zaterdag 30 augustus 2025

Op het spoor van een NPE? Deel 5 en slot

In afgelopen deel besprak ik hoe ik op grond van een aantal onverwachte genetische segmenten, behorend tot dezelfde familieclusters, concludeerde dat er zich wel eens een NPE binnen onze joodse familie voorgedaan zou kunnen hebben; ergens in Den Haag aan het begin van de negentiende eeuw. De vraag of dit daadwerkelijk zo is, blijft in het midden hangen: de hoofdrolspelers kunnen vandaag de dag niet meer getest worden.

In het slotdeel breng ik wat meer nuance aan door op zoek te gaan naar andere verklaringen, en aanwijzingen die tégen het geschetste NPE-scenario pleiten.

De cross-over theorie

Zoals ik in het eerste deel uiteenzette, is er een duidelijk patroon bij het vererven van genetische segmenten van je ouders; bij elk nieuw kind dat zij krijgen wordt het DNA van hún ouders op unieke wijze gerecombineerd. De cross-over-punten, de grenzen waarbij je DNA van je éne grootouder naar de andere grootouder wisselt, zitten steeds op verschillende plaatsen. Vanuit deze basis kwam ik de onverwachte segmenten tegen.

Aan deze basisgedachte wil ik de nuance toevoegen dat het mogelijk is dat de cross-over-punten tussen twee (half-)siblings héél dicht bij elkaar zitten, waardoor zij een heel klein segment met elkaar kunnen delen (< 6cM) dat door de testbedrijven gezien de kleine omvang wordt uitgefilterd. Daarnaast kan het voorkomen dat de twee (half-)siblings oorspronkelijk op verschillende chips hebben getest, waardoor de overlap niet optimaal is: zo kunnen net 1 of 2 gedeelde segmenten gemist worden.

Mocht hier sprake van zijn, dan kan het zijn dat één of meerdere segmenten toch niet zo verdacht zijn als ze lijken.

Nog eens onderzoeken

Wanneer ik twee van de grote segmenten opnieuw bekijk, valt me op dat het bij één van de segmenten toch onzeker is of het zowel joodse als niet-joodse matches bevat; het potentieel joodse segment delen wij met een verre neef van de Spijer-kant, maar dit is wel een heel klein segment; het zou evengoed van zijn christelijk-Nederlandse familie afkomstig kunnen zijn; in een tweede segment, Voorbeeld 4, zijn de gedeelde segmenten met joodse matches links van het potentieel verdachte segment eveneens heel klein; bovendien zitten er ook andere Hollandse matches, zelfs uit het Groene Hart op dit segment. De cross-over van "Hollands" naar "Joods" midden in dit voorbeeld blijft zeker wel in stand. Het derde grote segment blijft in zijn geheel Haags - dit segment delen wij met onze joodse achterneef.

De familieclusters

Ik gaf aan dat alle "verdachte" segmenten een band hadden met enerzijds het (Vierling-)Hoeben-cluster en anderzijds het Timmner-De Jager cluster. Daarbij opperde ik de mogelijkheid dat dit laatste cluster weleens af zou kunnen stammen van het Vierling-cluster via de onbekende vader die zij in hun stamboom hebben. Het Timmner-De Jager-cluster is echter, vanuit ons zichtpunt, alleen aantoonbaar genetisch verwant aan nazaten van één kleinkind van het echtpaar Vierling-Hoeben; bij de segmenten die wij delen met nazaten van andere kinderen van dit echtpaar overlappen de segmenten niet met het Timmner-De Jager-cluster of zijn deze hooguit nevenstaand.

Het cluster Timmner-De Jager zou dus ook nog via de vrouw of schoonmoeder van dit kleinkind van het echtpaar Vierling-Hoeben aan deze nazaten verwant kunnen zijn. Mocht dat het geval zijn, dan impliceert dit dat beide familieclusters niet per se op alle segmenten met elkaar te maken hoeven te hebben.

Voor ons potentieel interessant is dat deze specifieke Vierling-tak ook afstamt van het echtpaar Borsboom-Overclift, waar mijn grootmoeder via haar Haagse opa ook van afstamt. 

Toch op een andere wijze verwant?

Wanneer twee van de grotere segmenten die ik hierboven opnieuw bekeek toch niet verdacht zijn en van mijn grootmoeders opa afkomstig zijn, dan blijft het "Haagse" segment over dat we delen met onze joodse achterneef en enkele andere kleinere segmenten, tezamen eerder 1% dan meer dan 3% van mijn grootmoeders genoom.

Het segment uit voorbeeld 4 bestaat uit o.a. een "Groene Hart"-segment van ca. 25 cM en het "Vierling-Hoeben"-segment. Zouden deze segmenten toch van onze bekende voorouders komen? We delen het Groene Hart-segment met onder meer een nazaat van een bekende voorouder van mijn grootmoeders Hollandse opa: het echtpaar Cornelis Vergeer x Marrigje de Bruijn uit het laat-17e eeuwse Oudewater. Of het daadwerkelijk van hen afkomstig is of van een ander gedeelde voorouder uit dezelfde streek laat ik nog in het midden. Op het grote Vierling-Hoeben-segment zit een kleiner segment dat we delen met - opnieuw - een nazaat van onze gemeenschappelijke voorouders, het echtpaar Cornelis Borsboom-Margaretha Overclift.

Dit is significant, want nader onderzoek naar de voorouders van Theodorus Vierling brengen mij bij zijn eveneens Haagse overgrootmoeder Elisabeth van Wijk (in 1709 gehuwd met Dirck te Loo). Op basis van de getuigen bij de dopen van hun kinderen leid ik af dat zij de dochter kan zijn van Simon van Wijk en Jacomina Willems van Geniets, uit Wassenaar - en laat deze Jacomina nu net de oudtante geweest zijn van Margaretha Overclift! Theodorus Vierling was dus een verwant van het echtpaar Borsboom-Overclift. Dat hier een segment gedeeld met zijn nazaten overlapt met een kleiner segment van een nazaat van zijn verwanten, het echtpaar Borsboom-Overclift, zou kunnen suggereren dat dit toch vrij grote segment helemaal teruggaat tot het echtpaar Willem van Geniets x Maria van Beijeren uit Wassenaar.

Voor de overige segmenten zie ik zo gauw geen andere mogelijkheid.

Slot

Waar ik eerder dus vrij stellig was over de mogelijkheid van een NPE binnen de joodse kant van onze familie en zelfs een scenario had bepaald, sta ik daar nu genuanceerder in; twee van de drie grote segmenten hoeven wellicht niet eens via de joodse kant verklaard te worden; één van de segmenten kan zelfs verklaard worden via bekende voorouders van onze Hollands/Haagse kant. Hoe de andere segmenten, die nog steeds niet helemaal logisch passen volgens de gebruikelijke cross-over patronen, verklaard kunnen worden, blijft dan nog een raadsel.

Ben ik dus op het spoor van een echte NPE? Het blijft voorlopig een raadsel.

Een genuanceerder beeld van de segmenten




woensdag 27 augustus 2025

Op het spoor van een NPE? Deel 4

In Deel 3 van deze serie over NPE's (non-parental events) besprak ik een aantal eigenschappen van een mogelijke NPE die zich binnen onze familie aan de joodse kant zou kunnen hebben voorgedaan en stelde ik een mogelijk scenario voor: één van de zoons van het echtpaar Vierling-Hoeben zou weleens een onverwachte overgrootvader of zelfs grootvader van mijn joodse betovergrootmoeder geweest kunnen zijn. Het zou de aanwezigheid van een aantal onverwachte niet-joodse segmenten (ongeveer 1/32 bij mijn grootmoeder, dus ongeveer 1/8 bij haar joodse grootmoeder) op locaties waar deze eigenlijk niet thuishoren verklaren.

In dit deel meer over onze joodse genetische matches en bovengenoemd scenario. Hierbij onderzoek ik aan de hand van matches van mijn grootmoeder in hoeverre we onze afstamming uit de ons bekende joodse voorouders kunnen vaststellen.

Hierbij onderzoek ik, gezien de geboortedata van de zoons van het echtpaar Vierling-Hoeben (tussen 1800 en 1818) de volgende verwantschappen binnen onze eigen familie:
  1. Het vaderschap van mijn eigen betovergrootmoeder Henriëtte Zeldenrust (*1876)
  2. Het vaderschap van haar vader Jacques Zeldenrust (*1852)
  3. Het vaderschap van haar grootvader Joseph Hartog Zeldenrust (*1816)
  4. Het vaderschap van haar grootmoeder Frederica Winkel (*1822)
  5. Het vaderschap van haar moeder Catharina Farro (*1848)
  6. Het vaderschap van haar grootmoeder Judith Spijer (*1817).

Overige verwantschappen vallen chronologisch buiten het bereik van het voorgestelde scenario. Wat betreft het moederschap ga ik uit van redelijke zekerheid.

Joodse matches

Joodse genetische matches, in het bijzonder Asjkenazische matches, kenmerken zich door een vergrote onderlinge verwantschap als gevolg van eeuwenlange endogamie. Een voordeel (of nadeel voor wie slecht van wil is) is dat het hierdoor relatief eenvoudig is om joodse genetische segmenten op een genoom in kaart te brengen. Een nadeel is dat verre achterneven/-nichten dichter verwant lijken dan ze op genealogisch gebied eigenlijk zijn. Onderzoek van Lara Diamond suggereert dat twee vol-Asjkenazische verwanten met bijv. dezelfde betovergrootouders zo'n 65% méér DNA met elkaar delen dan twee willekeurige individuen die beide niet uit een endogame bevolkingsgroep stammen. Deze verhoogde verwantschap is minder uitgesproken bij gemengde individuen, maar nog altijd aanwezig.

De consequentie is dat gedeelde segmenten met bekende familieleden die normaliter vrij sterk duiden op een gemeenschappelijke voorouder net zo goed toevallig afkomstig kunnen zijn van een gedeelde Asjkenazische voorouder die veel langer geleden leefde.

Hetzelfde adagium als bij verwanten uit niet-endogame groepen geldt echter nog steeds: hoe groter het segment, hoe betrouwbaarder (behalve bij de zogenaamde pile-up regions), en hoe meer triangulatie (delen van het segment tussen drie i.p.v. twee verwanten) hoe beter. Lara Diamond suggereert bij Asjkenazische matches vooral te kijken naar segmenten van 20 cM of groter, en de segmenten die kleiner zijn kritischer te bekijken, al kunnen deze natuurlijk, zeker wanneer sprake is van triangulatie, gewoon echt zijn.

1. De vader van Henriëtte Zeldenrust

Hier kan ik kort over zijn: de vader van mijn betovergrootmoeder Henriëtte Zeldenrust lijkt me gewoon Jacques Zeldenrust. Wanneer dit de onverwachte, niet-joodse, kandidaat geweest was, zou mijn grootmoeder slechts 3,5% van een overgrootouder en 24% van een andere overgrootouder geërfd hebben. Dit is niet realistisch: minder dan 6% van een overgrootouder erven komt vrijwel nooit voor, getuige de statistieken van DNA Painter en de simulaties van Philip Gammon.

2. t/m 4. De vader van Jacques Zeldenrust, Joseph Hartog Zeldenrust en Frederica Winkel

Mijn grootmoeder en ik hebben matches met nazaten van Jacques' oom Gompert Hartog Zeldenrust, bestaande uit meerdere segmenten, waaronder een segment groter dan 20cM. Dit vormt voor mij afdoende bewijs dat Jacques een biologische zoon was van Joseph Hartog. Dat hij bovendien niet in Den Haag maar in Antwerpen geboren was maakt het m.i. onwaarschijnlijk dat hij iets met het voorgestelde NPE-scenario te maken had.

Een iets kleiner segment, maar toch nog 15cM, delen we met een nazaat van Joseph Hartogs' oom Benjamin Zeldenrust. Is dit genoeg om aan te nemen dat Joseph de biologische zoon was van Benjamins broer Hartog Joseph? Niet volgens Lara's strenge criteria, maar wel aannemelijk gezien wat we kunnen verwachten. Triangulatie op dit segment met een nazaat uit een andere tak is wenselijk. Het lijkt me redelijk onwaarschijnlijk dat ons voorgestelde scenario zich hier heeft voorgedaan: dan zou een zoon van het echtpaar Vierling-Hoeben, van wie de oudste ten tijde van de geboorte van Joseph 16 jaar oud was, helemaal naar Amsterdam zijn gegaan om daar een kind te verwekken.

Jacques' echtgenote Frederica, ook wel Fietje of Sophia, werd in Den Haag geboren - iets dichter bij het mogelijke vuur. Op de geboorteakte niets vreemds: de vroedvrouw en haar oom Simon Lehmans waren aanwezig. Met nazaten van meerdere broers van Frederica delen wij genen, vaak kleinere, moeilijk te verifiëren segmenten, maar ook een paar segmenten van significante grootte. Verder terug matchen we met nazaten van Frederica's overgrootouders van moederskant Stibbe, in één geval triangulerend met een nazaat van Frederica's broer, wat veelbelovend is, al is het segment erg klein, en in een ander geval overlappend met een verwant via de familie Spijer, wat de oorsprong van dit segment ambigu maakt. Veelbelovender is een segment van 20 cM dat we delen met een nazaat van de oom van opperrabbijn Lehmans, Frederica's grootvader van moederskant. Genetische afstamming uit de familie Lehmans (eerder Buchbinder) lijkt me dus redelijk goed vastgesteld.

Wat betreft een genetische afstamming van Frederica's vader, daar wordt het lastiger: mijn grootmoeder deelt wel twee segmenten met een nazaat van David Winkels halfbroer - onze gedeelde voorvader zou dus Frederica's grootvader Samuel zijn - waaronder een redelijk segment van 18 cM (al valt dit onder Lara's kritische grens), maar beide segmenten zijn ambigu en overlappen met o.a. een nazaat uit de familie Spijer en met meerdere mensen met een (deels) Sefardische herkomst. Voor een genetische afstamming van Frederica's vader David zijn dus wel aanwijzingen, maar die zijn m.i. nog niet sterk genoeg.

Zeer opmerkelijk is de situatie rondom het huwelijk van Joseph Hartog en Frederica te 's-Hertogenbosch in 1844; Josephs vader Hartog Joseph weigerde om toestemming voor het huwelijk te verlenen. Omdat Joseph meerderjarig was had hij dit wettelijk gezien niet per se nodig, maar toch vond hij de toestemming belangrijk. Eind 1843 schakelde Joseph hulp in bij de rechterlijke macht. Het kantongerecht stuurde een deurwaarder naar Hartog om uit te leggen dat er wettelijk gezien geen bezwaren waren voor het huwelijk, maar dat zijn zoon wel toestemming van hem eiste. Hartog "volhardde echter in zijn weigering toestemming te verlenen". Hij was dan ook niet aanwezig op het huwelijk; Frederica's ouders waren er wel. Bij zijn andere kinderen weigerde Hartog geen toestemming. Vraag is wat er aan de hand was. Had hij een zakelijk conflict met Frederica's vader? Had de weigering betrekking op de mogelijke NPE die we aan het onderzoeken zijn? Een intrigerende mogelijkheid...

5. De vader van Catharina Farro

Over Catharina's vader Josua heb ik eerder geschreven. De mogelijkheid dat Catharina een andere vader zou kunnen hebben vind ik niet vergezocht, al zou ik het wel heel jammer vinden gezien mijn interesse voor Josua's familie. Ik zou een NPE hier aannemelijk vinden omdat Josua reeds ver boven de zeventig was toen Catharina geboren werd, en bovendien vaak van huis was als reizend koopman. Zijn jonge echtgenote Judith zal toch ook wel haar behoeften gehad hebben...

In tegenstelling tot de andere joodse familieleden was Josua Sefardisch (Portugees-Joods), met wat drupjes Italiaans-Joods. Sefardim kennen niet de grote endogamie die onder Asjkenazim voorkomt, al overlappen Sefardische segmenten wel vaak met Asjkenazische, gezien een gedeeltelijk overlappend verleden (bijv. de verdrijving van joden uit Frankrijk richting o.a. Spanje in de middeleeuwen, en de verdrijving van de joden uit Spanje richting o.a. Asjkenazische gemeenschappen in de zestiende eeuw). Ik kom gedeelde segmenten tegen van nazaten van bekende voorouders: de families Cohen Farro en/of Sarfaty Pina uit de vroege achttiende eeuw en ook de familie Musaphia. Daarnaast toch redelijk wat segmenten die we delen met mensen met een deels Sefardische oorsprong: nazaten van de Amsterdamse en Londense Sefardim, van joden uit Suriname en Jamaica, Marokkaanse, Tunesische en Turkse joden en niet-joodse mensen uit Latijns-Amerika. Tezamen vormen deze segmenten zo'n 5% tot misschien wel 9% van mijn grootmoeders genoom, in lijn met een 1/16 afstamming van Josua.

De segmenten zijn bovendien niet geheel willekeurig verspreid over het genoom, maar vormen duidelijke patronen. In Figuur 1 één chromosoom van mijn grootmoeder dat m.i. grotendeels Sefardisch lijkt:

Figuur 1: een chromosoom met Sefardische banden

Op basis van deze genetische aanwijzingen concludeer ik dat Josua gewoon de vader was van Catharina.

6. De vader van Judith Spijer

Judith, de moeder van Catharina Farro, werd evenals Frederica Winkel in Den Haag geboren. Mijn grootmoeder deelt duidelijke segmenten van net iets onder en net iets boven de 20 cM met nazaten van Judiths zuster Elisabeth. Gedeelde segmenten met nazaten van Judiths oom van moederszijde Samuel van der Bijl zijn helaas ambigu, d.w.z. dat dezelfde segmenten ook van andere familieleden afkomstig kunnen zijn. Belangrijk vind ik een gedeeld segment van maar liefst 43 cM met een nazaat van Judiths tante Betje Spijer, zuster van haar vader Zacharias. Gezien ik geen andere banden met deze nazaat tegenkom, is het m.i. meest aannemelijk dat ook Zacharias gewoon de vader was van Judith Spijer.

Voorlopige bevindingen

Op grond van mijn onderzoek naar een mogelijke NPE binnen onze familie heb ik voor nu de volgende bevindingen:
  • Een vergelijking tussen de gedeelde segmenten bij mijn grootmoeder en haar half-sibling suggereert de aanwezigheid van 7 segmenten die zich niet houden aan de verwachte regels van cross-over, d.w.z. volgens de verwachte regels zouden deze segmenten joods moeten zijn, maar dit zijn ze niet.
  • De 7 segmenten vormen ongeveer 1/32 van mijn grootmoeders genoom en delen allemaal banden met ofwel de (Vierling-)Hoeben-familie ofwel de Timmner-De Jager-familie of beiden.
  • Het is aannemelijk dat de Timmner-De Jager-familie verwant is aan het Vierling-Hoeben-cluster via de onbekende vader van Theodorus Johannes de Jager (*1825) al is hier nog wel veel meer onderzoek naar nodig.
  • 3 van de 7 segmenten zijn m.i. groot genoeg (>30 cM) om van een recente, vindbare genealogische voorouder afkomstig te zijn; dit suggereert dat er sprake kan zijn van een NPE bij onze familie, d.w.z. een, in dit geval, niet-joodse voorvader aan onze joodse kant.
  • Gezien zowel de aanwezigheid van "Haagse" als "Hoeben"-segmenten is een aannemelijk scenario dat één van de zoons van het echtpaar Vierling-Hoeben verantwoordelijk is geweest voor een NPE bij onze joodse familie.
  • Een analyse naar de segmenten die wij delen met onze joodse kant laat op het eerste gezicht geen afwijkende zaken zien. Wel is m.i. de afstamming van Frederica Winkel uit haar vader David genetisch gezien nog niet voldoende aangetoond. De hardnekkige weigering van Frederica's toekomstig schoonvader om toestemming te verlenen voor haar huwelijk vind ik opmerkelijk en in het kader van een mogelijke NPE potentieel verdacht.

Mijns inziens is een scenario denkbaar waarbij één van de oudere zoons van het echtpaar Vierling-Hoeben, Franciscus Joannes (*1800), een ambtenaar bij het ministerie van koloniën/marine, Johannes Cornelis (*1803), een timmerman, of Theodorus Franciscus (*1805), een kabinetwerker, de biologische vader kan zijn van Frederica Winkel (*1822). Zowel David Winkel als vader Theodorus Vierling waren winkelier en zouden elkaar gekend kunnen hebben. Één van de zoons zou m.i. daarnaast ook nog de vader geweest kunnen zijn van Theodorus Johannes de Jager (*1825). Het moet gezegd worden, zowel de mannen als de moeders waren nog jong en (behalve Frederica's moeder) nog ongehuwd.

Hoe zeker is dit scenario? Het is een redelijke mogelijkheid gebaseerd op de genetische signalen die ik zie, mits de volgende aannames gelden:
  • De mismatch tussen de verwachte cross-overs en de switch tussen joodse en niet-joodse segmenten is inderdaad verdacht.
  • Alle verdachte segmenten zijn correct geïdentificeerd.
  • De "verdachte" segmenten horen allemaal bij elkaar.
  • Het is uitgesloten dat de verdachte segmenten op een andere wijze uitlegbaar zijn.
Om het scenario zeker te bevestigen zouden we de mogelijke hoofdrolspelers getest moeten hebben; ik weet precies waar Frederica zich momenteel bevindt, maar haar laten we met rust. Ik zie meer in de volgende mogelijkheden: dezelfde genetische signalen die zich voordoen bij andere nabije joodse familieleden, onderzoek naar de typen winkels die de families Vierling en Winkel bestierden en naar de straten waar zij woonden, al zijn de gegevens uit Den Haag hierover van vóór 1830 wat gebrekkig.

In het Slotdeel 5: zou het tóch niet kunnen dat de verdachte segmenten op een andere wijze uitlegbaar zijn?

dinsdag 26 augustus 2025

Op het spoor van een NPE? Deel 3

In deel 2 besprak ik aan de hand van een vergelijking van gedeelde segmenten met nabije verwanten de mogelijkheid van een NPE (non-parental event) aan de joodse kant. Hierbij vond ik 7 "verdachte" genetische segmenten. Opvallend is dat al deze segmenten banden lijken te hebben met twee familieclusters: de familie Hoeben (in het bijzonder de subgroep Vierling-Hoeben) en de familie Timmner/De Jager, zoals ik in Tabel 1 heb weergegeven:

Tabel 1: verdeling van de gedeelde segmenten
per familiecluster

In dit deel meer over wat deze genetische signalen volgens mij voor onze familie kunnen betekenen.

De twee familieclusters

De katholieke Haagse winkelier Theodorus Vierling (*1777) en zijn vrouw Maria Hoeben (*1774) hadden zes zoons en drie dochters. Mijn grootmoeder deelt maar liefst 5 van de 7 m.i. "verdachte" genetische segmenten met zeker 9 nazaten van dit echtpaar, daarnaast 1 segment met een nazaat van de broer van Maria Hoeben en 1 segment met 3 nazaten van de tante van Maria Hoeben.

Daarnaast deelt mijn grootmoeder ook 5 van deze verdachte segmenten met nazaten van het eveneens Haagse echtpaar Timmner-De Jager, waarvan 4 overlappend of direct aangrenzend met de Vierling-Hoeben-segmenten. De Helderse Theodorus F.W. Timmner (*1854) zat bij de grenadiers en trouwde met de Haagse Adriana E. de Jager (*1853). Een familieconnectie tussen beide clusters vind ik niet zo gauw. Interessant is wel dat de Haagse vader van Adriana, Theodorus Johannes de Jager (*1825) een onbekende vader had, die volgens sommige nazaten een maritiem figuur was. Het zou me niets verbazen als deze onbekende vader iemand uit het Vierling-Hoeben-cluster was; Theodorus zou dan zelfs vernoemd geweest kunnen zijn!

Mogelijkheden van een NPE aan onze kant

Waar ik eerst de meeste van de genoemde segmenten had toegeschreven aan afkomstig van de Haagse opa van mijn grootmoeder, denk ik nu dat dit niet waarschijnlijk is gezien de gebruikelijke wijze van hoe recombinatie plaatsvindt. Bovendien delen we minstens één segment met onze joodse achterneef.

De segmenten lijken allemaal bij elkaar te horen, gezien hun band met de clusters (Vierling-)Hoeben, en/of Timmner-De Jager. Een verwantschap met deze families is mij niet bekend. Op deze specifieke segmenten zitten géén joodse matches, wat suggereert dat zij niet afkomstig zijn van een joodse voorouder.

Drie van de segmenten hebben een redelijke grootte (30-45 cM); op zichzelf kunnen segmenten van dergelijke grootte best heel ver teruggaan tot bijv. de 17e eeuw; het is echter de aanwezigheid van meerdere (grote) segmenten in combinatie met de genoemde familieclusters die het aannemelijk maken dat het om recentere segmenten gaat.

In totaal lijken de segmenten ongeveer 3,5% van het genoom van mijn grootmoeder te beslaan; dit is ongeveer 1/8 van het genoom van haar joodse oma, met wie zij ongeveer 27,5% lijkt te delen. Zonder diepgaand onderzoek was zo'n mogelijke NPE niet eens opgevallen, omdat mijn grootmoeders geërfde aandeel "joodse" DNA nog altijd ongeveer 1/4 is, zoals verwacht.

Meest aannemelijk vind ik gezien deze proporties dat we rekening moeten houden met een scenario waarbij onze joodse voormoeder een onverwachte overgrootouder had (1/8); in het geval dat zij het DNA van haar voorouders in ongelijke mate geërfd heeft dienen we voor de zekerheid ook scenario's van een onverwachte grootouder of betovergrootouder te overwegen.

Waar kruisen zich de paden?

Onder de aanname dat alle segmenten bij elkaar horen en op een NPE aan onze kant duiden, lijkt het me in ieder geval redelijk om een nazaat van de familie Hoeben te overwegen (6 van de 7 segmenten). Twee van de grotere segmenten zijn gezien andere kleinere matches afkomstig uit de regio Den Haag; dit is niet het thuisgebied van de Limburgse familie Hoeben (die echter wel veel takken verspreid over het hele land hebben), maar wel van de familie Vierling.

Een mogelijkheid die ik nader wil onderzoeken is het scenario waarbij één van de zoons van het echtpaar Vierling-Hoeben verantwoordelijk is geweest voor een NPE bij onze familie; zo zouden zowel de "Haagse" segmenten als de "Hoeben"-segmenten verklaard kunnen worden; en misschien is deze persoon dan ook dezelfde man als de onbekende vader van Theodorus Johannes de Jager.

De zes zoons van het echtpaar Vierling-Hoeben zijn geboren tussen 1800 en 1818, te laat om een onverwachte betovergrootvader van onze joodse voormoeder te zijn, maar zij zouden nog steeds een onbekende (over)grootvader geweest kunnen zijn.

Volgende keer verder onderzoek naar dit scenario aan de hand van onze joodse genetische matches en de levenswandel van onze voorouders.

Vervolg: Deel 4

zaterdag 23 augustus 2025

Op het spoor van een NPE? Deel 2

In deel 1 schreef ik over non-parental events (NPE's): situaties waarbij de biologische voorouder anders blijkt te zijn dan wat mag worden verondersteld o.b.v. de bekende bronnen, de mate waarin NPE's in ons land voorkwamen en de wijze waarop genetische segmenten doorgaans worden doorgegeven en gedeeld. In dit deel analyseer ik enkele genetische segmenten van mijn grootmoeder die anders zijn dan ik zou verwachten.

Normale gang van zaken

In deel 1 beschreef ik ambilaterale (aan beide zijden) en unilaterale (aan één zijde) verwantschappen. Bij dit tweede type verwantschap (halfbroer/-zus, volle of halfneef/nicht, achterneef/-nicht etc.) gaat elk gedeeld genetisch segment doorgaans terug op één van de ouders van de gedeelde voorouder(s). Bij een halfbroer/-zus betreft dit de ouders van de gedeelde ouder, bij neven en nichten de ouders van de gedeelde grootouder(s) etc.

Bij mijn grootmoeder en één van haar half-"siblings", die ik hier "W" noem naar hun vader, is dit niet anders. Elk segment dat zij met elkaar delen moet teruggaan tot één van de ouders van hun gedeelde vader: hun Hollandse opa of hun Joodse oma. Omdat hun grootouders nogal verschillen in hun genetische afkomst is het in dit geval vrij snel duidelijk welk segment van welke grootouder afkomstig is; waren ze beiden christelijk Hollands of Joods geweest, dan was dit een stuk lastiger.

Dit zien we goed terug in Voorbeeld 1, gevisualiseerd in DNAPainter:

Voorbeeld 1: gedeelde segmenten op een chromosoom

De afbeelding heeft in zijn geheel betrekking op de vaderszijde van een chromosoom van mijn grootmoeder. Het chromosoom kan in vier stukken worden verdeeld, van elkaar gescheiden door cross-overs (recombinatiepunten). Hoe weten we waar de cross-overs zitten? Stuk 1 en stuk 3 deelt mijn grootmoeder met W. Op deze stukken zijn ook veel matches te vinden met een familiegeschiedenis in het Groene Hart, wat past bij een afstamming van mijn grootmoeders opa. Stukken 2 en 4 deelt mijn grootmoeder niet met W. Deze stukken worden gekenmerkt door een grote hoeveelheid Joodse matches, in bruin weergegeven, die afkomstig moeten zijn van de oma van mijn grootmoeder en W. De cross-over punten liggen in dit voorbeeld aan de kant van mijn grootmoeder: zij wisselt hier van de ene grootouder naar de ander, terwijl W dit gehele chromosoom van de Hollandse opa geërfd moet hebben.

In Voorbeeld 2 zien we een soortgelijk beeld:

Voorbeeld 2: gedeelde segmenten op een chromosoom

Dit chromosoom is bij mijn grootmoeder in twee stukken te verdelen, gescheiden door een cross-over aan haar kant: segment 1, afkomstig van haar opa, deelt ze met W. Een cross-over, ontstaan tussen haar vader en haarzelf, zorgt ervoor dat zij in segment 2 wisselt naar haar andere grootouder en de match met W verliest. Pas aan het einde van het chromosoom keert er weer een gedeeld segment met W, afkomstig van hun oma, terug als gevolg van een cross-over ontstaan tussen hun vader en W. Het gedeelte van segment 2 waarin mijn grootmoeder en W niet matchen, moet W van hun opa geërfd hebben.

Niet alles is logisch

Zo kunnen we nog wel even doorgaan: in meer dan 30 van de bijna 40 gedeelde segmenten zijn de cross-over punten duidelijk en in lijn van wat we mogen verwachten: waar zich cross-overs voordoen aan de zijde van mijn grootmoeder verschijnt of verdwijnt de match met W en wisselt mijn grootmoeder naar een segment afkomstig van de ander grootouder, waar zich bij W een cross-over voordoet, wisselt W naar een segment van de andere grootouder en verschijnt of verdwijnt W weer als match.

Dit gebeurt echter niet altijd; neem nu Voorbeeld 3:

Voorbeeld 3: gedeelde segmenten op een chromosoom

Dit chromosoom kan in ieder geval in twee segmenten gedeeld worden, waarbij mijn grootmoeder het grootste gedeelde van haar oma heeft geërfd, getuige de vele joodse matches (bruin, en in oranje matches met een (deels) Sefardische achtergrond). Het eerste gedeelte van dit segment deelt zij met W, die halverwege als gevolg van een cross-over aan de zijde van W naar een segment van de andere grootouder wisselt. Mijn grootmoeder wisselt naar een segment van deze andere grootouder na haar eigen cross-over tussen segment 1 en 2, waarna ze weer matcht met W.

Opvallend is het gedeelte in blauw: dit betreft matches met een niet-joodse achtergrond en gedeeltelijk van Haagse komaf. In eerste instantie had ik deze toegewezen aan de Hollandse opa van mijn grootmoeder en W. Mijn grootmoeder zou dan rondom dit segment nog twee cross-overs gehad moeten hebben. Op zichzelf zou dat best kunnen, maar het gedeelde segment met W loopt gewoon door. W zou dan op precies dezelfde plek twee cross-overs gehad moeten hebben, wat redelijk onwaarschijnlijk is. We zullen dan ook vermoedelijk moeten aannemen dat dit niet-joodse segment van hun verder joodse grootmoeder afkomstig moet zijn.

Voorbeeld 4 maakt het nog bonter:

Voorbeeld 4: gedeelde segmenten op een chromosoom

Mijn grootmoeder heeft een groot gedeelte van dit chromosoom in ieder geval van haar joodse oma geërfd. Met W deelt zij alleen het uiteinde. Opvallend is de aanwezigheid van een fors "Hollands/Haags" segment, dat ik eerder had toegewezen aan haar grootvader. In dit geval is het echter opnieuw opmerkelijk dat mijn grootmoeder twee extra cross-overs gehad zou hebben waarbij W niet op zijn minst deels opduikt als match bij dit segment. Het is onwaarschijnlijk dat W op deze plek precies dezelfde cross-overs gehad heeft, maar dan tegenovergesteld; kijken we hier opnieuw naar een Hollands/Haags segment dat mogelijk van onze joodse voormoeder afkomstig is?

Meer "verdachte" segmenten...

Op deze wijze zie ik zeker zes "verdachte" segmenten, waarbij bij mijn grootmoeder joodse segmenten overgaan in niet-joodse segmenten, zonder dat zich daarbij de verwachte cross-overs van de joodse grootouder naar de niet-joodse grootouder voordoen, wanneer we de gedeelde segmenten met haar half-sibling W vergelijken.

Een aanvullend "Haags" segment doet mij vermoeden dat onze joodse voormoeder inderdaad gedeeltelijk niet-joods geweest is: dit betreft een segment dat mijn grootmoeder gedeeltelijk met W én met een gezamenlijke achterneef van de joodse kant (nazaat van een broer van onze joodse grootmoeder) deelt.

We lijken dus over zeven verdachte segmenten te spreken waarbij onze joodse voormoeder onverwacht niet-joodse genen lijkt te hebben. Tezamen vormen deze segmenten zo'n 2 tot 3% van mijn grootmoeders genoom, mogelijk 1/8 van het genoom van haar joodse grootmoeder.

Orde in de chaos

De matches die mijn grootmoeder op de genoemde verdachte segmenten deelt kunnen over het algemeen omschreven worden als Zuid-Hollands, en in veel gevallen afkomstig uit Den Haag of omstreken. Na diepgaand onderzoek blijkt dat deze segmenten niet zomaar toevallig zijn: ze kennen enkele veelzeggende patronen:
  • Segment 1: gedeeld met onze joodse achterneef; "Haagse" matches, waaronder met name een cluster afstammend van Het Haagse echtpaar Timmner-De Jager (midden 19e eeuw), overlappend met enkele matches stammend uit de Haagse familie Vierling.
  • Segment 2: gedeeltelijk "Haags", groot segment gedeeld met nazaten van verschillende kinderen van het Haagse echtpaar Theodorus Vierling x Maria Hoeben (begin 19e eeuw); daarnaast met een nazaat van het hiervoor genoemde echtpaar Timmner-De Jager.
  • Segment 3: een klein "Haags" segment, wederom gedeeld met nazaten van het echtpaar Timmner-De Jager.
  • Segment 4: een klein segment, gedeeld met een nazaat van het hiervoor genoemde echtpaar Vierling-Hoeben.
  • Segment 5: een tweede klein segment, gedeeld met zowel een nazaat van het echtpaar Vierling-Hoeben én met nazaten van Timmner-De Jager
  • Segment 6: een groter segment dat in drie stukken kan worden verdeeld: een klein stuk gedeeld met opnieuw een nazaat van het echtpaar Vierling-Hoeben, nog een klein stuk gedeeld met een opnieuw een nazaat van Timmner-De Jager en een groot middenstuk dat uit Brabant of Limburg afkomstig lijkt te zijn; nader onderzoek wijst uit dat de drie belangrijkste matches op dit segment afstammen van een Maria Cornelia Houben, een tante van de hiervoor genoemde Maria Hoeben.
  • Segment 7: een klein segment, gedeeld met o.a. een nazaat van Johannes Henricus Houben, broer van de hiervoor genoemde Maria Hoeben.

Van de zeven verdachte segmenten lijken vijf segmenten gedeeld te worden met nazaten van het echtpaar Timmner-De Jager, en zes met nazaten van de oorspronkelijk Limburgse familie Houben/Hoeben, waaronder vijf met nazaten van het echtpaar Vierling-Hoeben. Met deze families hebben wij voor zover bekend op papier geen verwantschap.

Hieronder een overzicht van de matches met nazaten van de familie Houben op deze segmenten:

Overzicht matches nazaten Houben


Aangezien ik het nogal onwaarschijnlijk vind dat wij zomaar willekeurig matchen met deze specifieke families, precies op de segmenten die ik "verdacht" vind ten opzichte van wat we van de papieren stamboom weten, denk ik dat ik een NPE op het spoor ben aan onze joodse kant.

Vervolg: Deel 3

vrijdag 22 augustus 2025

Op het spoor van een NPE? Deel 1

Non-parental events (NPE's), ook wel "Not the Parent Expected" zijn gevallen waarbij een biologische ouder iemand anders blijkt te zijn dan je mag verwachten op grond van de gangbare bronnen.

Larmuseau et al. (2019) onderzochten de frequentie van NPE's in de Nederlanden gedurende de afgelopen 500 jaar. In hun onderzoek hielden zij het strikt bij kinderen die duidelijk binnen een huwelijk geboren waren. Kinderen uit een ongehuwde moeder, bijvoorbeeld een dienstmeid, of eerstgeborenen die vóór een huwelijk verwekt waren, zijn in dit onderzoek niet meegenomen. Het percentage NPE's was ongeveer 1% en lag lager in kleinere dorpen en wat hoger in de steden. Onder arme families in grotere steden gedurende de late 19e eeuw lag het percentage zelfs boven de 5%. 

Nemen we het gemiddelde van 1% als leidraad, dan zullen er veel mensen zijn in ons land die binnen acht generaties in hun voorgeslacht wel een biologische voorvader hebben die iemand anders blijkt te zijn dan op papier het geval is, nog los van de onbekende verwekkers van de kinderen van ongehuwde moeders.

Het opsporen van een NPE op basis van de papieren stamboom is vrijwel onmogelijk, aangezien het hier vaak om kinderen gaat die gewoon binnen een huwelijk geboren zijn en waar meestal niets aan opvalt. Alleen familieverhalen, mogelijke afwijkende voornamen, vaders die afwezig waren of gekkigheden rondom de erfenis zouden kunnen duiden op een andere werkelijkheid - een affaire van de moeder om wat voor reden dan ook, of een éénmalige situatie waarin de buurman zich ongewenst opdrong, het is allemaal mogelijk. Meestal werd er echter mooi weer gespeeld: er was niets aan de hand, ook als iedereen het wel wist.

Genen verbergen echter niets... wanneer een NPE zich in recente generaties heeft voorgedaan wordt meteen duidelijk wat er aan de hand is: verwachte DNA-matches ontbreken of zijn kleiner dan verwacht; andere onverklaarbare matches duiken op. Gaat het echter om een NPE die zich meerdere generaties geleden heeft voorgedaan, dan wordt het meestal lastig om deze te vinden, zeker wanneer deze zich heeft voorgedaan binnen een nauwe dorpsgemeenschap.

Is er echter meer verschil in type afstamming tussen de verwachte voorvader en de "koekoeksvader", bijvoorbeeld een Fries in een Limburgse omgeving of een Joods persoon in een verder christelijke achtergrond, dan bestaat er de kans om, aan de hand van "verdachte segmenten" en bijbehorende matches meer te weten te komen.

Hebben wij een NPE?

Ik weet het nog niet zeker, maar ik ben wel iets vreemds op het spoor, vanuit mij zo'n 7 of 8 generaties geleden. Ik zie enkele clusters van genetische matches die ik niet kan plaatsen op grond van de papieren stamboom en er lijken enkele zaken niet te kloppen wanneer ik de crossing over-punten nader bekijk.

Crossing overs en gedeelde segmenten
Meer over crossing overs en gedeelde segmenten

Wanneer ouders geslachtscellen aanmaken, recombineren zij daarin het DNA van hun ouders door hun chromosomen in stukken te knippen en te husselen. Vanwege de grote lengte van de chromosomen is de kans heel klein dat dit knippen op precies dezelfde plek plaatsvindt. Bij elk kind zullen de chromosomen op een nét iets andere plek in stukken geknipt zijn. 

In de afbeelding is te zien dat Vader en Moeder de chromosomen van hun ouders, Opa en Oma A en Opa en Oma B op verschillende wijzen recombineren voor hun kinderen Broer en Zus. Ook Broer en Zus doen dit op hun eigen wijze voor hún eigen kinderen.

Broer en Zus delen twee segmenten, bestaande uit een combinatie van vaders, moeders en beide kanten. Het is echter niet goed te zien waar welke combinatie begint en waar welke eindigt. Dit is typisch voor matches waarvan minstens één van de twee aan beide kanten verwant is aan de ander; dit zou ik een ambilaterale match noemen. Naast een volle broer/zus zijn ouders, grootouders, volle ooms/tantes ambilaterale matches.

De kinderen van Broer en Zus zijn volle neef/nicht van elkaar zijn en delen slechts aan één kant van hun chromosomen segmenten met elkaar. Zij zijn unilaterale matches. Andere voorbeelden hiervan zijn halfbroers/-zussen en achterneven/-nichten. Bij unilaterale matches lijkt het erop dat, vanwege het verschil in de locatie waarop de segmenten geknipt worden, vrijwel elk segment terug te voeren is op één van de ouders van de meest recente gedeelde voorouders. Bij de kinderen van Broer en Zus zijn de meest recente gedeelde voorouder Vader en Moeder; de segmenten die zij met elkaar delen gaan dus terug tot één van de ouders van Vader en Moeder. In dit voorbeeld is te zien dat de twee gedeelde segmenten terug te voeren zijn op Opa A en Oma B.

Dit inzicht vormt een belangrijke basis voor het onderzoek dat ik zelf gestart ben naar een mogelijke NPE in mijn voorgeslacht.

Vervolg: deel 2