zaterdag 19 oktober 2024

Bronvermeldingen en overnemen van gegevens

Elk geschreven werk waarbij informatie wordt gedeeld en geïnterpreteerd is gebaat bij een goede bronvermelding. Dit geldt zeker voor stambomen: zonder verwijzing naar bronnen en aanvullende informatie wanneer het gaat om indirecte beredeneringen weet je niet wat je aan de informatie hebt. Wat vind ik nu goede bronvermelding en wat niet?

1. Primaire bronnen

Wanneer dit mogelijk is, verwijs dan zoveel mogelijk naar de primaire bron. Dit kan bijvoorbeeld gaan om de geboorteakte, ondertrouwinschrijving of testament bij de notaris. Het beste is wanneer het desbetreffende archief, archiefnummer, inventarisnummer, bladzijde of folio, type bron en datum worden genoteerd, bijvoorbeeld (fictieve voorbeelden):
  • Stadsarchief Amsterdam: DTB-register Westerkerk, inv.nr. 1, f.100, doop (1 januari 1800).
  • Utrechts Archief: Notarieel Archief, inv.nr. 12345, f.25, testament Piet (29 februari 1796).
In de praktijk gebruik ik voor de registers van de burgerlijke stand en DTB een verkorte notatie, bijv. SA Amsterdam: BS; het kan namelijk nogal veel werk zijn, en de bron is redelijk evident na te trekken wanneer je de datum en gemeente kent en in het geval van DTB de specifieke kerk en gezindte. Bij notariële akten en schepenregisters verdient het wel aanbeveling om naar de specifieke akte te verwijzen t.b.v. de transparantie en om derden zo goed mogelijk te helpen bij het verifiëren van de bron.

Wanneer je primaire gegevens vindt op portalen zoals wiewaswie of openarch verdient het ook aanbeveling gewoon te verwijzen naar de primaire bron zoals boven genoemd; wiewaswie of openarch zijn zelf géén primaire bronnen, maar slechts de boodschapper.

Wees bij primaire bronnen beducht op fouten: het kwam weleens voor dat de predikant de namen van ouders en getuigen bij een doop verwisselde, zich vergiste in de datum of dat mensen bij de aangifte van een overlijden de leeftijd en ouders van de overledene niet goed meer wisten.

Daarnaast kan het voorkomen dat in een transcriptie van een akte, bijvoorbeeld op wiewaswie, een letter verkeerd is overgenomen (bijv. een "F" i.p.v. "T" of "u" i.p.v. "n"). Het is m.i. zinloos om deze varianten als zodanig over te nemen, omdat zij in de oorspronkelijke akten niet voorkomen.

2. Secundaire bronnen

Vaak komt het voor dat gegevens afkomstig zijn uit secundaire bronnen, zoals tijdschriften, boekwerken en websites van andere onderzoekers. Wanneer je deze als bron gebruikt dien je ook deze te vermelden (fictieve voorbeelden):
  • Bonaparte, N., 'Genealogie van de Franse koningen', Tijdschrift van Geschiedenis vol. 1 (1800), p.1-99.
  • Kwartierstaat van Piet, www. (...) .nl
Hierbij adviseer ik wel in te schatten hoe kwalitatief de secundaire bronnen zijn. Wanneer zijzelf niet verwijzen naar primair(der)e bronnen, kun je de artikelen misschien beter links laten liggen of in de bronvermelding op te nemen dat de bron nog geverifieerd dient te worden. In alle gevallen is het aan te bevelen de gegevens zoals de schrijvers deze vermelden zelf na te trekken in primaire bronnen. Wanneer dit lukt, verdient het aanbeveling te verwijzen naar de primaire bron i.p.v. de secundaire. Wel is het netjes als je dan ook de secundaire bron noteert, want de schrijver heeft ook moeite gestoken in het onderzoek.

Houd bij het overnemen van gegevens rekening met interpretaties van de schrijver en onzekerheden! Het is goed mogelijk dat de schrijver conclusies trekt op basis van incomplete gegevens. Bijvoorbeeld: "het zou kunnen dat Maria de moeder van Piet is om de volgende redenen, maar zeker is dit niet." Wanneer je gegevens van de schrijver overneemt, neem dan deze onzekerheid mee. Dit kan door extra aantekeningen bij Maria te plaatsen, door Maria als "vermoedelijk Maria" in de stamboom op te nemen, door te spelen met speciale notaties (*Maria, [Maria]) etc. Het is belangrijk dat je dit zorgvuldig doet, want wanneer je slechts de kale gegevens zonder bijbehorende argumentatie overneemt dan krijg je een stamboom waarbij Maria zeker als moeder van Piet staat vermeld, en voor je het weet nemen anderen dit weer als zodanig over. Iedere onderzoeker heeft een stukje verantwoordelijkheid over de kwaliteit van de gegevens. Zelf noteer ik bij onzekere filiaties "verm. Piet" en bij diens voorouders plaats ik een asterisk: *Jan. Wanneer een naam niet-geattesteerd maar wel aannemelijk is of indirect herleid is, plaats ik deze tussen vierkante haken: [Piet].

Lees ook goed wat er precies staat. Wanneer iemand noteert: "Piet is overleden vóór 10 oktober 1800", neem dit dan als zodanig over, en niet als "overleden op 10 oktober 1800", iets dat maar al te vaak gebeurt. Wanneer er staat: "Jan ondertrouwt op 25 december met Maria" is dit iets anders dan "Jan trouwt op 25 december met Maria". Deze laatste fout komt, zo zal ik eerlijk zeggen, ook regelmatig voor in mijn kwartierstaat. Let ook op foute, automatisch geïnterpreteerde plaatsnamen die stamboomprogramma's regelmatig produceren: zo wordt Holland regelmatig automatisch omgezet naar het gelijknamige gehucht bij Reusel in Brabant of pakt het programma i.p.v. Zwijndrecht (Zuid-Holland) Zwijndrecht (Antwerpen).

3. Wat zijn minder goede bronvermeldingen?

Allereerst, het ontbreken van bronvermelding. Een voorbeeld: De Bommelerwaardse Boom is an sich een mooie verzameling gegevens en startpunt voor wie onderzoek doet naar voorouders in de Bommelerwaard. Gegevens uit de burgerlijke stand en DTB-boeken kun je zelf zo natrekken. Wanneer het echter gaat om gegevens van vóór 1600 ontbreken hier meestal de bronnen of argumentatie. Hoe moet de lezer weten op basis waarvan de conclusies zijn getrokken? Zijn er akten die als bron gebruikt zijn of is het (slechts) een interpretatie van de onderzoeker?

Ten tweede, algemene automatisch gegenereerde bronvermeldingen. Het maakt mij niet uit of de bronvermelding zelf automatisch gegenereerd is, dat scheelt immers tijd, maar een verwijzing naar "stamboom van Gerda op genealogie-online" die zelf weer verwijst naar "stamboom van Piet op my-heritage" en dit dan nog meerdere malen totdat de laatste stamboom weer terugverwijst naar Gerda is eigenlijk niet heel zinvol, omdat je dan vaak nog niet weet wat de werkelijke bron is. Genealogie-online en my-heritage zijn in ieder geval zelf geen primaire bronnen.

Tot slot, oude genealogieën uit de achttiende eeuw of eerder. Deze zijn berucht om de methoden die toenmalige genealogen gebruikten. Een genealoog als Van Buchel of Booth ging nauwkeurig te werk aan de hand van primaire bronnen, maar oude werken als de Batavia Illustrata, of werken van onderzoekers als De Carpentier of Butkens, met name bedoeld om de oude adel en elite van de Nederlanden te beschrijven, staan vaak vol fouten of verzinsels om lege plekken in de stamboom op te vullen. Kijk hier dus mee uit!

4. Zijn goede bronvermeldingen genoeg?

Je komt er een heel eind mee, maar het is niet altijd genoeg. Zo komt het geregeld voor dat een bron verkeerd is geïnterpreteerd, vaak doordat de taal ouderwets is, het schrift lastig te lezen, of de tekst ambigu geïnterpreteerd kan worden. Dit komt bijvoorbeeld regelmatig voor bij het project over de Middeleeuwse Adel in Europa. Er wordt grotendeels gebruik gemaakt van primaire bronnen, maar de interpretaties lopen uiteen.

5. Voorbeelden van goede bronvermelding

Het is zeldzaam om stambomen te vinden die gebruik maken van 100% primair bronmateriaal; er is altijd sprake van gebruik van secundaire bronnen.
Ik noem hier een paar kwartierstaten die ik vrij goed vind in het gebruik van bronmateriaal:
  • Kwartierstaat Zuiderent: hoewel niet elke bron primair is, is wel per persoon een verwijzing naar de bron opgenomen. Daarnaast maakt Zuiderent gebruik van "notes": extra informatieblokjes om onzekere filiaties of indirecte interpretaties uit te leggen. Tot slot is de kwartierstaat extra transparant door aan versiebeheer te doen: per persoon kun je zien wat de laatste datum van wijziging is.
  • Kwartierstaat Lapikás: de vorm mag dan wat gedateerd overkomen, ook Lapikás verwijst per persoon naar naar primaire en secundaire bronnen en doet aan uitstekend versiebeheer. Daarnaast worden in enkele gevallen ook (regesten van) primaire bronnen integraal uitgeschreven zodat je deze direct kunt beoordelen op hun waarde.
  • Kwartierstaat Jacobs-Schumacher: ook dhr. Jacobs is vrij nauwkeurig in het opnemen van primaire en secundaire bronnen, in het bijzonder bij oudere generaties.

Hoe doe ik het zelf eigenlijk?

Bovenstaande kwartierstaten hebben mij in het verleden ook geïnspireerd om de bronvermeldingen en versiebeheer te verbeteren en waar dit kan onzekere filiaties en aannames als zodanig te vermelden. Ook ik maak gebruik van zowel primaire als secundaire bronnen. In een aantal gevallen ben ik nog niet tevreden over de kwaliteit van de bronvermelding. Misschien dat ik deze wanneer ik er tijd voor heb gericht ga aanpakken voor zover dit mogelijk is.

donderdag 10 oktober 2024

Luxeproblemen

De welgestelden die aan het einde van de zestiende eeuw vanuit de Zuidelijke Nederlanden naar het noorden vertrokken, lieten zich regelmatig een sjiekere afkomst aanmeten dan zij in werkelijkheid hadden. Toenmalige genealogen lieten zich graag betalen voor het opstellen van een mooie stamboom. Zo claimde de familie Coymans af te stammen van de adellijke familie t'Kint van Roodebeke, terwijl zij eigenlijk een vrij eenvoudige afstamming uit Wuustwezel bij Antwerpen kenden. Binnen de familie Van der Muelen gingen verhalen rond over een overgrootmoeder die van Namense edelen afstamde. Laurens de Geer (1614-1666) liet zelfs een kwartierstaat met 64 kwartieren en bijbehorende wapens opstellen.[1] Vaak klopten de opgestelde stambomen gedeeltelijk, maar werden de ontbrekende zaken vervangen door mooiere verhalen.

Een probleem hiermee is dat de toentertijd opgestelde stambomen doorverteld werden en tot waarheid verheven werden. In de negentiende-eeuwse tijdschriften als De Navorscher, de vroege jaargangen van De Nederlandsche Leeuw maar ook in de vroegere adelsboekjes werden, ondanks de steeds wetenschappelijkere methode binnen de genealogie, nog vaak de fantasierijke stambomen opgenomen. Wij nakomelingen van deze kooplieden zitten nu met een luxeprobleem: de stambomen zijn eeuwenlang ter kennisgeving aangenomen en vervolgens nauwelijks opnieuw onderzocht.

Nu in onze tijd steeds meer primaire bronnen (degene die bewaard zijn gebleven) digitaal beschikbaar worden gemaakt, als scan, soms zelfs als transcriptie, kunnen we steeds makkelijker nagaan in hoeverre alles klopt. Dit geldt in het bijzonder voor de Belgische archieven, waar de laatste jaren ook steeds meer te vinden is.

Wapenbord van Maria de Velaer (1653),
omringd door 16 kwartieren volgens Van Atteveld
(Utrechts Archief)
De Velaer en Van Atteveld

Één voorbeeld in de kwartierstaat betreft het voorgeslacht van Maria de Velaer (1611-1653), echtgenote van Jan Mamuchet, heer van Houdringe, koopman te Utrecht, Leiden en Oegstgeest. Na Maria's overlijden te Utrecht is er in de Dom een wapenbord opgehangen. Hierop stond op zijn minst een ruitvormig wapen, gedeeld in tweeën, met aan de éne zijde het Mamuchet-wapen, met de kenmerkende gesnavelde hoofden en aan de andere zijde het De Velaer-wapen met de zwijnskoppen. In de collectie van de genealogen Van Atteveld is dit wapenbord nagetekend.[2] Daaromheen zijn door Van Atteveld 16 heraldische kwartieren getekend: (grootvader) Velare, Keytulle, Pels, Van Etten, (grootmoeder) Ghijs, Velare, Van den Hecke, Grammez, (grootvader) Van der Muelen, Aerssen, Segers, Van den Eynde, (grootmoeder) Malapert, Behault, Kethele, Rijcx.

Het is mij niet bekend of al deze kwartieren eveneens op het wapenbord stonden of dat zij (gedeeltelijk) uit Van Attevelds onderzoek afkomstig zijn: over meerdere van de hierboven genoemde families zijn aantekeningen te vinden in de verzameling Van Atteveld.

In hoeverre kloppen Maria's 16 kwartieren? De kwartieren van haar moeder Elisabeth van der Muelen zijn in ieder geval wat namen betreft voor 7/8 correct en wat heraldiek betreft grotendeels ook; alleen Aerssen, waar het wapen Van Aerssen voor is gebruikt, klopt niet; dit moet De Witte (sWitten) zijn. De oorsprong van de familie Van der Muelen is een onderwerp voor een volgende keer. 

De 8 genoemde kwartieren aan Maria's vaderszijde zijn problematischer. Meer aantekeningen over de familie De Velaere en de aanverwante familie Gheys worden door Van Atteveld in het dossier over de familie Ghijs gegeven, zoals tekeningen van drie Vlaamse of Antwerpse graven of wapenborden:[3]
  • Het graf van het echtpaar Charles de Velaere - Françoise van de Kethulle, met de kwartieren De Velaere, Van der Vichte, Pels, Van Etten, Van de Kethulle Deurnagele, Van der Gracht, Van der Stock.
  • Het graf van Joris Gheys met de kwartieren Gheys, Velare, Fremault, Mergere, Van den Hecke, De Grammez, Van den Ryne, Cant.
  • Het graf van Jasper Gheys met de kwartieren Gheys, De Vriendt, Fremault, Vaillant.

Maria's vader Jacques de Velaer de jonge was geboren te Antwerpen rond 1580 als oudste zoon van Jacques de Velaer de oude en Maria Gheys, die daar in de Onze-Lieve-Vrouwe op 5 april 1578 trouwden, toen nog katholiek. Jacques de oude was schepen te Antwerpen in 1585, maar al snel vertrok hij met zijn gezin naar Amsterdam. Hij was een oprichter van de Brabantsche Compagnie, die opging in de V.O.C., waar hij tevens bewindhebber van was.

De familie De Velaer is afkomstig uit Kortrijk. In de weesboeken van de stad en andere akten is veel te vinden. Volgens Van Atteveld was Jacques de oude een zoon van het echtpaar Jacques de Velaer en Marie Pels. In 1568 worden de kinderen van Jacques en Marie Pels in de weesboeken vermeld:[4] Maerten, Cornelis, Charles (die met Van de Kethulle was gehuwd), Jan Baptista en Mayken. Voogden zijn onder meer hun ooms Guillaem de Velaer Maertensz te Utrecht en Jacob Pels Cornelisz te Antwerpen. In 1581 en 1584 volgen [neven] Jan Gheys Jaspersz en jonker Guillaem van der Vichte Philipsz als voogd. Uit onder meer deze inschrijving blijkt ook dat de grootouders van de kinderen Maerten de Velaere en Anne van der Vichte zijn, in lijn met de kwartieren op het graf van Charles de Velaere. I.p.v. Van der Vichte vermeldt Van Atteveld Kethulle onder de kwartieren van Maria de Velaer.

Marie Pels kwam uit Antwerpen. Zij was een dochter van Cornelis Pels en Barbara Werner en kleindochter van Jan Pels en Elisabeth van Etten. Bij Charles de Velaeres kwartieren, waar Van Atteveld zich op gebaseerd kan hebben, wordt de generatie Pels-Werner overgeslagen.

Problematisch is dat onder de kinderen van het echtpaar De Velaer-Pels in het weesinschrijving in 1568 géén zoon Jacques wordt vermeld, en in de latere toevoegingen onder de weesinschrijving duikt hij ook niet op. Uit de schepenregisters van Antwerpen, onder meer uitgevoerd door dhr. Wijnrox in zijn onderzoek naar de handel met Rusland, komt naar voren dat Jacques tot een heel ander gezin behoort, namelijk tot dat van Gerard de Velaer.[5] In 1616 werd te Antwerpen nog een zaak behandeld waarin Maria Gheys, weduwe van Jacques de Velaer en de kinderen van diens zuster Marie de Velaer en Lucas de Smit vermeld werden.[6] Wijnrox noemt nog als zusters van onze Jacques Martina (gehuwd met Jan van Useel) en Johanna (gehuwd met Paulus van Hertsbeeck).

Gerard de Velaer was koopman te Antwerpen en kapelmeester van de Onze-Lieve-Vrouwe aldaar in 1572. Het is vooralsnog onbekend wie zijn echtgenote was. In 1554 lijkt hij onder de naam Gerard Notebaert alias de Velaer vermeld te worden.[7] Hij zou weer een zoon geweest kunnen zijn van Willem Notebaert alias de Velaer, die reeds in 1517 deken te Antwerpen was. De familie Notebaert heeft haar wortels in Kortrijk. Naar alle waarschijnlijkheid was Thomas Notebaert Willemsz, koopman te Kortrijk, een zoon van deze Willem. In 1581 transporteerde hij een rente op Jossine de Velaere, weduwe van Jasper Gheys om schulden af te lossen aan de erfgenamen van Gerard Notebaert.[8]

Jossine de Velaere, echtgenote van Jasper Gheys, was zeer waarschijnlijk een zuster van de bovengenoemde Maerten de Velaere die met Anne van der Vichte was gehuwd. Samen waren zij kinderen van Maerten de Velaere Joosz, die omstreeks 1449 geboren was, aldus zijn leeftijd vermeld in meerdere getuigenverklaringen te Kortrijk. Of en op welke wijze de familie Notebaert verwant was is onduidelijk. Willem zou een (half)broer, stiefbroer of zwager van Maerten en Jossine geweest kunnen zijn. Verder onderzoek in Kortrijk is noodzakelijk.

Volgens de aantekeningen van Van Atteveld zou Maria Gheys een dochter van Joris Gheys en Johanna van den Hecke geweest zijn en kleindochter van de eerder genoemde Jasper Gheys en Jossine de Velaere alsook van Josse van den Hecke en Margriete van Grammez. Dit is echter niet juist. Het was niet Joris Gheys, maar Jan Gheys Jaspersz die met Johanna van den Hecke was gehuwd. In 1588 worden ook hun weeskinderen te Kortrijk vermeld: Gerard, Jasper, Jossine en Françoise.[9] Géén Marie, die bovendien reeds tien jaar gehuwd was. Wat wel klopt is dat de vader van Marie Joris heette, want een Joris Gheys wordt in 1584 te Antwerpen als schoonvader van Jacques de Velaer vermeld.[10]

In Antwerpen woonde toentertijd slechts één Joris Gheys, namelijk de uit Kortrijk afkomstige koopman in lijnwaad Joris Gheys Rogiersz, die daar omstreeks 1555 met Barbe de le Vielleuze was gehuwd, een jonge weduwe, dochter van Quirin de le Vielleuze, schepen van Ath in Henegouwen, en van Barbe Daumeries. Samen met haar zusters Marguerite en Madeleine was zij naar Antwerpen vertrokken. Interessant genoeg vermeldde van Atteveld het echtpaar Gheys-de le Vielleuze wel in zijn aantekeningen. Joris' vader was Rogier Gheys, meerdere malen schepen en burgemeester van Kortrijk, en jongere broer van de hierboven genoemde Jasper Gheys. Joris' moeder is vooralsnog niet bekend. 

Ook Jasper en Rogier Gheys vinden we terug in de weesboeken van Kortrijk, namelijk als zoontjes van de Kortrijkse schepen Jan Gheys (Yweinsz); één van hun voogden was Pieter Fremault, naar alle waarschijnlijkheid hun oom van moederskant.[11] Dit is in lijn met de kwartieren op het graf op wapenbord van Jasper Gheys zelf.

Waar Van Attevelde voor Maria de Velaer dus de volgende acht kwartieren aan haar vaderszijde heeft toegewezen: 
(grootvader) De Velaer, Keytulle, Pels, Van Etten; (grootmoeder) Gheys, De Velaer, Van den Hecke, De Grammez, dienen we deze dus voor nu te vervangen door: 
(grootvader) [Notebaert alias] de Velaer, N.N., N.N., N.N.; (grootmoeder) Gheys, N.N., de le Vielleuze, Daumeries.

wordt vervolgd

[1] Utrechts Archief: archief Familie De Geer van Jutphaas, inv.nr. 3a.

[2] Utrechts Archief: Verzameling Van Atteveld, inv.nr. 377, De Velare.

[3] id., inv.nr. 120, Ghijs.

[4] OSA Kortijk: Weeskamer, inv.54, f.32 (1568), de wezen van Jacques de Velaere Maertensz.

[5] Wijnrox, E., Handel tussen Rusland en de Nederlanden, 1560-1640 (2003)

[6] Felix Archief: Schepenregister Antwerpen, o.a. inv.nr. 520 (1616).

[7] Felix Archief: Schepenregister Antwerpen, jaar 1554, f.192v.

[8] OSA Kortrijk: Akten en Contracten, archief 85, f.53r (21 januari 1581); transcriptie T. Struyve.

[9] OSA Kortrijk: Weeskamer, inv.nr. 63, f.112 (1588).

[10] Felix Archief: Schepenbrieven Antwerpen 1584, f.493 (16 augustus 1584).

[11] OSA Kortrijk: Weeskamer, inv.nr. 39, f.23, (1511).

woensdag 25 september 2024

Is het voorbij voor 23andMe?

mijn etniciteitsschatting
volgens 23andMe, versie 2024

23andMe is één van de oudste bedrijven die zich toelegde op commercieel genetisch onderzoek, in het bijzonder van het autosomale DNA. Hun redelijk aardige wetenschappelijke aanpak leidde tot vrij nauwkeurige etniciteitsschattingen (voor mij in ieder geval wel, al kan dit per type achtergrond verschillen). Het bedrijf focust zich daarnaast met name op onderzoek op het gebied van gezondheid. Een lastige combinatie volgens mij, want zij die geïnteresseerd zijn in genetische herkomst en stamboomonderzoek zijn vaak net een andere groep mensen dan zij die meer over hun gezondheid willen weten. En in beide takken van sport investeren, dat is misschien wat aan de dure kant.

23andMe heeft in de loop der tijd meerdere manieren gevonden om geld te verdienen; zo moesten mensen die op een (ver)oude(rde) chip getest hadden een nieuwe test kopen wanneer zij een update wilden van hun resultaten. Daarnaast werkten zij samen met de wetenschap m.b.v. geanonymiseerde en geaggregeerde gegevens van mensen die hier toestemming voor gaven. De laatste paar jaar introduceerde 23andMe abonnementen voor wie interesse had in gedetailleerdere gezondheidsinformatie en meer. Mijn indruk is dat dit voor veel mensen te duur was.

Afgelopen jaar was een moeilijk jaar voor 23andMe. Geplaagd door veiligheidslekken en tegenvallende inkomsten lijkt het er m.i. op dat dit voorlopig niet goed gaat komen. Onlangs stapte het bestuur op. Misschien staat het bedrijf wel op omvallen. En wat gaat er dan gebeuren? De kans is groot dat een concurrent, bijvoorbeeld Ancestry, e.e.a. overneemt. Of heeft een excentrieke miljardair interesse? Waar ligt het eigenaarschap van alle gegevens? Omdat ik niet zoveel zin heb in die vraagstukken en ik dit bedrijf an sich voor mijn onderzoek nauwelijks meer gebruik heb ik de ruwe data veiliggesteld en vervolgens de boel laten verwijderen. Jammer, maar het is voor nu niet anders. Er zijn andere ondernemingen die er gezonder voor lijken te staan, zowel op het gebied van financiën als op het gebied van informatiebeveiliging.

Mocht je dit nu lezen en bij 23andMe zitten, neem dit bericht dan maar ter kennisgeving aan en besluit in alle rust of je er iets mee wil gaan doen.

zondag 21 juli 2024

Een proces en de zwagers

 Eerder schreef ik over de familie van de Venetiaans-joodse diamantslijper Isaac Baruch, stamvader van de Amsterdamse familie Baruch Pardo. Meerdere leden van deze familie waren vanuit Venetië naar Amsterdam getrokken. In Amsterdam werden zij door Rachel Salom (geboren Osorio) als "bloedvrienden" ((aan)verwanten) beschouwd. Rachels nicht Branca Fernandes was inderdaad gehuwd met Joseph Baruch, naar alle waarschijnlijkheid een (oud)oom van onze Isaac Baruch.

In de processen van de inquisitie van Venetië kwam onder meer deze Joseph Baruch ter sprake, zoon van Emanuele Baruch en ook bekend onder de naam Simeone.[1] Ik sprak vorige keer mijn vermoeden uit dat hij misschien wel identiek zou kunnen zijn als Simão de Medeiros, zoon van Manuel de Medeiros, die ook als Joseph bekend stond en in Venetië woonde.[2] Voornamen, plaats en tijdsperiode zouden goed overeen komen. Simão's broer Bento zou dan de grootvader moeten zijn geweest van onze Isaac Baruch.

De processen zijn geïndexeerd en voor een flink deel getranscribeerd door de historicus Ioly Zorattini. Zijn lijvige boeken bevinden zich onder meer in de plaatselijke Venetiaanse bibliotheken. Daar kom ik niet zomaar. Op google books zijn wel tekstfragmenten te vinden; bij het zoeken hierin is het belangrijk om verschillende zoektermen uit te proberen. In het onder [1] genoemde deel van Ioly Zorattini is schijnbaar ook het verslag opgenomen van het inquisitieproces van Florença Fernandes, de schoonzuster van Joseph Baruch. In het stuk wordt ze ondervraagd over haar handel en wandel en die van haar familie. Ze geeft aan in onder meer Pisa, Florence en Milaan te zijn geweest. De inquisiteur ondervraagt Florença ook over haar zuster Branca Fernandes:

Interrogata ut modo pro veritate dicat quo se contulerit dicta Blanca quando a Mediolano discessit et quis fuit illius vir. Respondit: "signor, Bianca quando parti da Milano ando con mio marito in Scivilia et suo marito fu Simone de Mideros."

"Ze is gevraagd om de waarheid te vertellen over waar de genoemde Blanca heenging toen ze Milaan verliet en wie haar man was. Ze antwoordde: "mijnheer, Bianca is toen ze Milaan verlaten had met mijn echtgenoot naar Sevilla gegaan en haar echtgenoot was Simone de Medeiros.""

Interrogata quomodo adhuc audeat in his mendaciis persistere, si clare in processu apparet alio dictam Blancam tunc se contulisset aliumque virum duxisse et propterea tandem, mendaciis relictis, veritatem circa predicta libere fateatur. Respondit: "signore, io non so altro che questo che ho detto et cosi mi hanno detto mio marito et mia madre, cioe che havevano maritata in Sciviglia detta Bianca, mia sorella, in detto Simone de Mideros et che esso mio marito la menava la."

"Ze is gevraagd hoe ze het nog steeds waagde deze leugens vol te houden, wanneer uit een ander proces duidelijk blijkt dat de genoemde Blanca zich toen elders begeven had en met een andere man getrouwd was; en vandaaruit, toen ze de leugens had laten vallen, gaf ze openlijk de waarheid toe over het voorheen gezegde. Ze antwoordde: "mijnheer, ik weet niets anders dan wat ik heb verteld en dat is wat mijn man en mijn moeder mij hebben verteld, namelijk dat zij in Sevilla zijn getrouwd, genoemde Bianca, mijn zuster, en genoemde Simone de Medeiros, en dat mijn man haar daar gebracht heeft.""

Interrogata an cognoverit et cognoscat quondam Iosephum filium Emanuelis Baru, hebreum, a quo tempore citra et cum qua occasione, respondit: "signor no, che io mi ricordi, che non ho sentito mai nominare questo Gioseffo Baruh hebreo. Ne ho sentiti a nominar tanti Hebrei che potrebbe [esser] che havessi sentito a nominare ancora questo."

"Ze is gevraagd of ze soms Joseph, zoon van Emanuel Baruch, jood, heeft gekend of kent, wanneer en bij welke gelegenheid. Ze antwoordde: "mijnheer, nee, voor zover ik mij herinner heb ik nooit de naam van deze jood Joseph Baruch gehoord. Ik heb zoveel Joden voorbij horen komen dat ik deze ook misschien wel eerder heb horen noemen.""

Florença zelf beweerde dus dat haar zuster Branca met Simão de Medeiros was gehuwd, die dus inderdaad identiek moet zijn geweest aan Joseph Baruch. Het is vervolgens de vraag of het klopt dat haar zus en zwager naar Sevilla waren gegaan zoals ze beweerde, of dat ze probeerde te verbergen dat zij zich in Venetië bevonden en dat haar zwager tot het jodendom was teruggekeerd. De inquisiteurs hadden uit andere processen reeds informatie dat Branca met Joseph Baruch was gehuwd en vroegen zich dus af (of vermoedden dit reeds) of hij dezelfde persoon als Simão was. Wist Florença echt niet welke identiteit haar zwager had aangenomen of had ze gewoon weinig contact met hem? Ze besloot in ieder geval niet te veel prijs te geven over haar zus.

Wat betekent de identificatie van Joseph Baruch als Simão de Medeiros voor de afkomst van Isaac Baruch? Mijn vermoeden blijft staan dat hij inderdaad een kleinzoon was van Simão's broer Bento de Medeiros.

Zwagers van David

De afkomst van Isaacs moeder blijft voorlopig onbekend, evenals die van zijn schoonmoeder, de echtgenote van rabbijn Joseph Pardo. Van Joseph zijn drie kinderen bekend: Ester, David (*ca. 1650) en Rachel (*ca. 1652), echtgenote van Isaac Baruch. Ester was mogelijk met haar neef Saul de Josiau Pardo gehuwd, maar dit is nog niet met zekerheid bekend. David vertrok met zijn gezin naar Londen en later naar Suriname. Ten tijde van de geboorten van Josephs kinderen was hij voorzanger van de synagoge in Rotterdam. Zowel in Amsterdam en Rotterdam zijn geen huwelijksinschrijvingen te vinden en op de Beth Haim begraafplaats ligt géén echtgenote van Joseph begraven. In de archieven van de Dotar van Amsterdam komt zij niet voor als weesmeisje en de latere weesmeisjes die genoemd werden als verwanten van zijn zoon David toen die lid was van de Dotar zijn allen familie via de Pardo-kant. De enige mogelijke aanwijzing die ik kan vinden is in de collectie Blitz, die meldt dat in 1652 in Rotterdam een Rebecca Anna Pardo begraven werd. [3] Het is niet duidelijk of dit om een volwassene of een kind gaat. Het zou m.i. om Josephs echtgenote kunnen gaan; deze Ribca Hana zou dan in het kraambed gestorven kunnen zijn. Dit zou kunnen verklaren waarom ze niet op Ouderkerk ligt.

Er is nog een mogelijke aanwijzing. In een notariële akte van notaris Nicolaes Hemminck te Amsterdam op 9 december 1672 duikt Joseph Pardo samen met Isaac Febos op als "zwagers van David Barbonel".[4] Het gaat hier om David de Joseph Abarbanel, zoon van Pedro Homem de Medeiros (alias Joseph Abarbanel) en Elvira Sanches (alias Jael de Simeon Viegas) en onder meer volle neef van Simha de Paz, echtgenote van Josua Cohen de Faro. David was gehuwd met Batseba en vertrok aan het einde van de zeventiende eeuw met zijn gezin naar Londen. Isaac Febos was getrouwd met Davids zuster Sara Abarbanel. David en Sara hadden in ieder geval nog een zuster, Gracia, die met Moses Obediente was getrouwd. 

De benaming zwager is interessant, maar dubbelzinnig. Vroeger duidde het naast schoonbroer ook wel schoonzoon aan. Omdat we het echter hebben over mensen die ongeveer uit dezelfde generatie komen, lijkt schoonbroer mij het meest aannemelijk. Ik zie de volgende mogelijkheden:
  1. Joseph Pardo was getrouwd met een zuster van David Abarbanel, die de moeder was van zijn kinderen. Indien het om de bovengenoemde Ribca Hana gaat, betekent dit echter wel dat hij ook nog na haar overlijden als zwager te boek stond.
  2. Joseph Pardo was getrouwd met een zuster van David Abarbanel, die de moeder was van zijn kinderen én die nog leefde ten tijde van de akte. Ribca Hana zou dan een dochter van Joseph geweest kunnen zijn. De grafsteen van zijn echtgenote blijft dan echter zoek.
  3. Joseph Pardo was, indien Ribca Hana zijn eerste echtgenote was, daarna getrouwd met een zuster van David Abarbanel die ten tijde van de akte nog leefde. Dit betekent wel dat nóg een huwelijksinschrijving en grafsteen zoek zijn.
  4. David Abarbanels echtgenote Batseba was een zuster van Joseph Pardo. In dit geval waren Joseph Pardo en Isaac Febos echter minder nauw aan elkaar verwant.
Het vaststellen van de identiteit van Batseba is essentieel om mogelijkheid 4 te beoordelen. Ze overleed te Londen in 1719. Samen met David en hun kinderen Ephraim Haim, Joseph (*ca. 1663), Gracia, Joyce (=Jael of Judith?) en Sara woonde ze daar reeds in 1696. Was zij soms een dochter van een Ephraim? Deze voornaam kwam vaak voor onder de Abarbanels. David had een achternicht Batseba de Ephraim Abarbanel, maar deze overleed reeds in 1675 in Amsterdam. David kan evengoed zijn zoon Ephraim naar een niet-geattesteerd jong overleden broertje genoemd hebben, of naar zijn eigen oom. De namen van de kinderen bieden verder geen duidelijke aanknopingspunten voor de afkomst van Batseba; vooralsnog duikt zij ook niet op in notariële akten in Amsterdam of Londen. De mogelijkheid bestaat nog wel dat zij in een Londens testament opduikt, mocht zij door familieleden genoemd worden.

Veel onduidelijkheden dus nog, maar wel een eerste mogelijke aanwijzing m.b.t. de identiteit van Joseph Pardo's echtgenote.

[1] Ioly Zorattini, P.C., Processi del S. Uffizio di Venezia contro ebrei e giudaizzanti: 1633-1637 (1980)

[2] Révah, I.S. et al.,Des marranes à Spinoza(1995), p.523, 524.

[3] Gegevens van de oudste begraafplaatsen en aangegeven sterfgevallen te Rotterdam 1640-1812. Bewerking van de Collectie Blitz (Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie).

[4] SA Amsterdam: ONA, not. N. Hemminck, verklaring (9 december 1672).

zaterdag 20 april 2024

Op zoek naar de Musaphia's: deel 1

De familienaam Musaphia komt sinds het begin van de zeventiende eeuw voor onder de Portugees-Joodse gemeenschappen in Amsterdam en Hamburg, en later ook in Londen en Suriname. Aan het einde van de negentiende eeuw brachten Russische joden de variant Musaph naar Amsterdam. De naam is waarschijnlijk afkomstig van het Hebreeuwse woord mussaf, dat verwijst naar extra gebeden op feestdagen.

Onder de oudste generaties in Amsterdam en Hamburg vinden we de volgende vier takken, waarvan het vooralsnog onduidelijk is of er sprake is van onderlinge verwantschap:
  • De gebroeders Simão Mendes (alias Moses Musaphia) uit Lissabon en Heitor Mendes de Setúbal, vader van Jacob Musaphia. Simão was reeds via Biarritz en Bayonne rond 1620 naar Amsterdam gekomen. Heitors weduwe Leonor Roiz de Moira en haar zoon Manuel Graciano (alias Jacob Musaphia) volgden later vanuit Sevilla.
  • De arts dr. Cristovão Nunes (alias Abraham Musaphia) en zijn echtgenote Branca Bravo (alias Sara Musaphia), vanuit Portugal naar Amsterdam gekomen. In 1648 benoemden zij elkaar tot erfgenaam.
  • Jacob Musaphia, in 1620 begraven te Ouderkerk a/d Amstel en gehuwd met Lea.
  • Manuel Nunes de Mattos, alias Immanuel Musaphia, stamvader van de Hamburgse familie en begraven te Ouderkerk a/d Amstel in 1626.

De Musaphia's die in de negentiende en twintigste eeuw te Amsterdam (en Londen) leefden, stammen af van het echtpaar Jacob de Joseph Haim Musaphia (*ca. 1752 Hamburg, +1829 A'dam) en Rachel de Isaac Semach Serano (*ca. 1754 A'dam +1840 A'dam), dochter van Isaac Semach Serano en van Reina Pretto Henriques. Zij kregen vijf kinderen: Reina (*1780, moeder van dr. Samuel Sarphati), Rachel alias Gracia (*1781, ongehuwd), Sara (*1784, verdere levensloop mij onbekend), Joseph (*1787, waaruit nakomelingen) en Hanna (*1789, gehuwd zonder nageslacht).

Jacobs Hamburgse afkomst

Over de afkomst van Jacob is regelmatig geschreven, maar zonder veel resultaat. Hij zou volgens sommigen een kleinzoon zijn van David de Moses Musaphia uit de Amsterdamse tak, maar hij wordt op geen enkele wijze vermeld in de uitgebreide overzichten van de erfgenamen van Ester de Isaac Musaphia, zoals mijn betovergrootmoeder. De heer T. Tielen heeft elders dan ook juist opgemerkt dat we in Hamburg op zoek moeten gaan naar Jacobs vader Joseph Haim.

Er is wel één en ander geschreven over de Joodse gemeenschap in Hamburg, bijv. door de heer Studemund-Halévy in verschillende werken en onlangs nog door de heer Martins.[1] Over het geslacht Musaphia, in het bijzonder de leden in dienst van de vorst van Sleeswijk-Holstein, heeft de heer Lohmeier gepubliceerd.[2] Veel van dit materiaal heb ik zelf nog niet kunnen bekijken, omdat het is weggestopt in Duitse archieven en bibliotheken en even reizen naar Hamburg er nu niet inzit; in hoeverre primaire informatie over Hamburgse huwelijken en begrafenissen inmiddels digitaal toegankelijk is, zoals Amsterdam dat al jaren heeft, is mij evenmin bekend.

Wat wel steeds toegankelijker wordt, is het notarieel archief van Amsterdam, geholpen door veel vrijwilligers en de ontwikkelingen op het gebied van automatische transcriptie. In de stukken zijn meerdere Joseph Musaphia's uit de juiste tijdsperiode te vinden. Allereerst een Surinaamse Joseph Musaphia, zoon van Immanuel Musaphia en Simha Pelegrino, een mulattin. Deze Joseph overleed te Paramaribo in 1774. Ik vind het niet aannemelijk dat hij de vader was van Jacob; er zijn géén aanwijzingen dat Joseph Suriname ooit verlaten heeft en bovendien lijkt hij niet getrouwd te zijn geweest.

Een tweede Joseph komt m.i. beter in aanmerking als Jacobs vader: in 1765 verschenen voor de notaris in Amsterdam Gracia Cohen Peixotto, echtgenote van Joseph Musaphia, en haar zuster in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder Lea Abensur, weduwe van Jacob Cohen Peixotto.[3] Gracia werd omstreeks 1725 geboren te Amsterdam en werd in 1775 te Ouderkerk a/d Amstel begraven. Haar echtgenoot Joseph ligt elders begraven, denkelijk te Hamburg. Chronologisch gezien komen Joseph en Gracia zeker in aanmerking als ouders van Jacob Musaphia; daarnaast is het interessant dat Jacob zijn tweede dochter Gracia noemde. Gracia's moeder Lea Abensur werd in Hamburg geboren als dochter van Daniel Abensur en Rachel Levy Ximenes en was onder meer een nakomelinge van de Curiels.

Een zeer interessant document m.b.t. de potentiële afkomst van deze Joseph Musaphia betreft een notariële akte uit 1738 waarin de nalatenschap van Salomon Abensur, koopman te Livorno, behandeld wordt. In de akte lezen we dat voor de notaris verschenen:

"Lea Abensur, wed. Jacob Peixotto voor een derde part mede-erfgename van haar moeder Rachel Abensur (=Rachel Levy Ximenes), de heren Crasto en Curiel als last en procuratie hebbende van de heer Jacob Musaphia woonachtig tot Hamburg als vader en voogd over zijne nog in leven zijnde minderjarige kinderen Daniel en Joseph Musaphia bij zijn overleden huisvrouw Ester Gracia Abensur in huwelijk verwekt en dan de heer Benjamin Musaphia Fidalgo, meerderjarige zoon en benevens zijne genoemde twee nog minderjarige broeders bij representatie van hun lieder voornoemde overleden moeder mede voor een derde part erfgenaam van haarlieder grootmoeder Rachel Abensur, en laatstelijk nog de heer Moses de Crasto als benevens zijn broeder de heer Abraham de Crasto, koopman tot Livorno, voogden over Benjamin Abensur, die benevens de eerste comparante en de kinderen van Ester Gracia Abensur ieder voor een derde part zijn de enige geïnstitueerde erfgenamen van wijlen Salomon Abensur, die voor mede een zoon en voor een derde part erfgenaam was van Rachel Abensur."[4]

In 1738 woonde in Hamburg dus een Jacob Musaphia, die op dat moment een nog minderjarige zoon Joseph had. Deze Joseph was eveneens een volle neef van Gracia Cohen Peixotto. Het lijkt me gezien de tijd, plaats, vernoemings- en huwelijksgebruiken (neef-nichthuwelijken) zeer aannemelijk dat het om Gracia's echtgenoot en Jacobs vader gaat.

Kunnen we nog verder terug in deze Hamburgse lijn van Musaphia's? Ik denk het wel. In 1739 wordt een in Hamburg woonachtige Jacob genoemd in het testament van zijn ongehuwde broer Daniel Musaphia Fidalgo te Londen:

"I give and bequeath to the children of my brother Immanuel Mussaphia, deceased now at Suriname, by Simha Pelegrina, 300 pound sterling (...), to my four nephews, sons of my deceased sister Sarah, late wife of Aron Hamiz Vaz (...), to my housekeeper and servant [Martha] Jones (...), and all the rest and residue of my estate I bequeath the same to my two brothers, the said Joseph Musaphia and Jacob Musaphia to be divided equally between them (...). I do hereby constitute and appoint my said two brothers Joseph Musaphia, now residing in London, and Jacob Musaphia, now residing in Hamburg, executors of this my last will".[5]

De door Daniel genoemde zus Sara was in 1705 in Amsterdam gehuwd met Aron Hamis Vaz. Ze was toen ongeveer 32 jaar oud en afkomstig uit Hamburg; haar moeder was aanwezig bij het huwelijk. Haar vader lijkt Benjamin de Joseph Musaphia te zijn geweest, die in 1700 te Altona (Hamburg) werd begraven. Deze was weer een zoon van Joseph de Immanuel Musaphia, broer van de bekende dr. Benjamin Musaphia; en zo komen we weer bij de stamvader van de Hamburgse tak terecht.

De afstammingsreeks van Jacob Musaphia kunnen we m.i. nu als volgt reconstrueren:

I. Manuel Nunes de Mattos (alias Immanuel Musaphia), +1626, tr. Ana de Milão, zuster van Paulo de Milão (alias Moses Abensur), dochter van Henrique Dias Milão en van Guiomar Gomes.

II. Joseph de Immanuel Musaphia, (Gonçalo), *ca. 1605 Hamburg, + 1695 Glückstadt, tr. N.N.

III. Benjamin de Joseph Musaphia, *ca. 1640 Hamburg, +1700 Hamburg, tr. Rachel.

IV. Jacob de Benjamin Musaphia, *ca. 1680 Hamburg, +1747 Hamburg (of 1767 A'dam), tr. Ester Gracia de Daniel Abensur, +<1738, dochter van Daniel de Moses Abensur en van Rachel de Salomon Levy Ximenes.

V. Joseph Haim de Jacob Musaphia, *>1710 Hamburg, tr. met zijn nicht Gracia de Jacob Cohen Peixotto, *ca. 1725 A'dam, +1775 A'dam, dochter van Jacob de Josua Cohen Peixotto en van Lea de Daniel Abensur.

VI. Jacob de Joseph Haim Musaphia, *ca. 1752 Hamburg, +1829 A'dam, tr. 1778 A'dam Rachel de Isaac Semach Serano, *ca. 1754 A'dam, +1840 A'dam, dochter van Isaac de Abraham Semach Serano en van Reina de David Pretto Henriques.

wordt vervolgd.

[1] Martins, H., The Portuguese Jews of Hamburg: The History of a Merchant Community in the Seventeenth Century (2023)

[2] Lohmeier, D., 'Die Mussaphia in Hamburg und Altona. Genealogisches zu den Hofjuden der Herzöge von Schleswig-Holstein-Gottorf', in: Familienkundliches Jahrbuch Schleswig-Holstein 37 (1998), p.78–103.

[3] SA Amsterdam: ONA, not. H. van Heel (7 november 1765).

[4] SA Amsterdam: ONA, not. J. Barels, nalatenschap van Salomon Abensur (21 mei 1738).

[5] National archives, PROB 11/696/436, will of Daniel Musaphia Fidalgo (19 juni 1739).

zaterdag 23 maart 2024

Kleine stappen in de directe lijn

Eerder schreef ik over het onderzoek naar de diepe oorsprong van mijn directe vaderlijn (Y-DNA) en moederlijn (mt-DNA). In beide gevallen heb ik bij FamilyTreeDNA een geavanceerde test laten doen (BigY 500, later Y700, en mt Full Sequence). Hoewel FamilyTreeDNA voor de gemiddelde Nederlander niet heel bruikbaar is op het gebied van DNA-matches (de meeste zitten elders) en de etniciteitsschatting ook nog wat te wensen overlaat, loopt FamilyTreeDNA wel voorop als het gaat om onderzoek naar de directe vader- en moederlijnen.

Y-DNA

Uit de test bleek dat mijn vaderlijn tot de in West-Europa veelvoorkomende haplogroep R1b behoorde, in het bijzonder de sub-haplogroep U152>Z56, die zijn oorsprong vindt in de context van de verspreiding van de Indo-Europees-sprekende Klokbekervolkeren, met name langs de Boven-Rijn en Donau. De subgroepen van Z56 zijn onder meer in Italië (met name Toscane), het Rhône-gebied en langs de Rijn te vinden. De moderne distributie van deze haplogroep lijkt het gevolg van verspreiding door meerdere stammen in de Brons- en IJzertijd, waarbij gedacht kan worden aan Kelten (Galliërs), Italische volkeren (zoals de Romeinen) en andere aanverwante volkeren (zoals de Liguriërs) en stamverbanden die we nu niet meer kennen.

Mijn 'nabije' verwanten in de mannelijke lijn
(FTDNA Discover tree).
Sinds de laatste update in 2020 heb ik nog geen nieuwe nabije verwanten gekregen. Wel heeft
FamilyTreeDNA een interessante nieuwe tool ontwikkeld: de Discover tool. Dit is een grote stamboom van de mannelijke lijn van de gehele mensheid, bestaande uit BigY-testers en samples uit wetenschappelijke artikelen, zowel van moderne als van (pre-)historische mensen. Aan de stamboom zijn eveneens schattingen van de ouderdom van de verschillende takken toegevoegd. Dit tezamen maakt de tool zeer waardevol om meer te begrijpen over de oorsprong van onze vaderlijnen.

In de nevenstaande afbeelding mijn naaste verwanten in deze boom, waarvan ik de meeste in 2020 ook al kende. Te zien is dat mijn vaderlijn, afkomstig uit het 17e-eeuwse Noord-Brabant en aangegeven met de Nederlandse vlag, rond 250 v.Chr. (met een grote marge) een gemeenschappelijke voorvader deelt met een Engels-Amerikaanse familie, waarvan meerdere leden zich hebben laten testen. Hoewel dit in prehistorische termen redelijk nabij is, zou een nabijere verwant (modern of (pre-)historisch) wenselijk zijn; wat er tussen 250 v.Chr. en de 17e eeuw plaatsvond blijft nu nog volstrekt onduidelijk. Verder terug zien we verwantschappen met meer Engelse families, Italianen en Fransen, die teruggaan tot de late Bronstijd (de periode van de Urnenveld-cultuur). In onze directe omgeving zijn nog géén prehistorische individuen aangetroffen; andere takken zijn hier tot nu toe rijker mee bedeeld.

Naast de Discover Tool is FamilyTreeDNA ook begonnen met het toewijzen van (basis-)haplogroepen aan mannen die ook een FamilyFinder-test (autosomale test) gedaan hebben. Ik heb reeds gezien dat dit in mijn haplogroep gebeurt tot op het niveau van de mutatie BY1823, mijn directe voorvader die rond 1550 v.Chr. leefde. Er zijn dus nog best veel kandidaten die ook tot een tak in bovenstaande afbeelding zouden kunnen behoren!

mt-DNA

In mijn directe moederlijn die tot haplogroep W5a2 behoort, heb ik behalve één Duitse familie weinig moderne verwanten. Waarschijnlijk delen wij een gemeenschappelijke voormoeder in de middeleeuwen, van wie één van haar nazaten - mijn voormoeder - in het 17e-eeuwse Zuid-Holland terechtkwam.

Haplogroep W5 is niet de meest voorkomende groep, maar wordt vrij regelmatig aangetroffen in archeologische sites; met de vondsten tot nu toe kunnen we een duidelijke tijdlijn van de haplogroep opstellen: van boeren in Hongarije in het 6e millennium v.Chr. naar boeren van de Bandkeramiek-cultuur (LBK) in Duitsland naar mensen van de Trechterbeker- en Kogelamfora (Globular Amphora)-culturen in Duitsland en Polen, mensen uit de snoerbekercultuur (Corded Ware) uit het 3e millennium v.Chr. en middeleeuwse Vikingen en Engelsen. Voor het eerst heb ik nu ook specifiek mijn tak W5a2 in één van de onderzoeken gezien: maar liefst drie individuen uit de 3e eeuw na Chr. met deze haplogroep werden gevonden in Jutland en Sjælland. Het is goed mogelijk dat deze moederlijn met de verspreiding van het West-Germaans naar Nederland is gekomen.

Genealogie: Coetier

Het geslacht Coetier

V.F. van der Heijden

 

De familie Coetier is aan het einde van de zestiende of begin zeventiende eeuw vanuit Namen naar de Noordelijke Nederlanden gevlucht, waarbij zij bij de heren van Oijen terecht kwamen. Vervolgens leefden zij met name rondom Arnhem. Leden van dit geslacht waren onder meer hoogleraar, predikant, militair en gouverneur-generaal van Suriname.

 

Genealogie

 

I. N.N. Coetier, stamvader van het Nederlandse geslacht, vermoedelijk geboren in Namen en gevlucht naar Oijen.
In de grafrede voor prof. Willem Coetier wordt stilgestaan bij de Namense oorsprong van dit geslacht; naast Willems vader Johan worden echter geen oudere namen genoemd.[1]

Zijn kinderen:

1.      Johan Coetier, zie II-a

2.      Christoffel Coetier, zie II-b

3.      Aletta Coetier, geboren te Oijen. Zij is gehuwd te Zaltbommel op 20 maart 1659 met Isaac Hubertsz (van Arnhem), landbode van de Tielerwaard, zoon van Huijbert Jacobsz en van Fijken Lenaerts Coninck.
Hieruit:
a) Huijbert van Arnhem, te Zaltbommel, gehuwd met Sara van Elst.
b) Hendrina van Arnhem, geboren te Wadenoijen, gehuwd aldaar op 6 oktober 1683 met Seger Jacobsz van der Kruijssen.
c) Sophia van Arnhem.

 

II-a Johan Coetier, geboren te Oijen, rentmeester en substituut-schout aldaar en te Arnhem. Hij is gehuwd te Arnhem (ondertrouw 17 mei 1645) met Elisabeth van der Roer, geboren te Nijmegen, dochter van Willem van der Roer en van Geertruijd Castrops.

Johan werd door de baron Willem van Gent (uit het geslacht van de heren van Oijen) aangesteld als executeur-testamentair van zijn testament.

Hieruit:

1.      prof. dr. Willem Coetier, geboren te Arnhem op 10 maart 1647, hoogleraar te Deventer, vervolgens hoogleraar geschiedenis te Franeker, overleden te Franeker op 15/6 december 1723, ongehuwd.
Hij kreeg evenals zijn moeder een legaat van baron Willem van Gent.

2.      Adam Coetier, zie III-a

3.      Geertruijd Coetier, gedoopt te Arnhem op 2 juni 1654.

4.      Hendrik Coetier, zie III-b

5.      Johan Coetier, zie III-c

6.      Gerhardus Coetier, gedoopt te Arnhem op 26 september 1661.

 

III-a Adam Coetier, gedoopt te Arnhem op 10 november 1650, kapitein. Hij is gehuwd te Elden (ondertrouw Arnhem) op 5 september 1680 met Everardina Sluijsken, dochter van Evert Sluijsken en van Catharina van Essen.

Hieruit:

1.      Everardina Elizabeth Coetier, te Arnhem, overleden voor 14 september 1762, ongehuwd.
Zij maakte op 30 augustus 1760 haar testament op.[2]

2.      Everard Johan Coetier, te Arnhem, overleden na 1729, voor zover bekend ongehuwd.

3.      Hester Catharina Coetier, te Arnhem, overleden na 1719, voor zover bekend ongehuwd.

 

III-b Hendrik Coetier, gedoopt te Arnhem op 9 november 1656, vaandrig, luitenant, overleden in 1686. Hij is gehuwd te Bergen op Zoom op 22 maart 1682 met Sara Aelstius, gedoopt te Bergen op Zoom op 21 december 1655, dochter van ds. Johannes Aelstius, predikant te Bergen op Zoom, en van Johanna Moijaerts.

Hieruit:

1.      Johanna Elisabeth Coetier, te Bergen op Zoom, overleden na 1731, ongehuwd.
Zij maakte in 1731 haar testament op.[3]

2.      Gerhardus Coetier, zie IV-a

3.      ds. Hendrik Willem Coetier, gedoopt te Breda op 15 juni 1685, student theologie te Franeker, hulppredikant te Bergen op Zoom 1705-1712, predikant Oud Vossemeer 1712-1719, te Middelburg 1719-1741. Hij is gehuwd met Sara Laurentia van de Blocquery, begraven te Middelburg op 18 augustus 1736. Kinderloos.

Hendrik maakte in 1741 zijn testament op.[4]

4.      Rudolf Ernst Coetier, gedoopt te ’s-Hertogenbosch op 5 september 1690.

 

IV-a Gerhardus Coetier, kapitein infanterie, begraven te Arnhem op 26 januari 1747. Hij is gehuwd op 24 mei 1731 met zijn nicht Charlotta Maria Coetier, begraven te Bergen op Zoom op 16 december 1762 (zie III-c)

Hieruit:

1.      Sara Henrietta Coetier, gedoopt te Arnhem op 31 maart 1735. Zij is gehuwd (Waals) te Bergen op Zoom op 28 augustus 1752 met Christophe Jean de Sauçin, geboren te Bergen op Zoom, luitenant, in garnizoen te Doornik.

2.      Hendrik Jan Coetier, gedoopt te Arnhem op 26 juli 1736.

3.      Eleonora Catharina Coetier, gedoopt te Arnhem op 18 oktober 1739.

 

III-c Johan Coetier, gedoopt te Arnhem op 16 januari 1659, gouverneur-generaal van Suriname 1718-1720, overleden te Paramaribo op 31 augustus 1720. Hij is gehuwd met Eleonora Johanna Catharina barones von Schwartzenau, geboren te Sint-Michielsgestel in april 1682, overleden te Bonn op 13 december 1713, begraven aldaar, dochter van Carel Ferdinand Adam Ulrich baron von Schwartzenau en van Johanna Elisabeth van Sijberg.

Te Suriname is ook het gezin van Louis Coutier te vinden; het is vooralsnog niet duidelijk of hij verwant is aan deze familie.

Hieruit:

1.      Johanna Elisabeth Coetier, overleden in 1729.

2.      Carel Jacob Willem Coetier, gedoopt te Arnhem op 15 juli 1701, onderkoopman V.O.C. te Batavia 1723-1725, ongehuwd.

3.      Henrietta Agneta Coetier, gehuwd te Homoet (ondertrouw Valburg 28 juli 1733) met Everhard Rudolph Huijghens, heer van Schoonderlogt, geboren te Arnhem op 23 juli 1699, burgemeester Arnhem, zoon van Diederick Huijghens en van Maria van Ommeren.

4.      Charlotta Maria Coetier, gehuwd te Arnhem op 24 mei 1731 met haar neef Gerhardus Coetier (zie IV-a).

5.      Adriana Dorothea Coetier, begraven te Arnhem op 7 december 1753, ongehuwd.

6.      Johanna Dorothea Coetier, gehuwd (ondertrouw te Arnhem, Heusden) te Velp op 31 januari 1747 met Johan Gaspar van Pabst, uit Kleef, kapitein in het regiment van brigadier Elias.

 

II-b Christoffel Coetier, geboren te Oijen, bakker. Hij is gehuwd te Voorschoten op 3 oktober 1660 met Maria Jans Hauw, dochter van Jan Hauw en van Maertgen Jacobs.

Hieruit:

1.      Adam Coetier, gedoopt te Leiden op 12 december 1660.

2.      Johannes Coetier, gedoopt te Leiden op 17 februari 1664.

3.      Marij Coetier, gedoopt te Leiden op 14 juli 1666.

4.      Christoffel Coetier, gedoopt te Leiden op 27 maart 1672.

 



[1] Regius, J., Oratio funebris in memoriam clarissimi ac celeberrimi viri, Gulielmi Coetier, J.U.D. historiarum & eloquentiae, dum viveret, professoris ordinarii, (grafrede voor Willem Coetier), (1724).

[2] Gelders Archief: ORA Arnhem, inv.nr. 484, f.28, openen testament Everdina Elisabeth Coetier (14 september 1762).

[3] West-Brabants Archief: ONA Bergen op Zoom, inv.nr. 378, akte 203, testament Johanna Elisabeth Coetier (30 april 1731).

[4] Gelders Archief: ORA Arnhem, inv.nr. 481, f.336, testament Hendrik Willem Coetier (26 april 1741).