woensdag 27 augustus 2025

Op het spoor van een NPE? Deel 4

In Deel 3 van deze serie over NPE's (non-parental events) besprak ik een aantal eigenschappen van een mogelijke NPE die zich binnen onze familie aan de joodse kant zou kunnen hebben voorgedaan en stelde ik een mogelijk scenario voor: één van de zoons van het echtpaar Vierling-Hoeben zou weleens een onverwachte overgrootvader of zelfs grootvader van mijn joodse betovergrootmoeder geweest kunnen zijn. Het zou de aanwezigheid van een aantal onverwachte niet-joodse segmenten (ongeveer 1/32 bij mijn grootmoeder, dus ongeveer 1/8 bij haar joodse grootmoeder) op locaties waar deze eigenlijk niet thuishoren verklaren.

In dit deel meer over onze joodse genetische matches en bovengenoemd scenario. Hierbij onderzoek ik aan de hand van matches van mijn grootmoeder in hoeverre we onze afstamming uit de ons bekende joodse voorouders kunnen vaststellen.

Hierbij onderzoek ik, gezien de geboortedata van de zoons van het echtpaar Vierling-Hoeben (tussen 1800 en 1818) de volgende verwantschappen binnen onze eigen familie:
  1. Het vaderschap van mijn eigen betovergrootmoeder Henriëtte Zeldenrust (*1876)
  2. Het vaderschap van haar vader Jacques Zeldenrust (*1852)
  3. Het vaderschap van haar grootvader Joseph Hartog Zeldenrust (*1816)
  4. Het vaderschap van haar grootmoeder Frederica Winkel (*1822)
  5. Het vaderschap van haar moeder Catharina Farro (*1848)
  6. Het vaderschap van haar grootmoeder Judith Spijer (*1817).

Overige verwantschappen vallen chronologisch buiten het bereik van het voorgestelde scenario. Wat betreft het moederschap ga ik uit van redelijke zekerheid.

Joodse matches

Joodse genetische matches, in het bijzonder Asjkenazische matches, kenmerken zich door een vergrote onderlinge verwantschap als gevolg van eeuwenlange endogamie. Een voordeel (of nadeel voor wie slecht van wil is) is dat het hierdoor relatief eenvoudig is om joodse genetische segmenten op een genoom in kaart te brengen. Een nadeel is dat verre achterneven/-nichten dichter verwant lijken dan ze op genealogisch gebied eigenlijk zijn. Onderzoek van Lara Diamond suggereert dat twee vol-Asjkenazische verwanten met bijv. dezelfde betovergrootouders zo'n 65% méér DNA met elkaar delen dan twee willekeurige individuen die beide niet uit een endogame bevolkingsgroep stammen. Deze verhoogde verwantschap is minder uitgesproken bij gemengde individuen, maar nog altijd aanwezig.

De consequentie is dat gedeelde segmenten met bekende familieleden die normaliter vrij sterk duiden op een gemeenschappelijke voorouder net zo goed toevallig afkomstig kunnen zijn van een gedeelde Asjkenazische voorouder die veel langer geleden leefde.

Hetzelfde adagium als bij verwanten uit niet-endogame groepen geldt echter nog steeds: hoe groter het segment, hoe betrouwbaarder (behalve bij de zogenaamde pile-up regions), en hoe meer triangulatie (delen van het segment tussen drie i.p.v. twee verwanten) hoe beter. Lara Diamond suggereert bij Asjkenazische matches vooral te kijken naar segmenten van 20 cM of groter, en de segmenten die kleiner zijn kritischer te bekijken, al kunnen deze natuurlijk, zeker wanneer sprake is van triangulatie, gewoon echt zijn.

1. De vader van Henriëtte Zeldenrust

Hier kan ik kort over zijn: de vader van mijn betovergrootmoeder Henriëtte Zeldenrust lijkt me gewoon Jacques Zeldenrust. Wanneer dit de onverwachte, niet-joodse, kandidaat geweest was, zou mijn grootmoeder slechts 3,5% van een overgrootouder en 24% van een andere overgrootouder geërfd hebben. Dit is niet realistisch: minder dan 6% van een overgrootouder erven komt vrijwel nooit voor, getuige de statistieken van DNA Painter en de simulaties van Philip Gammon.

2. t/m 4. De vader van Jacques Zeldenrust, Joseph Hartog Zeldenrust en Frederica Winkel

Mijn grootmoeder en ik hebben matches met nazaten van Jacques' oom Gompert Hartog Zeldenrust, bestaande uit meerdere segmenten, waaronder een segment groter dan 20cM. Dit vormt voor mij afdoende bewijs dat Jacques een biologische zoon was van Joseph Hartog. Dat hij bovendien niet in Den Haag maar in Antwerpen geboren was maakt het m.i. onwaarschijnlijk dat hij iets met het voorgestelde NPE-scenario te maken had.

Een iets kleiner segment, maar toch nog 15cM, delen we met een nazaat van Joseph Hartogs' oom Benjamin Zeldenrust. Is dit genoeg om aan te nemen dat Joseph de biologische zoon was van Benjamins broer Hartog Joseph? Niet volgens Lara's strenge criteria, maar wel aannemelijk gezien wat we kunnen verwachten. Triangulatie op dit segment met een nazaat uit een andere tak is wenselijk. Het lijkt me redelijk onwaarschijnlijk dat ons voorgestelde scenario zich hier heeft voorgedaan: dan zou een zoon van het echtpaar Vierling-Hoeben, van wie de oudste ten tijde van de geboorte van Joseph 16 jaar oud was, helemaal naar Amsterdam zijn gegaan om daar een kind te verwekken.

Jacques' echtgenote Frederica, ook wel Fietje of Sophia, werd in Den Haag geboren - iets dichter bij het mogelijke vuur. Op de geboorteakte niets vreemds: de vroedvrouw en haar oom Simon Lehmans waren aanwezig. Met nazaten van meerdere broers van Frederica delen wij genen, vaak kleinere, moeilijk te verifiëren segmenten, maar ook een paar segmenten van significante grootte. Verder terug matchen we met nazaten van Frederica's overgrootouders van moederskant Stibbe, in één geval triangulerend met een nazaat van Frederica's broer, wat veelbelovend is, al is het segment erg klein, en in een ander geval overlappend met een verwant via de familie Spijer, wat de oorsprong van dit segment ambigu maakt. Veelbelovender is een segment van 20 cM dat we delen met een nazaat van de oom van opperrabbijn Lehmans, Frederica's grootvader van moederskant. Genetische afstamming uit de familie Lehmans (eerder Buchbinder) lijkt me dus redelijk goed vastgesteld.

Wat betreft een genetische afstamming van Frederica's vader, daar wordt het lastiger: mijn grootmoeder deelt wel twee segmenten met een nazaat van David Winkels halfbroer - onze gedeelde voorvader zou dus Frederica's grootvader Samuel zijn - waaronder een redelijk segment van 18 cM (al valt dit onder Lara's kritische grens), maar beide segmenten zijn ambigu en overlappen met o.a. een nazaat uit de familie Spijer en met meerdere mensen met een (deels) Sefardische herkomst. Voor een genetische afstamming van Frederica's vader David zijn dus wel aanwijzingen, maar die zijn m.i. nog niet sterk genoeg.

Zeer opmerkelijk is de situatie rondom het huwelijk van Joseph Hartog en Frederica te 's-Hertogenbosch in 1844; Josephs vader Hartog Joseph weigerde om toestemming voor het huwelijk te verlenen. Omdat Joseph meerderjarig was had hij dit wettelijk gezien niet per se nodig, maar toch vond hij de toestemming belangrijk. Eind 1843 schakelde Joseph hulp in bij de rechterlijke macht. Het kantongerecht stuurde een deurwaarder naar Hartog om uit te leggen dat er wettelijk gezien geen bezwaren waren voor het huwelijk, maar dat zijn zoon wel toestemming van hem eiste. Hartog "volhardde echter in zijn weigering toestemming te verlenen". Hij was dan ook niet aanwezig op het huwelijk; Frederica's ouders waren er wel. Bij zijn andere kinderen weigerde Hartog geen toestemming. Vraag is wat er aan de hand was. Had hij een zakelijk conflict met Frederica's vader? Had de weigering betrekking op de mogelijke NPE die we aan het onderzoeken zijn? Een intrigerende mogelijkheid...

5. De vader van Catharina Farro

Over Catharina's vader Josua heb ik eerder geschreven. De mogelijkheid dat Catharina een andere vader zou kunnen hebben vind ik niet vergezocht, al zou ik het wel heel jammer vinden gezien mijn interesse voor Josua's familie. Ik zou een NPE hier aannemelijk vinden omdat Josua reeds ver boven de zeventig was toen Catharina geboren werd, en bovendien vaak van huis was als reizend koopman. Zijn jonge echtgenote Judith zal toch ook wel haar behoeften gehad hebben...

In tegenstelling tot de andere joodse familieleden was Josua Sefardisch (Portugees-Joods), met wat drupjes Italiaans-Joods. Sefardim kennen niet de grote endogamie die onder Asjkenazim voorkomt, al overlappen Sefardische segmenten wel vaak met Asjkenazische, gezien een gedeeltelijk overlappend verleden (bijv. de verdrijving van joden uit Frankrijk richting o.a. Spanje in de middeleeuwen, en de verdrijving van de joden uit Spanje richting o.a. Asjkenazische gemeenschappen in de zestiende eeuw). Ik kom gedeelde segmenten tegen van nazaten van bekende voorouders: de families Cohen Farro en/of Sarfaty Pina uit de vroege achttiende eeuw en ook de familie Musaphia. Daarnaast toch redelijk wat segmenten die we delen met mensen met een deels Sefardische oorsprong: nazaten van de Amsterdamse en Londense Sefardim, van joden uit Suriname en Jamaica, Marokkaanse, Tunesische en Turkse joden en niet-joodse mensen uit Latijns-Amerika. Tezamen vormen deze segmenten zo'n 5% tot misschien wel 9% van mijn grootmoeders genoom, in lijn met een 1/16 afstamming van Josua.

De segmenten zijn bovendien niet geheel willekeurig verspreid over het genoom, maar vormen duidelijke patronen. In Figuur 1 één chromosoom van mijn grootmoeder dat m.i. grotendeels Sefardisch lijkt:

Figuur 1: een chromosoom met Sefardische banden

Op basis van deze genetische aanwijzingen concludeer ik dat Josua gewoon de vader was van Catharina.

6. De vader van Judith Spijer

Judith, de moeder van Catharina Farro, werd evenals Frederica Winkel in Den Haag geboren. Mijn grootmoeder deelt duidelijke segmenten van net iets onder en net iets boven de 20 cM met nazaten van Judiths zuster Elisabeth. Gedeelde segmenten met nazaten van Judiths oom van moederszijde Samuel van der Bijl zijn helaas ambigu, d.w.z. dat dezelfde segmenten ook van andere familieleden afkomstig kunnen zijn. Belangrijk vind ik een gedeeld segment van maar liefst 43 cM met een nazaat van Judiths tante Betje Spijer, zuster van haar vader Zacharias. Gezien ik geen andere banden met deze nazaat tegenkom, is het m.i. meest aannemelijk dat ook Zacharias gewoon de vader was van Judith Spijer.

Voorlopige bevindingen

Op grond van mijn onderzoek naar een mogelijke NPE binnen onze familie heb ik voor nu de volgende bevindingen:
  • Een vergelijking tussen de gedeelde segmenten bij mijn grootmoeder en haar half-sibling suggereert de aanwezigheid van 7 segmenten die zich niet houden aan de verwachte regels van cross-over, d.w.z. volgens de verwachte regels zouden deze segmenten joods moeten zijn, maar dit zijn ze niet.
  • De 7 segmenten vormen ongeveer 1/32 van mijn grootmoeders genoom en delen allemaal banden met ofwel de (Vierling-)Hoeben-familie ofwel de Timmner-De Jager-familie of beiden.
  • Het is aannemelijk dat de Timmner-De Jager-familie verwant is aan het Vierling-Hoeben-cluster via de onbekende vader van Theodorus Johannes de Jager (*1825) al is hier nog wel veel meer onderzoek naar nodig.
  • 3 van de 7 segmenten zijn m.i. groot genoeg (>30 cM) om van een recente, vindbare genealogische voorouder afkomstig te zijn; dit suggereert dat er sprake kan zijn van een NPE bij onze familie, d.w.z. een, in dit geval, niet-joodse voorvader aan onze joodse kant.
  • Gezien zowel de aanwezigheid van "Haagse" als "Hoeben"-segmenten is een aannemelijk scenario dat één van de zoons van het echtpaar Vierling-Hoeben verantwoordelijk is geweest voor een NPE bij onze joodse familie.
  • Een analyse naar de segmenten die wij delen met onze joodse kant laat op het eerste gezicht geen afwijkende zaken zien. Wel is m.i. de afstamming van Frederica Winkel uit haar vader David genetisch gezien nog niet voldoende aangetoond. De hardnekkige weigering van Frederica's toekomstig schoonvader om toestemming te verlenen voor haar huwelijk vind ik opmerkelijk en in het kader van een mogelijke NPE potentieel verdacht.

Mijns inziens is een scenario denkbaar waarbij één van de oudste twee zoons van het echtpaar Vierling-Hoeben, Franciscus Joannes (*1800), een ambtenaar bij het ministerie van koloniën/marine, of Theodorus Franciscus (*1805), een kabinetwerker, de biologische vader kan zijn van Frederica Winkel (*1822). Zowel David Winkel als vader Theodorus Vierling waren winkelier en zouden elkaar gekend kunnen hebben. Één van beide zoons zou m.i. daarnaast ook nog de vader geweest kunnen zijn van Theodorus Johannes de Jager (*1825). Het moet gezegd worden, zowel de mannen als de moeders waren nog jong en (behalve Frederica's moeder) nog ongehuwd.

Hoe zeker is dit scenario? Het is een redelijke mogelijkheid gebaseerd op de genetische signalen die ik zie. Om het scenario zeker te bevestigen zouden we de mogelijke hoofdrolspelers getest moeten hebben; ik weet precies waar Frederica zich momenteel bevindt, maar haar laten we met rust. Ik zie meer in de volgende mogelijkheden: dezelfde genetische signalen die zich voordoen bij andere nabije joodse familieleden, onderzoek naar de typen winkels die de families Vierling en Winkel bestierden en naar de straten waar zij woonden, al zijn de gegevens uit Den Haag hierover van vóór 1830 wat gebrekkig.

Wordt wellicht vervolgd wanneer meer aanwijzingen vóór of tegen dit scenario beschikbaar zijn...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten