zondag 21 juli 2024

Een proces en de zwagers

 Eerder schreef ik over de familie van de Venetiaans-joodse diamantslijper Isaac Baruch, stamvader van de Amsterdamse familie Baruch Pardo. Meerdere leden van deze familie waren vanuit Venetië naar Amsterdam getrokken. In Amsterdam werden zij door Rachel Salom (geboren Osorio) als "bloedvrienden" ((aan)verwanten) beschouwd. Rachels nicht Branca Fernandes was inderdaad gehuwd met Joseph Baruch, naar alle waarschijnlijkheid een (oud)oom van onze Isaac Baruch.

In de processen van de inquisitie van Venetië kwam onder meer deze Joseph Baruch ter sprake, zoon van Emanuele Baruch en ook bekend onder de naam Simeone.[1] Ik sprak vorige keer mijn vermoeden uit dat hij misschien wel identiek zou kunnen zijn als Simão de Medeiros, zoon van Manuel de Medeiros, die ook als Joseph bekend stond en in Venetië woonde.[2] Voornamen, plaats en tijdsperiode zouden goed overeen komen. Simão's broer Bento zou dan de grootvader moeten zijn geweest van onze Isaac Baruch.

De processen zijn geïndexeerd en voor een flink deel getranscribeerd door de historicus Ioly Zorattini. Zijn lijvige boeken bevinden zich onder meer in de plaatselijke Venetiaanse bibliotheken. Daar kom ik niet zomaar. Op google books zijn wel tekstfragmenten te vinden; bij het zoeken hierin is het belangrijk om verschillende zoektermen uit te proberen. In het onder [1] genoemde deel van Ioly Zorattini is schijnbaar ook het verslag opgenomen van het inquisitieproces van Florença Fernandes, de schoonzuster van Joseph Baruch. In het stuk wordt ze ondervraagd over haar handel en wandel en die van haar familie. Ze geeft aan in onder meer Pisa, Florence en Milaan te zijn geweest. De inquisiteur ondervraagt Florença ook over haar zuster Branca Fernandes:

Interrogata ut modo pro veritate dicat quo se contulerit dicta Blanca quando a Mediolano discessit et quis fuit illius vir. Respondit: "signor, Bianca quando parti da Milano ando con mio marito in Scivilia et suo marito fu Simone de Mideros."

"Ze is gevraagd om de waarheid te vertellen over waar de genoemde Blanca heenging toen ze Milaan verliet en wie haar man was. Ze antwoordde: "mijnheer, Bianca is toen ze Milaan verlaten had met mijn echtgenoot naar Sevilla gegaan en haar echtgenoot was Simone de Medeiros.""

Interrogata quomodo adhuc audeat in his mendaciis persistere, si clare in processu apparet alio dictam Blancam tunc se contulisset aliumque virum duxisse et propterea tandem, mendaciis relictis, veritatem circa predicta libere fateatur. Respondit: "signore, io non so altro che questo che ho detto et cosi mi hanno detto mio marito et mia madre, cioe che havevano maritata in Sciviglia detta Bianca, mia sorella, in detto Simone de Mideros et che esso mio marito la menava la."

"Ze is gevraagd hoe ze het nog steeds waagde deze leugens vol te houden, wanneer uit een ander proces duidelijk blijkt dat de genoemde Blanca zich toen elders begeven had en met een andere man getrouwd was; en vandaaruit, toen ze de leugens had laten vallen, gaf ze openlijk de waarheid toe over het voorheen gezegde. Ze antwoordde: "mijnheer, ik weet niets anders dan wat ik heb verteld en dat is wat mijn man en mijn moeder mij hebben verteld, namelijk dat zij in Sevilla zijn getrouwd, genoemde Bianca, mijn zuster, en genoemde Simone de Medeiros, en dat mijn man haar daar gebracht heeft.""

Interrogata an cognoverit et cognoscat quondam Iosephum filium Emanuelis Baru, hebreum, a quo tempore citra et cum qua occasione, respondit: "signor no, che io mi ricordi, che non ho sentito mai nominare questo Gioseffo Baruh hebreo. Ne ho sentiti a nominar tanti Hebrei che potrebbe [esser] che havessi sentito a nominare ancora questo."

"Ze is gevraagd of ze soms Joseph, zoon van Emanuel Baruch, jood, heeft gekend of kent, wanneer en bij welke gelegenheid. Ze antwoordde: "mijnheer, nee, voor zover ik mij herinner heb ik nooit de naam van deze jood Joseph Baruch gehoord. Ik heb zoveel Joden voorbij horen komen dat ik deze ook misschien wel eerder heb horen noemen.""

Florença zelf beweerde dus dat haar zuster Branca met Simão de Medeiros was gehuwd, die dus inderdaad identiek moet zijn geweest aan Joseph Baruch. Het is vervolgens de vraag of het klopt dat haar zus en zwager naar Sevilla waren gegaan zoals ze beweerde, of dat ze probeerde te verbergen dat zij zich in Venetië bevonden en dat haar zwager tot het jodendom was teruggekeerd. De inquisiteurs hadden uit andere processen reeds informatie dat Branca met Joseph Baruch was gehuwd en vroegen zich dus af (of vermoedden dit reeds) of hij dezelfde persoon als Simão was. Wist Florença echt niet welke identiteit haar zwager had aangenomen of had ze gewoon weinig contact met hem? Ze besloot in ieder geval niet te veel prijs te geven over haar zus.

Wat betekent de identificatie van Joseph Baruch als Simão de Medeiros voor de afkomst van Isaac Baruch? Mijn vermoeden blijft staan dat hij inderdaad een kleinzoon was van Simão's broer Bento de Medeiros.

Zwagers van David

De afkomst van Isaacs moeder blijft voorlopig onbekend, evenals die van zijn schoonmoeder, de echtgenote van rabbijn Joseph Pardo. Van Joseph zijn drie kinderen bekend: Ester, David (*ca. 1650) en Rachel (*ca. 1652), echtgenote van Isaac Baruch. Ester was mogelijk met haar neef Saul de Josiau Pardo gehuwd, maar dit is nog niet met zekerheid bekend. David vertrok met zijn gezin naar Londen en later naar Suriname. Ten tijde van de geboorten van Josephs kinderen was hij voorzanger van de synagoge in Rotterdam. Zowel in Amsterdam en Rotterdam zijn geen huwelijksinschrijvingen te vinden en op de Beth Haim begraafplaats ligt géén echtgenote van Joseph begraven. In de archieven van de Dotar van Amsterdam komt zij niet voor als weesmeisje en de latere weesmeisjes die genoemd werden als verwanten van zijn zoon David toen die lid was van de Dotar zijn allen familie via de Pardo-kant. De enige mogelijke aanwijzing die ik kan vinden is in de collectie Blitz, die meldt dat in 1652 in Rotterdam een Rebecca Anna Pardo begraven werd. [3] Het is niet duidelijk of dit om een volwassene of een kind gaat. Het zou m.i. om Josephs echtgenote kunnen gaan; deze Ribca Hana zou dan in het kraambed gestorven kunnen zijn. Dit zou kunnen verklaren waarom ze niet op Ouderkerk ligt.

Er is nog een mogelijke aanwijzing. In een notariële akte van notaris Nicolaes Hemminck te Amsterdam op 9 december 1672 duikt Joseph Pardo samen met Isaac Febos op als "zwagers van David Barbonel".[4] Het gaat hier om David de Joseph Abarbanel, zoon van Pedro Homem de Medeiros (alias Joseph Abarbanel) en Elvira Sanches (alias Jael de Simeon Viegas) en onder meer volle neef van Simha de Paz, echtgenote van Josua Cohen de Faro. David was gehuwd met Batseba en vertrok aan het einde van de zeventiende eeuw met zijn gezin naar Londen. Isaac Febos was getrouwd met Davids zuster Sara Abarbanel. David en Sara hadden in ieder geval nog een zuster, Gracia, die met Moses Obediente was getrouwd. 

De benaming zwager is interessant, maar dubbelzinnig. Vroeger duidde het naast schoonbroer ook wel schoonzoon aan. Omdat we het echter hebben over mensen die ongeveer uit dezelfde generatie komen, lijkt schoonbroer mij het meest aannemelijk. Ik zie de volgende mogelijkheden:
  1. Joseph Pardo was getrouwd met een zuster van David Abarbanel, die de moeder was van zijn kinderen. Indien het om de bovengenoemde Ribca Hana gaat, betekent dit echter wel dat hij ook nog na haar overlijden als zwager te boek stond.
  2. Joseph Pardo was getrouwd met een zuster van David Abarbanel, die de moeder was van zijn kinderen én die nog leefde ten tijde van de akte. Ribca Hana zou dan een dochter van Joseph geweest kunnen zijn. De grafsteen van zijn echtgenote blijft dan echter zoek.
  3. Joseph Pardo was, indien Ribca Hana zijn eerste echtgenote was, daarna getrouwd met een zuster van David Abarbanel die ten tijde van de akte nog leefde. Dit betekent wel dat nóg een huwelijksinschrijving en grafsteen zoek zijn.
  4. David Abarbanels echtgenote Batseba was een zuster van Joseph Pardo. In dit geval waren Joseph Pardo en Isaac Febos echter minder nauw aan elkaar verwant.
Het vaststellen van de identiteit van Batseba is essentieel om mogelijkheid 4 te beoordelen. Ze overleed te Londen in 1719. Samen met David en hun kinderen Ephraim Haim, Joseph (*ca. 1663), Gracia, Joyce (=Jael of Judith?) en Sara woonde ze daar reeds in 1696. Was zij soms een dochter van een Ephraim? Deze voornaam kwam vaak voor onder de Abarbanels. David had een achternicht Batseba de Ephraim Abarbanel, maar deze overleed reeds in 1675 in Amsterdam. David kan evengoed zijn zoon Ephraim naar een niet-geattesteerd jong overleden broertje genoemd hebben, of naar zijn eigen oom. De namen van de kinderen bieden verder geen duidelijke aanknopingspunten voor de afkomst van Batseba; vooralsnog duikt zij ook niet op in notariële akten in Amsterdam of Londen. De mogelijkheid bestaat nog wel dat zij in een Londens testament opduikt, mocht zij door familieleden genoemd worden.

Veel onduidelijkheden dus nog, maar wel een eerste mogelijke aanwijzing m.b.t. de identiteit van Joseph Pardo's echtgenote.

[1] Ioly Zorattini, P.C., Processi del S. Uffizio di Venezia contro ebrei e giudaizzanti: 1633-1637 (1980)

[2] Révah, I.S. et al.,Des marranes à Spinoza(1995), p.523, 524.

[3] Gegevens van de oudste begraafplaatsen en aangegeven sterfgevallen te Rotterdam 1640-1812. Bewerking van de Collectie Blitz (Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie).

[4] SA Amsterdam: ONA, not. N. Hemminck, verklaring (9 december 1672).