zaterdag 17 juli 2021

Lelies en een wolf

mr. Jan Jacob van Westrenen (1685-1769)
(RKD)
De Utrechtse familie Van Westrenen behoorde van de zestiende tot de negentiende eeuw tot het patriciaat van de stad en bekleedde er vele functies in de rechterlijke, bestuurlijke en kerkelijke macht en bezaten vele buitenplaatsen en stukken land in de omgeving, zoals Houdringe, Lauwerecht, Themaat en Sterkenburg. Een niet gering deel van deze goederen werd ingebracht door Johanna Catharina Mamuchet van Houdringe, de echtgenote van mr. Jan Jacob van Westrenen (1685-1769), die ze van haar broer geërfd had. Over hun leven en de familiestichting die zij oprichtten (tegenwoordig in handen van de diaconie van de Jacobikerk) is door dhr. Noordermeer een mooi boek geschreven.[1]

De stamvader van de Utrechtse familie is Hendrick Jansz van Westrenen, afkomstig uit Amersfoort, die in 1524 burger van Utrecht werd. Al één jaar eerder was hij gehuwd met Benedicta van Malsen, aan wie hij na zijn dood een huis in de Breulstraat te Amersfoort wenst te verkopen.[2] In 1524, wellicht vlak voor zijn definitieve vertrek uit Amersfoort, verkochten zij samen twee stukken land in de Oude Haag.[3] Uit zijn eerste huwelijk met Benedicta had hij drie volwassen geworden kinderen, namelijk Jacoba (gehuwd met Gijsbert Lap), Johan (gehuwd met Emmeke van Schaijck) en Herman (gehuwd met Maria Schinckel). Na Benedicta's overlijden hertrouwde hij nog tweemaal, eerst met Marichgen Dirck Jansdr., en in 1567 met Anna Gijsbert Cornelisdr. Hendrick overleed in 1572, toen zijn zoon Johan een stuk land bij Zevenhoven, dat hij in leen had, van hem overnam.[4]

De broer van Hendrick was Jan Jansz van Westrenen, die in 1529 vermeld werd met zijn echtgenote Rutgertje Gerrit Heinensdr. met betrekking tot een leen bij Woudenberg. Toen Jan in 1533 overleed, hield Hendrick het in leen, tot hij het na Rutgertjes dood in 1558 overdroeg aan haar zoon uit een eerder huwelijk, Gerrit Both Hendricksz.[5]

Over de oorsprong van de familie Van Westrenen doen sinds de zeventiende eeuw verschillende verhalen de ronde. De genealoog Cornelis Booth noemde Jan Hendricksz Duwer, alias van Westrenen als vader van Hendrick en Jan. Deze zou afstammen van Gerrit Duwer en Alijt van Westrenen, aan wie zij hun naam te danken zouden hebben. Het is aannemelijk dat hij deze theorieën uit monde van de Van Westrenens zelf vernomen had. Verwantschap met de Amersfoortse Duwers zou blijken uit het feit dat ook in deze familie het wapen met de drie lelies in het schildhoofd en een gaande wolf (of wolfshond, later o.a. als hoefdier geïnterpreteerd) gebruikt werd. Booth maakte wel de kanttekening dat niet alleen de Duwers met dit wapen zegelden. Een probleem met deze theorie is dat juist het wapen met de lelies en de wolf een noviteit lijkt te zijn bij de Duwers, die oorspronkelijk met een Lam Gods zegelden.

Verwantschap met de oude Amersfoortse Van Westrenens, al dan niet in vrouwelijke lijn, is ook vaak verondersteld. Deze bestuurdersfamilie zegelde met drie lelies (2-1) en een ring in het midden, en is de bakermat van de familie Van Westreenen van Tiellandt. 

De oorsprong van de Utrechtse Van Westrenens dient verder in de archieven van Amersfoort gezocht te worden. Dhr. Van Oordt besprak in de jaren '20 meerdere Amersfoortse akten die van groot belang zijn voor het onderzoek naar deze familie. Zijn werk is in mijn ogen onderbelicht gebleven.[6]

Een belangrijke akte uit 1502 betreft een huis en hofstede in de Breul bij Amersfoort, waar Jan Hendricksz en Jacobgen Jacobsdr. van Westrenen 6 lb. per jaar voor betaalden. Onderaan de akte staat geschreven dat Rutger, Jan van Westrenens weduwe, in 1532 deze 6 lb. betaald heeft. Dit moet gaan om de schoonzuster van onze Utrechtse stamvader Hendrick Jansz van Westrenen. Jan Jansz van Westrenen moet de huur geërfd hebben van Jan Hendricksz en Jacobgen Jacobsdr. van Westrenen.

In 1518 werden Hendrick en Jan, gebroeders, nagelaten kinderen van Jan Hendricksz, samen met hun moeder Jacobgen vermeld m.b.t. het gebruik van een goed dat zij van Jan Hendricksz van Westrenen en zijn echtgenote Yde verkregen hadden. Deze laatste Jan Hendricksz van Westrenen dient goed te worden onderscheiden van Jan Hendricksz, Jacobgens echtgenoot.

Uit deze akten kan worden opgemaakt dat Hendrick en Jan de zoons waren van Jan Hendricksz, overleden voor 1518, en Jacobgen Jacobsdr. van Westrenen. Hendrick heeft zijn dochter Jacoba dus naar zijn moeder vernoemd.

Van Oordt toont aan dat Jacobgen reeds in 1479 eigenares was van een goed, wat suggereert dat haar vader toen niet meer in leven was. Zij moet tussen 1490 en 1498 met Jan Hendricksz gehuwd zijn geweest, en had reeds in of voor 1491 recht op goederen van Jan Hendricksz van Westrenen, die misschien haar voogd was. In 1500 werd Jacobgen met haar echtgenoot vermeld m.b.t. een goed van Hendrick Gerritsz van Westrenen, een neefje van Jan Hendricksz van Westrenen.

De vader van Jacobgen moet Jacob van Westrenen, raad van Amersfoort in 1467 zijn geweest. Na 1469 komt hij niet meer voor in de archieven. In 1466 werd hij met zijn broer Herman van Westrenen en hun moeder Machtelt vermeld.

Van Oordt wijst op een opmerkelijk gegeven, namelijk dat Booth wist te vermelden dat Jacoba van Westrenen en Gijsbert Lap een akte uit 1443 bezaten waarin vermeld staat dat Mechtelt, weduwe van Henric van Westrenen, eigenares werd van een hofstede, gelegen buiten de rode toren te Amersfoort. Het is hoogst waarschijnlijk dat Jacoba deze akte via vererving heeft verkregen. De vermelde Henric moet geïdentificeerd worden met de Henric die in 1412 met zijn broer Peter werd vermeld, en die in 1438 en 1441 schepen van Amersfoort was. Hij zegelde met het wapen met de drie lelies en een schijf in het midden. Ik zie in Henric en Mechtelt de ouders van de hierboven genoemde Jacob van Westrenen. Deze Jacob is dan niet alleen de broer van Herman, maar ook van Gerrit en Jan Hendricksz van Westrenen, met wie Jacobs dochter Jacobgen zo vaak vermeld werd.

Zegel van Hendrick Jansz (1465)
(Archief Eemland)
In 1490 was deze Jan Hendricksz van Westrenen eigenaar van een hofstede, gelegen buiten de rode toren te Amersfoort, wellicht dezelfde hofstede die zijn moeder Mechtelt bezat. Deze lijkt vervolgens te zijn overgedragen aan zijn nichtje Jacobgen, want in 1520 werden haar zoons Jan en Hendrick vermeld m.b.t. de verhuur van deze hofstede. Dat laatstgenoemde Hendricks dochter Jacoba nog de akte van eigenaarschap van Mechtelt uit 1443 bezat, is zo bezien dus niet vreemd.

De Utrechtse stamvader Hendrick van Westrenen had dus de familienaam van zijn moeder overgenomen, de familie die zegelde met het wapen met de drie lelies (2-1) en de schijf, later de ring. Het wapen met de drie lelies in het schildhoofd en de gaande wolf moet hij van zijn vader Jan Hendricksz, die geen achternaam gebruikte, hebben geërfd. Van Jan Hendricksz zijn geen zegels bekend, maar van Hendrick Jansz, burgemeester van Amersfoort in 1459 en schepen in 1465, wel: drie lelies in het schildhoofd en een gaande wolf. Het is aannemelijk dat hij de vader van Jan Hendricksz was en de grootvader van Hendrick van Westrenen, stamvader van de Utrechtse Van Westrenens. Op welke wijze deze Hendrick verwant was aan de andere vijftiende-eeuwse Amersfoortse bestuurders die dit wapen voerden en waarom enkele leden van de familie Duwer dit wapen aannamen, zijn vragen die nog openstaan.

[1] Noordermeer, A., Omwille van het nageslacht, Utrecht (1999).

[2] Archief Eemland, Stadsgerecht Amersfoort, transporten (17 juni 1523).

[3] Archief Eemland, Stadsgerecht Amersfoort, transporten (27 januari 1524).

[4] Kort, J.C., 'Leenhoven van de heren van Vianen, 1292-1666', Ons Voorgeslacht 40-43 (1985-1988).

[5] Kort, J.C., 'De lenen van de hofstede Woudenberg, 1368-1648', Historische reeks Kromme-Rijngebied 6 (2001).

[6] Van Oordt, 'Jan Hendriks kinderen, alias Douwer gen. van Westrenen', De Navorscher 78 (1929), p.30-41.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten