Drie jaar
geleden legde ik mijn gedachten op de afkomst van Trijneke van Lith (*1806
Wadenoijen), de vrouw van voorvader Martinus van der Heijden. Trijneke werd
geboren als onechte dochter van Peterke van Lith. De identiteit van Peterke is
tot op heden eigenlijk nooit duidelijk geworden; ik keer terug naar de kwestie,
omdat ik meen dat mijn argumenten in die tijd niet goed doordacht zijn.
Het probleem
In het dorp
Wadenoijen, waar wij haar moeten zoeken, waren er in dezelfde tijd vijf vrouwen,
allen familie van elkaar, die de naam Peterke van Lith droegen. Dit zijn:
1. gedoopt
te Wadenoijen op 24 april 1763, dochter van Jan Leenderts van Lith en van
Trijneke de Heus.
2. gedoopt
te Wadenoijen op 29 april 1772, dochter van Leendert van Lith en van Wijntje
van Oort.
3. gedoopt
te Wadenoijen op 26 december 1774, dochter van Frans van Lith en van Rijntje
van Thuil.
4. gedoopt
te Wadenoijen op 28 maart 1779, dochter van Jan van Lith en van Johanna
Stellaard.
5. gedoopt
te Wadenoijen op 18 april 1779, dochter van Geurt van Lith en van Teuntje van
Thuil.
Nummer 3 en
nummer 5 vallen af; dit zijn namelijk:
3. Peterke
van Lith, gehuwd vóór 1802 met Aalbert van Driel, later met Jan van Oort. Zij
overlijdt te Geldermalsen op 7 september 1831, 56 jaar oud. Op grond van de
leeftijd en de namen van haar kinderen is zij nummer 3.
5. Peterke
van Lith, gehuwd op 30 juni 1805 met Hendrik van Ommeren. Opvallend is dat zij
in 1802, dus voor het huwelijk reeds een dochter Teuntje krijgt, waarvan
Hendrik beweert de vader te zijn.
Dan resteren
nummer 1, 2 en 4.
Ik heb toentertijd nummer 1 afgeschreven, op grond van het volgende:
Peterke van
Lith, gehuwd op 1 maart 1805 met Christiaan de Heus. Zij overlijdt te Wadenoijen
op 28 maart 1837, 75 jaar oud. Haar geboortedatum komt overeen met de doopdatum
voor 1. Dit betekent wel dat hier sprake is van een neef-nichthuwelijk.
Het argument
dat de leeftijd vermeld op de overlijdensakte overeenkomt met de doopdatum van
1, is echter niet voldoende om nummer 1 ook af te schrijven, want “onze” Peterke
voldoet hier ook aan: bij haar overlijden te Wadenoijen op 24 december 1836
wordt beweerd dat zij 74 jaar is.
We zouden
dus net zo goed nummer 1 voor de andere Peterke kunnen afschrijven.
Een van beide zal zich vergist hebben bij de overlijdensaangifte. Het
meest waarschijnlijk is dan een vergissing van tien jaar, tenslotte lijken
zestig en zeventig best wel op elkaar; één van beide kan dan ook op nummer 2
(*1772) kunnen duiden.
Meer
argumenten dat onze Peterke nummer 1 betreft, komt uit het volgende; in 1799
laat één van de Peterkes ook een buitenechtelijk kind dopen, Jan. Zijn
overlijden op 15 juni 1820 wordt aangegeven door zijn oom Herbert van Lith, en
zijn neef Willem van Lith. De moeder van deze Jan is dus een zuster van Herbert
van Lith, dat in overeenstemming is met nummer 1. Zou zij dan niet ook de moeder
van onze Trijneke zijn? Anders gezegd: is het waarschijnlijker dat één iemand
tweemaal een buitenechtelijk kind krijgt, of dat twee met dezelfde naam dit
onafhankelijk van elkaar overkomt?
Dat is een vraag die per
situatie zal verschillen. Het is echter opmerkelijk dat de ouders van nummer 1
de voornamen “Jan” en “Trijneke” dragen, precies de namen van de onechte kinderen.
Ook het onechte kind dat Trijneke later zelf krijgt, draagt de voornaam Jan;
zij zou dan haar broeder vernoemd kunnen hebben.
Waarom dan
nummer 4?
Als reden
voor het verkiezen van nummer 4 boven nummer 1, had ik de volgende redenatie:
Trijnekes onechte zoon Jan van Lith had twee zoons. De eerste noemde hij naar
zijn stiefvader Martinus van der Heijden. De tweede noemde hij Simon. Er zijn
geen bekende Simons in de familie van zijn vrouw; echter, Peterke nummer 4 had
een broer Sijmen. Aangezien deze naam niet heel vaak voorkomt, zou Jan dus een
oudoom vernoemd kunnen hebben.
Dit argument houdt echter geen
stand meer naar mijn mening, omdat Trijneke haar oudste wettige zoon Hermanus
van der Heijden noemt, zonder dat deze naam in beide families voorkomt. Elders
vind ik ook families waarbij kinderen of kleinkinderen uit buitenechtelijke verbintenissen
voornamen krijgen die niet bekend zijn in de families en dus wel van de onbekende
vader zullen komen. Simon hoeft dus helemaal niet naar een bekend familielid vernoemd
te zijn.
Daarnaast kunnen we ons het volgende afvragen: nummer 4 is geboren in
1779. Bij het overlijden in 1836 zou zij dan 57 jaar oud zijn. Dit is een heel
ander getal dan 74, en het lijkt mij vrij lastig om deze twee getallen door
elkaar te halen. Argumenten die dus nummer
4 verkiezen boven nummer 1, zijn er dus eigenlijk niet.
Wat nu?
Als er
eigenlijk geen prangende reden is om nummer 4 aan te nemen als onze Peterke,
dan heeft nummer 1 de voorkeur, omdat haar ouders “Jan” en “Trijneke” dan
vernoemd zijn. Bovendien zou het dan kunnen dat Trijnekes zoon Dirk Jan van der Heijden vernoemd is naar haar oom Dirk (Janse) van Lith. De andere Peterke, die met Christiaan de Heus huwt, is dan vermoedelijk nummer 2, dat dan betekent dat haar echtgenoot niet haar neef
is.
T.z.t. zullen dan (wederom) in de kwartierstaat Jan van Lith x Johanna Stellaard
vervangen worden door Jan van Lith x Trijneke de Heus.
Ik zie eigenlijk maar één mogelijkheid om dit vraagstuk op te lossen; DNA kan hier een rol spelen. Ik zie de volgende mogelijkheid:
1) Een afstammeling van onze Peterke van Lith in rechte vrouwelijke lijn kan haar mitochondrisch DNA testen. Dit zal iemand zijn die in rechte vrouwelijke lijn van Peterkes kleindochter Petronella van der Heijden afstamt.
2) Wanneer de mitochondrische lijn van onze Peterke bekend is, kan dit vergeleken worden met de mitochondrische lijn van een afstammeling in rechte vrouwelijke lijn van zussen of tantes etc. van Peterke uit meerdere lijnen, dus familie van Trijneke de Heus, maar ook van Johanna Stellaard etc.
3) Er zijn vele mitochondrische groepen, dus de kans dat verschillende Peterke-lijnen dezelfde groep hebben is niet zo groot (maar niet uitgesloten). Wanneer te mitochondrische lijn van Peterke overeenkomt met de mitochondrische lijn van een andere afstammeling van haar verm. moeders familie, dan is er sprake van ondersteunend bewijs voor onze hypothese.
Ik zie eigenlijk maar één mogelijkheid om dit vraagstuk op te lossen; DNA kan hier een rol spelen. Ik zie de volgende mogelijkheid:
1) Een afstammeling van onze Peterke van Lith in rechte vrouwelijke lijn kan haar mitochondrisch DNA testen. Dit zal iemand zijn die in rechte vrouwelijke lijn van Peterkes kleindochter Petronella van der Heijden afstamt.
2) Wanneer de mitochondrische lijn van onze Peterke bekend is, kan dit vergeleken worden met de mitochondrische lijn van een afstammeling in rechte vrouwelijke lijn van zussen of tantes etc. van Peterke uit meerdere lijnen, dus familie van Trijneke de Heus, maar ook van Johanna Stellaard etc.
3) Er zijn vele mitochondrische groepen, dus de kans dat verschillende Peterke-lijnen dezelfde groep hebben is niet zo groot (maar niet uitgesloten). Wanneer te mitochondrische lijn van Peterke overeenkomt met de mitochondrische lijn van een andere afstammeling van haar verm. moeders familie, dan is er sprake van ondersteunend bewijs voor onze hypothese.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten