vrijdag 4 september 2020

Meer over de Nederlandse bevolkingsstructuur

 Byrne et al., 'Dutch population structure across space, time and GWAS design'.

Eerder dit jaar verscheen op biorxiv een nieuw artikel over de genetische structuur van de Nederlandse bevolking.
Enige waarnemingen uit dit artikel:

1. Er zijn onder de autochtone Nederlanders zeker zestien genetische clusters te vinden (en lokaal zelfs veertig), ongeveer gelijkmatig over het land verdeeld. Hiermee is ons land veel diverser dan bijvoorbeeld Denemarken of Ierland.

2. Zelfs in het zuidelijk deel van Holland zijn vier clusters te onderscheiden.

3. Vrijwel het gehele land vertoont affiniteit met Duitsland, behalve Noord-Brabant: daar is de affiniteit met België significant hoger. De grote rivieren vormen een genetische barrière.

4. In Noord-Holland, Friesland en Groningen is er een additionele affiniteit met Denemarken.

5. Deze verschillen lijken terug te gaan op middeleeuwse migratiestromen.

6. Genetische segmenten groter dan 7cM, die duiden op recente (zeg vanaf de late middeleeuwen) verwantschap, worden vrijwel altijd binnen de genetische clusters gedeeld, hetgeen een redelijk sedentair karakter van de bevolking sinds die tijd suggereert.

7. In het noorden is de bevolking meer homogeen dan in het zuiden, wellicht deels het gevolg van een founder effect.

Figuur 1: Nederland in 11 genetische clusters.

In figuur 1 (Byrne, 1b en 1c) is Nederland in 11 genetische clusters ingedeeld (enkele van de 16 clusters zijn samengevoegd). In een aantal gevallen lijken duidelijke natuurlijke en historische grenzen zichtbaar. Het NHFG-cluster (Noord-Holland-Friesland-Groningen) heeft een vrij aardige overlap met het gebied dat in de middeleeuwen Fries was. De Maas en Waal vormen een grens tussen meerdere zuidelijke en centrale clusters. Zuid-Holland loopt over in het westen van Utrecht, het westelijke rivierenland en het Land van Altena en de Peel vormt een aardige grens tussen Noord-Brabant en Limburg. In Noord-Brabant zijn maar liefst twee duidelijke clusters te onderscheiden, misschien de baronie van Breda vs. de Meierij? Op de plot verhouden de gebieden zich tot elkaar overeenkomstig de geografische werkelijkheid, behalve Noord-Brabant: deze provincie heeft veel meer affiniteit met België dan de rest, en is op de plot dus veel "zuidelijker" te vinden dan op de kaart.

Figuur 2: vier (Zuid-)Hollandse clusters.

In figuur 2 (Byrne, supplement 4) zijn de vier (Zuid-)Hollandse clusters te zien. Een groter, algemeen geel cluster, een cluster rondom Amsterdam, een cluster rondom Leiden, en een cluster rondom Rotterdam. Het is lastig hier iets over te zeggen zonder precies te weten wie de testers zijn, maar als deze clusters teruggaan tot in de middeleeuwen, zou het best kunnen dat het rode cluster de vroeg-middeleeuwse bevolking langs de Oude Rijn reflecteert, en het groene cluster die van het Maasland. Tussen hen in lag lange tijd het grote, dunbevolkte veengebied dat pas na 1000 langzaam maar zeker ontgonnen werd. Eventuele religieuze verschillen na de reformatie (meer katholiek in het rode gebied, meer hervormd in het groene gebied) zullen niet echt hebben bijgedragen aan een uitgebreide vermenging van deze clusters.

Figuur 3: genetische affiniteit met buurvolkeren.

In figuur 3 (Byrne, 2b) zien we de genetische affiniteit van Nederlanders met buurvolkeren. Dat Nederlanders voor een groot deel verwant zijn aan Duitsers mag geen verrassing heten. Dit is een gevolg van een gedeelde afstamming van Germaanse stammen en latere continue immigratie uit de Duitse gebieden naar ons land toe. Opvallend is de lage affiniteit van Noord-Brabant met de Duitsers. Hoewel de Germanen zich ook ten zuiden van de grote rivieren vestigden, gebeurde dit daar toch minder. De affiniteit met België is daarentegen veel hoger in Brabant. Dit zal zowel met een gedeelde afstamming van de Belgae en Galliërs te maken hebben als met latere immigratie, in het bijzonder ten tijde van het hertogdom Brabant. Ook in Holland zien we een licht verhoogde affiniteit met de Belgen, misschien het gevolg van de immigratiestroom uit de late zestiende eeuw. Affiniteit met Denen is het hoogst in Friesland, Groningen en Noord-Holland. Naast enige invloed van Vikingen vermoed ik dat deze affiniteit met name van de Friezen zelf komt, dat wil zeggen van de aan Angelsaksen gerelateerde stammen die zich in het na de Romeinse tijd ontvolkte Friese gebied vestigden. Ik denk hierom dat de schattingen die Byrne et al. voor deze vermengingen geven (ca. 1000 AD) wat aan de late kant zijn. De vestiging van deze Friezen zal gepaard zijn gegaan met kenmerken van een founder effect, iets dat inderdaad is terug te zien in het noorden.

Het is opmerkelijk dat Nederland zoveel verschillende genetische clusters herbergt, terwijl Denemarken - dat toch ook wel potentiële natuurlijke grenzen kent - veel homogener is en zulke clusters zelfs binnen Engeland lastig te ontwaren zijn. Misschien komt het doordat migranten hier eerder naar de grotere steden trokken dan naar een ander plattelandsgebied. Misschien komt het door de specifieke verdeling in provincies of religies waardoor men meestal binnen een bepaalde streek bleef. Misschien komt het door de late industriële revolutie. Het is in ieder geval mogelijk om, als de hoeveelheid testers maar groot genoeg is, ook binnen ons land interessante structuren te ontdekken.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten