Zusche, Zusele, Zis, Zische, Zissel, Zisle, Zoetje.
Susanna (Hebr.), Sjosjanna.
Taiche (Dui?), Taichen, civ. Therese.
Tamar (bibl. Hebr.), Tomor.
Taube (Dui), Dube, Duve, Duwe, Taibche, Teipche, Duifje, civ. Dorothea.
Trainle (uit Catharina?), Triene, Trainche, civ. Trijntje.
Traitel (Dui?), Traitche, Traitlin.
Tsier (onbekend), Tsierlin, Tserlin, Tserle, Tsorle (mogelijk overlap met Sara).
Tsimle (onbekend), Simle.
Tsippora (bibl. Hebr.), Tsippor, Tsipper, Tsipche, Tsipchen, civ. Sippora, Sybilla, soms vertaald als Vogel.
Tussel (onbekend), Dussel.
Veilchen, (Dui), Fajel, Fajele, Failche, Faigel, Feigle, civ. Abigael, Bele, Fijtje, Sophia, Violetta.
Vogel (Dui), Fogel, Fegelche, Fegle, Fegelin, Feiglin, Vogeltje, civ. wellicht overlap met Veilchen, vertaling van Tsippora.
Zilpa (bibl. Hebr.), civ. Sybilla.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten