zondag 7 oktober 2018

Over privacy

In mei trad de Algemene verordening persoonsgegevens (AVG) in werking in de EU. Op deze manier wil de EU ingezetenen beter beschermen op het gebied van privacy etc. De wet zorgt soms voor veel extra werk bij bedrijven.

Ik heb sommige blogs gezien die als gevolg van deze wet een privacyverklaring op hun site hebben gezet. Moet ik dat dan ook doen? Deze blog maakt gebruik van blogger en blogger is van Google. Ik neem dus voor nu aan dat het Google is dat hier over gaat. Elke verklaring die ik zelf zou opstellen heeft volgens mij geen zin, want ik ben zelf geen geregistreerd bedrijf of ander orgaan.

De AVG heeft wel gevolgen voor genealogie. Zo hebben bijvoorbeeld het Gelders Archief en ook het Amsterdams Archief veel gegevens uit de twintigste eeuw offline gehaald. Dit betreft bijvoorbeeld bevolkingsregisters uit de jaren '20. Dit is heel jammer, want dit zijn waardevolle bronnen als het gaat om die tijdsperiode. Het is echter wel begrijpelijk, want er kunnen hier nog levende personen instaan, van wie dan zonder hun toestemming naam en geboortegegevens geopenbaard zijn. Het is ook een goede vraag wat de nieuwe wet voor invloed heeft op publicaties zoals het Nederlands Adelsboek, waarbij de families tot aan heden worden vermeld, of voor het digitaliseren van kranten waarin familieadvertenties staan.

Voor genealogen die online actief zijn is het volgende punt belangrijk: maak geen persoonsgegevens openbaar van nog levende mensen wanneer zij hiervoor géén toestemming gegeven hebben.
Ik heb vaak websites gezien waarop ik nog levende mensen, ook jonge mensen, vermeld zie staan met volledige naam en geboortegegevens, soms inclusief foto. Dit heb ik ook weleens van mijn eigen familie gezien. Het is prima als zij daar toestemming voor gegeven hebben, maar absoluut niet als zij dit niet gedaan hebben. In veel gevallen zullen zij zich er niet van bewust zijn dat zij ergens op internet met naam en geboortegegevens vermeld zijn. De makers van zo'n site zijn zich vaak niet bewust van het feit dat het vermelden van persoonsgegevens van nog levende mensen zonder hun toestemming verboden is. Ik vermeld zelf alleen mensen die overleden zijn, en als ik niet weet of ze overleden zijn, alleen als ze meer dan 100 jaar geleden geboren zijn.

woensdag 3 oktober 2018

Speyer uit Speyer

Update: zie deel 2.

De stamvader van veel Nederlandse Speyers, Speijers en Spijers is Salomon Jacob Speyer, die als jonge koopman van Speyer naar Amsterdam kwam. In 1680 huwde hij op 23-jarige leeftijd met Abigael Jacob Gans-Halevi (of Genzchen-Levie), de dochter van de Poolse Jacob Benjamin Halevi en Judith David Gans uit Friedeburg.

Ondertrouwakte van Salomon Jacob Speyer en
Abigael Jacob Gans-Halevi, Amsterdam, 29 november 1680
Zowel Salomon als zijn vrouw Abigael (nr. 2788/9) stonden onder verschillende namen bekend. Salomon en Abigael waren hun namen in de openbare wereld, maar thuis bezigden zij hun Jiddische (en Hebreeuwse) namen Zalman/Shlomo en Bele/Bonele. Zo ondertekenen zij hun ondertrouwakte in het Jiddisch als Sallman fun Sbeijer en (ongeveer) Bole bat k"h Ya'aqob. Opvallend is dat Salomon hier Latijns schrift gebruikt, maar Abigael het Hebreeuwse schrift.

In de reeds gedigitaliseerde notariële akten van Amsterdam vond ik geen verdere gegevens van Salomon.

Op verschillende plekken (bijv. hier) wordt Salomon geïdentificeerd als Zalman Amsterdam, één van de drie zoons van Jacob Speyer en Chana Goldschmidt-Hameln. (zie ook hier). Hun andere twee zoons waren Nathan Heln en Abraham Speyer, waaruit een tak Speyer te Berlijn ontstond. Jacob Speyer zou vermeld zijn te Speyer in 1657, Salomons geboortejaar, en overleed op 8 mei 1670 of 1674. Zijn vrouw Chana overleed al eerder op 29 mei 1661.

De primaire bronnen waaruit het bestaan van Zalman Amsterdam blijkt, en de vermeldingen en overlijdensdata van Jacob Speyer en zijn vrouw Chana Goldschmidt zijn mij niet bekend. Het huwelijk van Jacob met Chana wordt genoemd door David Kaufmann in "Die Memoiren der Glückel von Hameln". Glückel von Hameln was Chana's schoonzuster, en is bekend als de eerste Duitse vrouw die een autobiografie naliet. In haar memoires schrijft ze over Chana:

"Zijn [= Joseph Goldschmidt] zevende kind was zijn dochter Hanna, die met de [Bijbelse] vrome Hanna te vergelijken was. Zij is zeer jong gestorven en heeft geen rijkdommen nagelaten."

Chana's echtgenoot Jacob Speyer vermeldt zij niet. Er is een goede kans dat Glückel hen niet zo goed gekend heeft; pas in 1660, één jaar voor Chana's overlijden, kwam zij als jong meisje uit Hamburg in Hamelen terecht, waar zij huwde met Chana's broer Chaim. Zij moest erg wennen aan haar nieuwe omgeving:

"Het is ieder wel bekend dat Hamelen geen Hamburg is. Ik was toen nog een jong kind, dat met alle genot opgevoed was, en nu moest ik met mijn jonge leeftijd van mijn ouders, vrienden, al mijn bekenden, van een stad als Hamburg naar een kleine stad waar maar twee joodse families woonden. En Hamelen is op zichzelf een haveloos en verveeld oord. Maar dat alles beschouw ik als niets vergeleken met de vreugde die ik kreeg van de vroomheid van mijn zaliger schoonvader. Wanneer hij 's morgens om drie uur opgestaan was en vlakbij mijn slaapkamer met zijn gebedskleed om zat en aan het bidden was, dan was ik heel Hamburg al vergeten."

Haar schoonvader, Chana's vader, was Joseph Goldschmidt (ook bekend als Joseph Hameln). Zoals vele andere Duitse joden in de zeventiende eeuw, woonde hij op verscheidene plekken (Witzenhausen, Stadthagen, Hamelen, Hildesheim en Hannover). Onder zijn vele afstammelingen bevinden zich Heinrich Heine en Felix Mendelssohn-Bartholdy.

Wanneer aangenomen kan worden dat één van de kinderen van Jacob Speyer en Chana Goldschmidt Zalman heette, en onder andere als Zalman Amsterdam bekend stond, dan is het een interessante vraag of deze geïdentificeerd kan worden met Salomon Jacob Speyer. De naam Zalman Amsterdam zal met name door familieleden buiten Amsterdam gebruikt zijn om te verwijzen naar hun neef in Amsterdam. Salomon is slechts één van drie joden die voor 1811 te Amsterdam in het huwelijk treedt, die expliciet aangaf uit Speyer te komen, bovendien de enige met de naam Salomon (of Salman, zoals hij zichzelf noemde). Bij zijn huwelijk in 1680 waren zijn ouders reeds overleden, in overeenstemming met de theorie dat hij zoon van Jacob Speyer en Chana Goldschmidt was. Het is dus goed mogelijk dat Zalman Amsterdam en Salomon Jacob Speyer één en dezelfde persoon vertegenwoordigden. Een primaire bron waarin Zalman Amsterdam gekoppeld wordt aan Jacob Speyer en Chana Goldschmidt, of zijn broers Abraham Speyer en Nathan Heln, zou zeer welkom zijn.

Het voorgeslacht van Jacob Speyer is minder zeker. Hij zou zoon zijn van een Samuel Speyer, die in Speyer in het huis "zur Glocke" woonde. Dit is best mogelijk, maar voor de verdere aanname dat Samuel een broer zou zijn van Isaac Kulp zum Halbmond, een Frankfurtse rabbijn, zoon van Joseph Aron Kulp en Hindele Spira-Wachenheim, vind ik geen bewijs. Deze mensen woonden in Frankfurt en in de Ele Toldot, het overzicht van de overleden Frankfurtse joden, vind ik geen aanwijzing dat zij ook in Speyer gezeten hebben of een zoon Samuel gehad hebben.

Vervolg: deel 2.


woensdag 8 augustus 2018

DNA Painter

DNA Painter is een zeer handige tool om DNA-matches te visualiseren. Elke DNA-match die je hebt kan op je chromosomen "geschilderd" worden. De matches kunnen in groepen gecategoriseerd worden. Bij elke match kun je aantekeningen maken. Een uitgebreide blog over hoe DNA Painter gebruikt kan worden, is hier te vinden.

Ik ben zelf ook uitgebreid aan de slag geweest om matches op mijn chromosomen te schilderen. Het verbaast mij dat er zoveel matches zijn. Nederlandse matches met gemeenschappelijke voorouders vond ik met name bij MyHeritage. In een aantal gevallen kon ik géén gemeenschappelijke voorouders vinden, maar heb ik de match toch toegevoegd als deze uit een specifieke streek afkomstig was. Hieronder in beeld een gedeelte van wat ik gevonden heb:

Een gedeelte van mijn DNA Painter vondsten

We zien hier de eerste vijf van mijn drieëntwintig chromosoomparen, elk bestaand uit een vaderlijk en moederlijk chromosoom. Ik heb hier zelf de gemeenschappelijke voorouders bijgeschreven. Wanneer ik deze niet kon vinden, heb ik ze onder een geografische term geplaatst. Ik heb vier kleuren gebruikt (per grootouder), en grijs voor onbekende matches.

Wat meteen opvalt is dat het DNA niet in gelijkmatige stukken is doorgegeven. Aan vaderszijde zijn bijvoorbeeld chromosoom (1), (2) en (3) voornamelijk afkomstig van mijn grootvader, omdat ik hier niet match met mijn grootmoeder. Aan moederszijde lijken met name chromosoom (2), (4) en (5) van mijn grootvader afkomstig te zijn. Ook de grootte van de stukken is interessant: Peter van Tussenbroek en Hendrijntje de Wit uit Est (ouders van mijn betovergrootmoeder) hebben op chromosoom (2) een flink stuk doorgegeven, dat verwacht mag worden omdat zij vrij dichtbij mij staan. Aart den Otter en Willemke Beverloo uit Opijnen (7 generaties terug) hebben echter een nóg groter stuk op chromosoom (3) doorgegeven, en zijn hiernaast ook te vinden op chromosoom (4). Ook Jan van Wijk en Steventje van Os uit Wadenoijen (9 generaties terug) hebben een vrij groot stuk bijgedragen op chromosoom (5). Dit geeft wel aan dat de chromosomen elke generatie relatief grof worden verdeeld, waarbij grote stukken intact blijven. Dit heeft helaas ook tot gevolg dat veel voorouders genetisch gezien niet worden geërfd.

Een belangrijk concept is triangulatie: hierbij is het de bedoeling dat drie mensen die op één stuk matchen een gemeenschappelijk voorouderpaar hebben. Dit vergroot de kans dat het gedeelde stuk DNA daadwerkelijk van dit gemeenschappelijk voorouderpaar is. Van de meeste stukken heb ik géén triangulatie kunnen maken; voor de grotere stukken vind ik dit ook niet noodzakelijk. Op één van de stukken die van Aart den Otter en Willemke Beverloo afkomstig zijn, is er sprake van triangulatie. Ik stam af van hun dochter Maria, de beide matches op hetzelfde stuk van hun zoon Harmen.

Voor de kleinere stukken kan triangulatie echter wel van belang zijn. Als voorbeeld neem ik hier het stukje aan het begin van chromosoom (1). Hier heb ik twee matches. Met match A deel ik (wederom) het echtpaar Aart den Otter en Willemke Beverloo als gemeenschappelijke voorouderpaar. Met match B liggen de gemeenschappelijke voorouders verder terug in de tijd. Match A stamt uit het huwelijk van Aarts zoon Harmen met Jantje van Ballegoijen. Ook aan haar familie ben ik verwant. Verder heeft deze match géén Betuws bloed. Het is nu de kunst om een gemeenschappelijk voorouderpaar te vinden waar zowel ik, match A en match B van afstammen. Ik heb er twee gevonden: Jacob Jans van Beverloo en Anneke Wouters, waar ik dubbel van afstam (11 en 12 generaties terug), en Gijsbert Jansz van Ballegoijen en Aaltje van Benthem (10 generaties terug). Het valt momenteel niet uit te maken wie van beide voorouderparen verantwoordelijk is voor het gedeelde stukje DNA. Ik prefereer nu zelf dat het van de familie Van Ballegoijen afkomstig is, omdat ik verderop op chromosoom (1) een stukje DNA uit de familie Jagtenberg gekregen heb; ik stam af van het echtpaar Teunis Jagtenberg en Willemke van Ballegoijen. Dit zou echter wel betekenen dat een groot stuk van chromosoom (1) van dit echtpaar afkomstig is, en dit is voorlopig nog niet bevestigd.

Een interessante vraag is tot hoever terug matches gevonden kunnen worden. Naar wat ik zie, is ca. 12 generaties terug wel een grens, hoewel in enkele gevallen nog verder terug kan worden gegaan. Een voorbeeld is een stukje van 10cM op chromosoom (5) dat ik onveranderd van mijn grootmoeder gekregen heb. 10cM betekent dat het 10% kans heeft om doormidden te worden geknipt bij de volgende generatie. In de praktijk betekent dit dat het meestal ofwel in zijn geheel wordt doorgegeven, ofwel in zijn geheel achterblijft in de oudere generatie. De match komt van mijn grootmoeders moederszijde omdat mijn grootmoeder op dezelfde plek nog een match heeft van haar vaderszijde die bij mij ontbreekt. De match heeft veel voorouders uit gebieden waar ikzelf niet zoveel mee te maken heb, maar hij deelt een categorie voorouders met mij die ook bij mijn overgrootmoeder voorkomt, namelijk de Amsterdamse koopmanselite van de 17e eeuw. Omdat deze families vaak onderling huwden, is er een kans dat er verscheidene kandidaten zijn die verantwoordelijk zijn voor het gedeelde segment. Ik vind er echter maar één die nabij genoeg staat: Jeronimus de Haze en Helena van Jugteren. Voor mijn grootmoeder staan zij 12 generaties terug. Zij zijn bovendien door een neef-nichthuwelijk dubbel aanwezig; dit vergroot de kans dat zij genetisch langer bewaard zijn gebleven. Voor mij staan zij 14 generaties terug. Genetisch maakt dit echter niet uit, omdat ik het stuk DNA onveranderd heb geërfd van mijn grootmoeder.

Er zijn ook interessante zaken te vermelden over de matches waarmee ik géén gemeenschappelijke voorouder heb kunnen vinden, maar die wel onder een duidelijke geografische categorie vallen. Op het eind van chromosoom (1) is er overlap met enkele Limburgers, mijn grootmoeder en mijzelf. Op basis van wat ik heb gededuceerd, komt het stuk van mijn grootmoeders vaderszijde. Die heeft voor zover ik weet, géén bekend Limburgs bloed. Wat het dichtst in de buurt komt zijn diens voorouders Arnoldus Morgenrood (uit Beek en Ubbergen) en zijn vrouw Maria Helena van Straten (uit Büsbach of Bousbecque), voor mij 8 generaties geleden. Op chromosoom (3) is er iemand uit Vlaanderen/Antwerpen die overlapt met het stuk afkomstig van Aart den Otter en Willemke Beverloo. Dit zou erop kunnen duiden dat één van hen Vlaams/Brabants voorgeslacht heeft. De reeds vermelde voorvader van Willemke, Jacob Jans van Beverloo komt waarschijnlijk uit Beverlo in Belgisch Limburg. Het stukje zou van zijn kant afkomstig kunnen zijn.
Zeer interessant is verder een "Fries" cluster op mijn moederlijke chromosoom (4), waarschijnlijk afkomstig van mijn Friese bet-betovergrootvader. Daarnaast kan er een "Oost-Duits" cluster gevonden worden op mijn moederlijke chromosoom (5). De matches zijn zelf uit Oost-Duitsland afkomstig of stammen af van Duitsers uit Polen, Tsjechië en Hongarije. Ik weet nog niet hoe ik dit moet interpreteren. Een mogelijkheid is dat het van Johann Jacob Öser (8 generaties terug) uit Beieren afkomstig is. De achternaam Öser zelf komt veel voor aan de Duits/Tsjechische grens.

Hoewel er veel afhangt van hoe je zelf de DNA-matches interpreteert en keurt op waarschijnlijkheid, is de kracht van DNA Painter dat je een duidelijk gevisualiseerd overzicht kunt krijgen van je matches.

zaterdag 28 juli 2018

Werken met Gedmatch Admixture

Na het ontvangen van je DNA-resultaten van een bedrijf kun je ervoor kiezen om deze up te loaden naar Gedmatch (of voor sommige bedrijven zoals LivingDNA naar Gedmatch Genesis). Op Gedmatch zijn verscheidene tools om zelf je DNA te analyseren.

Een belangrijke tool is de Admixture (heritage). Hier kunnen verschillende zogenaamde calculatoren gevonden worden die je DNA in verschillende etnische componenten opdelen. Dit kan op verschillende manieren worden weergegeven: als totaalbeeld of per chromosoom.

Laten we mijn DNA eens bekijken met deze tool. Ik kies hier voor Admixture proportions (With link to Oracle), met het project Eurogenes. Vervolgens kies ik voor de Eurogenes K13 calculator. Het resultaat zien we hieronder:

Mijn Eurogenes K13 resultaten

Mijn DNA is opgedeeld in 13 mogelijke componenten waar deze test gebruik van maakt. Het is belangrijk om je te realiseren dat componenten niet hetzelfde zijn als bevolkingsgroepen. Deze test geeft mij bijvoorbeeld 23,21% van de Baltische component, maar dit betekent niet dat ik zoveel met de Baltische bevolkingsgroepen te maken heb. Linksonder kan de spreadsheet bekeken worden, waar de gemiddelde uitslagen van deze test voor verscheidene bevolkingsgroepen staan. Hier valt te zien dat bijv. de Zuid-Nederlander gemiddeld 22% van de Baltische component heeft.

Dit brengt me tot de volgende stap: deze uitslag is géén einduitslag. De volgende stap is dat dit mengsel van componenten uitgedrukt wordt in daadwerkelijke bevolkingsgroepen. Een mogelijkheid binnen deze tool is de functie Oracle: deze schat mij op ca. 96% West-Duits of Zuid-Nederlands en ca. 4% Zuidoost-Aziatisch.

Het is ook mogelijk om zelf aan de slag te gaan met deze data. Hiervoor gebruik ik het programma nMonte3 dat op het statistiekprogramma R runt. Het voert hier te ver om de precieze werking van het programma uit te leggen, maar wat ik in feite doe is een document met mijn uitslagen laten vergelijken met het document waarin de gemiddelde uitslagen van de bevolkingsgroepen staan (zie ook hier). Omdat ik een gemengde achtergrond heb, gebruik ik in het programma een extra command pen=0.

Het programma geeft de volgende resultaten met alle bevolkingsgroepen:

VvdH
Southeast_English,35.8
Danish,26.4
South_Polish,9
French_Basque,4.8
Abhkasian,4.4
Spanish_Cataluna,4.4
La_Brana-1,4
Spanish_Valencia,2.8
West_German,1.8
Bulgarian,1.6
Vietnamese,1.4
Malay,1.2
Spanish_Andalucia,1
Dai,0.4
Papuan,0.4
Austroasiatic_Ho,0.2
Sardinian,0.2
Tujia,0.2
[1] "distance%=0.6427"


De distance is zeer laag. Dit betekent dat er waarschijnlijk sprake is van overfitting: allerlei bevolkingsgroepen zijn (lukraak) toegevoegd zo dicht mogelijk bij mijn resultaten te komen. Omdat dit niet veel zin heeft, is het beter om een gerichte test te doen. Hierbij kies ik voor een simpele test met drie populaties die mijn voorgeslacht aardig weergeven. Ik heb hier wat gesmokkeld door een categorie Average_Dutch toe te voegen als het gemiddelde van Noord- en Zuid-Nederlanders. Het resultaat geeft:

VvdH
Average_Dutch,89.6
Ashkenazi,5.8
Malay,4.6
[1] "distance%=2.2384"


Percentueel gezien komt dit aardig in de buurt van wat ik verwacht. Het toevoegen van een Zuid-Aziatische groep verkleint de distance iets:

VvdH
Average_Dutch,89.4
Ashkenazi,5.6
Malay,4.4
Kurumba,0.6
[1] "distance%=2.2096"


De K13-calculator geeft dus vrij goede resultaten. Een tweede, meer uitgebreide calculator, is de K36, ook van Eurogenes. Deze geeft het volgende resultaat:

Mijn Eurogenes K36 resultaten

Net als bij K13 is het belangrijk om te beseffen dat de componenten niet hetzelfde zijn als specifieke bevolkingsgroepen. Ik ben dus niet 7% Fins of 12% Italiaans. De namen van deze componenten zijn er pas later bij bedacht. “Fennoscandic” zou beter kunnen worden opgevat als “Noord-Europese jager-verzamelaars”, en op dezelfde manier vertegenwoordigen “Iberian” en “Italian” verschillende varianten van Europese neolithische boerenbevolking.

Van deze componenten zijn kaarten gemaakt door de heer L. Macuga, een voorbeeld:

De verspreiding van de K36 "Fennoscandian" component,
door L. Macuga.

Hierop is duidelijk te zien dat deze component niet specifiek Fins is, maar over geheel Noord-Europa verspreid is, vermoedelijk reeds sinds de prehistorie. Meer componentkaarten zijn hier te zien

Net als bij K13, kan ik nMonte3 gebruiken om een schatting van mijn voorgeslacht te geven. Hierbij gebruik ik de (oude) spreadsheet van K36. Een veel uitgebreidere versie kan tegen betaling worden geraadpleegd bij de heer L. Macuga. Een eerste uitslag met alle bevolkingsgroepen in de K36-spreadsheet geeft mij:

VvdH
Central_Dutch,57.2
Swiss_Italian,14.2
England_Cumberland,9.4
Chechen,7.8
Mari,4.6
Moksha,3.4
Indonesian,2
IT_Sardinia,1
Melanesian,0.4
[1] "distance%=5.3917"


Een meer gerichte test geeft:

VvdH
South_Dutch,46
Central_Dutch,40.8
Askhenazi,7
Indonesian,3
German_North,2.6
Telugu_IND,0.6
[1] "distance%=8.1994"


De afstanden hier zijn hoger dan bij K13, hetgeen verwacht mag worden, want bij zoveel meer componenten is het lastiger om een zo precies mogelijke benadering te geven.

Hoewel K36 vrij gedetailleerd is, ben ikzelf nog niet tevreden. Wanneer we bij Admixture niet kiezen voor Admixture Proportions (with link to Oracle), maar voor Admixture Proportions by Chromosome, dan zie ik dat er chromosomen zijn waarop bijvoorbeeld de componenten Arabic, Armenian en South Asian voorkomen, terwijl die niet op mijn totaalresultaat vermeld staan. Ik vermoed dat dit op een of andere manier te maken heeft met het afronden van getallen. Om deze componenten toch vermeld te krijgen in mijn eindresultaat, heb ik een berekening van mijn componenten gemaakt op basis van het resultaat van deze individuele chromosoomparen, als volgt:

1) vermenigvuldig per chromosoom het percentage van een component met het aantal SNPs dat op dat chromosoom gevonden wordt. (Bijvoorbeeld: op chromosoom 1 vind ik 0,8% Arabisch en zijn 13169 SNPs gebruikt: dit geeft mij 105,352 Arabische SNPs op chromosoom 1).
2) tel alle SNPs per component bij elkaar op, deel dit door het totaal aantal SNPs dat de test gebruikt en maak er een percentage van. (Dit geeft mij bijvoorbeeld in totaal ca. 0,98% Arabisch).
3) verwijder percentages onder 0,2% om ruis te voorkomen, en zorg dat de rest op 100% uitkomt. Afronden is hier onvermijdelijk.

Dit geeft mij het volgende resultaat, dat vergeleken kan worden met de oorspronkelijke uitslag:

Vergelijking van oorspronkelijke K36 resultaten
met die berekend per chromosoom.


Opvallend is nu de aanwezigheid van Arabisch, Armeens, Oost-Meditteraans, Indo-Chinees, Midden-Oosters, Noord-Afrikaans en Zuid-Aziatisch, en tevens verschuivingen in de percentages van de reeds aanwezige componenten. Het Aziatische aandeel is ook groter dan eerst. Naar mijn mening geeft dit beter weer dat ik naast West-Europees en Zuid-Oost-Aziatisch bloed ook Joods en Zuid-Aziatisch bloed heb. De resultaten lijken dus met name af te hangen van de manier waarop wordt afgerond.

Wanneer ik de per chromosoom berekende resultaten analyseer, krijg ik het volgende resultaat met alle bevolkingsgroepen:

VvdH_chrom
Central_Dutch,61
Pl_north,9.8
IT_Sardinia,7.2
Chechen,4.2
Mari,4
Georgian_Svan,3.4
Indonesian,2.6
Welsh,2.4
Cambodia,1.6
FR_Bretagne,1.2
Saudi,1.2
Tamil_Ceylon,1
Australia_Abo,0.2
Melanesian,0.2
[1] "distance%=3.7588"


En met een meer gerichte test:

VvdH_chrom
Central_Dutch,46.8
German_North,33.8
Askhenazi,12.4
Indonesian,4.6
Tamil_Ceylon,2.4
[1] "distance%=7.2141"


Zoals te zien valt, lijken de resultaten minder nauwkeurig dan bij K13. Dit is omdat er zoveel meer mogelijkheden ter interpretatie zijn. Het voordeel is wel dat K36 een goede aanwijzing geeft in welke richting gezocht moet worden, mocht ik niet weten waar ik vandaan zou komen.
De heer L. Macuga heeft de volgende kaart gemaakt met mijn oorspronkelijke K36-resultaten, waarop te zien valt bij welke bevolkingsgroepen ik het dichtstbij sta:

De bevolkingsgroepen waar ik genetisch het dichtsbij sta, gebaseerd op K36.

De K36 calculator kan dus zeggen waar iemand ongeveer vandaan komt (mits niet teveel gemengd), maar de K13 calculator is beter te interpreteren, omdat hier minder kans is op overinterpretatie. Met de huidige mogelijkheden blijft het uiteraard een benadering van de werkelijkheid.

Ik hoop dat ik zo heb kunnen laten zien hoe component-tests geïnterpreteerd kunnen worden, dat componenten niet hetzelfde zijn als bevolkingsgroepen en dat de uitslag van een componenten-test géén einduitslag is.

dinsdag 22 mei 2018

Meer over de Aziatische moederlijn

Zoals uit een mitochondrische DNA-test bleek, behoort onze voormoeder Mary Anne Pike, samen met haar afstammelingen in directe vrouwelijke lijn tot de haplogroep M3c1b. Om meer duidelijkheid te krijgen over deze groep heb ik een overzicht gemaakt van haplogroep M3c, met behulp van de GenBank. De dateringen zijn over het algemeen gemiddelden uit Behar 2012, en dienen ruim te worden opgevat.

Overzicht van mt-DNA haplogroep M3c
 We zien dat haplogroep M3c al rond 20.000 v.Chr. ontstaan is. Hierna heeft het zich vertakt en verspreid over India, Myanmar, Pakistan, Thailand, Tibet en de Oeigoeren. Het lijkt dus van oudsher aanwezig onder de jager-verzamelaars van Zuid-Azië. Ook de sub-haplogroep M3c1, ontstaan rond 12.000 v.Chr., stamt nog uit de jager-verzamelaartijd. M3c1 kan verdeeld worden in twee groepen: M3c1a is met name te vinden in het noorden van India, waaronder de gebieden Jammu en Kashmir, en Nepal. M3c1b is met name te vinden in een zuidelijker gedeelte van India.
M3c1b, de groep waar Mary Anne Pike toe behoort, kan in drieën worden verdeeld. Één lijn is van onbekende Indiase herkomst. Wederom één lijn behoort tot de Kolam-stam uit Centraal-India. Deze relatief kleine groep mensen leeft van een primitieve vorm van landbouw, en heeft vooralsnog weinig binding met de moderne levenswijze. Zij behoren tot de Scheduled Tribes, wat betekent dat zij tot een kwetsbare Indiase groep behoren. De derde groep, M3c1b1, is vrijwel uitsluitend te vinden onder de Jenu Kuruba-stam. Deze stam, die niet eens zo gek ver van Bangalore woont, heeft ook geen moderne levenswijze. Zij staan bekend om het verzamelen van honing en sommigen wonen in hoge boomhutten.

Ondanks hun oude levenswijze, is de haplogroep waartoe zij massaal behoren, M3c1b1, relatief recent ontstaan rond 2600 v. Chr. Dit valt ongeveer samen met de eerste eeuwen van landbouw in Zuid-India, en de verspreiding van de Dravidische talen. Wellicht dat met deze cultuuromslag deze stam ontstond. Naast de Jenu Kuruba is er één individu uit Saudi-Arabië die tot deze haplogroep behoort. Vermoedelijk is deze lijn via één van de vele handelstrajecten tussen India en de Arabische wereld daar terechtgekomen.

Het middenpunt tussen de Jenu Kuruba-stam en de Kolam-stam is ongeveer het gebied rond Hyderabad. Vanuit hier zal M3c1b zich vanaf ca. 7100 v.Chr. langzaam verspreid hebben over de - toen nog - jager-verzamelaarbevolkingen in dit gebied.

Tussen M3c1b en M3c1b1 zitten twee mutaties. Bij de analyse van "onze lijn" blijkt dat wij één van deze mutaties delen. Onze lijn splitst zich dus af halverwege M3c1b en M3c1b1, dus ca. 4800 v.Chr. (of enkele eeuwen eerder of later). Dit is nog altijd in de jager-verzamelaar-periode, en vermoedelijk ook nog voor de formatie van de Jenu Kuruba-stam, die echter wel de nauwste verwant lijkt te zijn. Onze lijn zal zich tussen ca. 4800 v.Chr. en 1800 AD waarschijnlijk bewogen hebben in het gebied tussen Hyderabad en Bangalore. Uiteindelijk komen we dan terecht bij de christelijke inlandse vrouw Sophia, die vermoedelijk in Madras terecht is gekomen. Zij vaart mee met scheepskapitein Michael Lawrence Pike en krijgt met hem een dochter, Mary Anne, die via haar dochters de lijn voortzet in Nederlands-Indië. Niet elk van haar dochters zag kans om de lijn voort te zetten, omdat zij geen kinderen hadden, of alleen maar zoons. Toch heeft zij nu nog afstammelingen in directe vrouwelijke lijn, die nog steeds een bijzonder stukje India in zich dragen.

maandag 7 mei 2018

Indisch DNA

(Vernieuwde versie: 27 februari 2019)

In hoeverre is mijn Indische DNA, en dan met name het Aziatische element terug te vinden?
Uit de DNA-testen die ik genomen heb, blijkt dat ik ca. 4-5% "Aziatisch" DNA heb, voor het overgrote deel Zuid-Oost-Aziatisch. FTDNA geeft ook nog <1% Zuid-Aziatisch, dat op India slaat.

Om nu meer te weten te komen over dit DNA heeft mijn grootmoeder mij geholpen door ook een DNA-test te nemen. Volgens FTDNA is zij ca. 15-17% Zuid-Oost-Aziatisch te zijn alsmede ca. 5% (Zuid-)Indiaas. Een verdere analyse van haar DNA m.b.v. calculatoren op gedmatch en een grote dataset aan bevolkingsgroepen suggereert dat zij inderdaad ca. 17% Javaans-gerelateerd DNA heeft en ca. 5% India-gerelateerd DNA.

L.F. Mallien (1879-1966) en zijn vrouw
jkvr. F.A.H.H. Leyssius (1896-1985),
(detail uit een foto begin jaren '30, in eigen bezit)
Hoe verhouden deze vondsten zich tot wat ik weet over ons voorgeslacht?
Allereerst, DNA wordt elke generatie in tientallen segmenten vererfd. Hierbij is het DNA blind voor etnische percentages. Omdat het echter om tientallen segmenten gaat, worden de percentages toch elke generatie ongeveer gehalveerd (maar dus niet altijd precies).

De grootvader van mijn oma, Lodewijk Ferdinand Mallien, is de grootste bron van Zuid-Oost-Aziatisch DNA. Zijn vader, George Johannes, is volgens zijn overlijdensakte in 1852 te Tabanio (bij Bandjermasin) geboren als zoon van Johannes Frederik Mallien en een inlandse vrouw. De overlijdensakte noemt haar Baijah, maar dit was reeds de tweede vrouw van Johannes Frederiks vader Johannis Ferdinand Mallien. Het zou kunnen dat George Johannes bij zijn grootvader en diens tweede vrouw Baijah is opgegroeid na het jonge overlijden van Johannes Frederik en dat haar naam per abuis is vermeld. Of zij had inderdaad dezelfde voornaam. Johannes Frederik stamt uit de eerste vrouw van Johannis Ferdinand, de inlandse vrouw Sa Ema.
Johannis Ferdinand was zelf de zoon van de Duitser Johan George Victor Mallien en de inlandse vrouw Sylvia van Bandjermasin. Dit maakt George Johannes 12,5% Europees en 87,5% Zuid-Oost-Aziatisch.

De moeder van Lodewijk Ferdinand was Caroline Dumas. Uit belangrijke nieuwe vondsten, in het bijzonder haar overlijdensakte, blijkt dat zij de dochter was van Christiaan Lodewijk Dumas en van Johanna Paulina Wolff. Christiaan Lodewijk had een Javaanse grootmoeder (Tjielik, vrouw van Gerrit Endeman), en vermoedelijk ook een Javaanse overgrootmoeder (Wagsah, vrouw van Johannes Meijer te Pasoeroean/Semarang). Johanna Paulina Wolff was volgens haar overlijdensakte de dochter van Johannes Pieter Wolff en de Javaanse vrouw Saima. Dit maakt Caroline Dumas minstens ca. 44% Javaans. Ik zeg hier minstens, omdat het mogelijk is dat ook haar grootvader Johannes Pieter Wolff en haar overgrootvader Gerrit Endeman een inlandse moeder hadden. Mocht dit het geval zijn dan komt zij uit op ca. 62% Zuid-Oost-Aziatisch (Javaans)

L.W.E. Slaterus (1873-1945)
(foto in eigen bezit)
Tezamen maakt dit Lodewijk Ferdinand ongeveer 65% tot 75% Zuid-Oost-Aziatisch, iets dat goed overeenkomt met de ca. 17% die mijn grootmoeder bezit.

We zijn echter nog niet klaar; ook de grootmoeder van mijn oma, jkvr. Leyssius, had enig Aziatisch bloed. Via haar grootmoeder van vaderskant Henriette Th.W. de Jongh stamt zij bijvoorbeeld af van de familie De Saram uit Ceylon, een familie van Sinhalese oorsprong. Indien zij nog aanwezig is in mijn grootmoeders DNA neemt zij een deel van het Indiase bloed voor haar rekening. Dit laat ons nog over met ca. 4,5% Indiaas DNA, dat van Oma Leyssius' haar moeder Leontine W.E. Slaterus afkomstig moet zijn. Aangezien zij een Europese vader had, moet het weer van haar moeder Mary Anne Pike afkomstig zijn. Het percentage suggereert dat zij dan ca. 65-70% Indiaas geweest moet zijn. Dit is mogelijk met wat ik weet van haar. Haar vader was de Brits-Indische Michael Lawrence Pike, geboren in Fort St. George bij Madras (Chennai) aan de oostkust van India. Hij had zelf een Britse vader, maar zijn moeder was vermoedelijk gemengd Europees/Indiaas (zie hier). De moeder van Mary Anne was de inlandse vrouw Sophia.
Gezien het DNA lijkt het erop dat zij etnisch Indiaas was.



M.A. Slaterus-Pike (1844-1916)
detail van een familiefoto
(H. Slaterus, Ch. van Vuure)
Kunnen we concluderen dat Sophia, een gedoopte inlandse vrouw, inderdaad een Indiase vrouw geweest is? Dit is lastig. Langs de kusten van de Coromandel, maar ook in Nederlands-Indië zelf woonden vaak christenen met een Zuid-Aziatische herkomst, bijvoorbeeld de Mardijkers. Het is hiernaast ook van belang om de DNA-resultaten niet té letterlijk te nemen. Is er onder de bevolking van Zuid-Oost-Azië zelf niet ook gewoon Zuid-Aziatisch bloed te vinden? Om met het laatste te beginnen, alleen onder de inlandse bevolking van Sumatra zou ca. 5% van het DNA Zuid-Aziatisch zijn. Op Java en Borneo ligt dit percentage lager (zie o.a. deze figuur), zeker als ze niet behoorden tot de inlandse christenen zoals de Mardijkers.

Het is volgens mij dan ook waarschijnlijk dat Sophia in ieder geval etnisch Zuid-Aziatisch (Indiaas) geweest is. Of zij ook in India is geboren en opgegroeid, is onbekend. Zij zou ook in Padang, waar Michael Lawrence Pike is gaan wonen, opgegroeid kunnen zijn. Ik vind het zelf echter waarschijnlijker dat Michael Lawrence en Sophia elkaar reeds in Brits-Indië ontmoet hebben.






De mitochondrische lijn

Een (wat ouder) kaartje van haplogroep M3,
waartoe M3c1b behoort.
Om de hypothese te testen dat het "Indiase" DNA van Sophia afkomstig is, is het mogelijk om een gerichte test te doen, namelijk de mt-DNA test. Mitochondrisch DNA wordt in rechte vrouwelijke lijn vererfd. Mijn grootmoeder heeft het geluk in directe vrouwelijke lijn van Sophia af te stammen. Uit de mt-DNA full sequence test blijkt dat zij behoort tot haplogroep M3c1b.
Zij heeft op dit moment enkele verre matches die met name een Indiase of Pakistaanse herkomst lijken te hebben. M3c1b was in 2009 nog bekend als M54b, een tak van M54. Uit een onderzoek in die tijd naar de structuur van haplogroep M door o.a. Rao, bleek toen dat deze specifieke groep met name voorkwam onder de Jenu Kuruba (Kurumba), een Hindoeïstische caste in Karnataka in het zuidwesten van India, en daarbuiten eigenlijk niet zo frequent. Deze resultaten, gecombineerd met het percentage Indiaas DNA, suggereren dat Sophia waarschijnlijk inderdaad etnisch Indiaas moet zijn geweest. De test geeft geen direct antwoord op de vraag of zij dan in Brits-Indië of Nederlands-Indië geboren is, maar ik vermoed het eerste.

Meer over de Aziatische moederlijn, zie hier.

Nieuwe informatie over Mary Anne Pike en haar moeder, zie hier.

Familieverhalen 1 - het duel (deel 2)

(Vervolg van deel 1)


Toen Leyssius en Van den Broek de trap afliepen, zei Van den Broek: "Wij gaan nu wel rijden, maar ik had nog beloofd om bij een vriend een pijp te zullen roken."
"Ik zal je er met de chaise heen brengen, of anders op de Lange Nieuwstraat, waar Oudshoorns knecht bij me zal komen."
Ze reden naar de Lange Nieuwstraat waar Leyssius op Oudshoorns knecht wachtte. Van den Broek ging langs de vriend waar hij pijp zou roken en zegde de afspraak af. Toen hij terugkeerde, zag hij Leyssius verderop langs de snijkamer rijden, met Oudshoorns knecht achterop. Van den Broek stapte weer in de chaise, en samen reden zij verder, langs de Fundatie, over de Nieuwegracht, door de Maliepoort heen, tot zij buiten de stad waren. Pas bij Oudwijk stopten zij.
Van den Broek vond het maar vreemd dat zij zo ver doorreden: "Ik geloof dat u gekheid in het hoofd hebt."
"Ik zal je het wel zeggen", zei Leyssius, "wat ik Oudshoorn gezegd heb, en wat hij mij geantwoord heeft." Zij stapten van de chaise af. Leyssius fluisterde Oudshoorns knecht wat in het oor, waarna deze wegreed. "Toen je deze morgen weg was, is Oudshoorn bij mij geweest. Hij zei me toen dat hij vanaf half twee thuis zou zijn. Toen heb ik mijn chaise laten inspannen en je afgehaald om mee te rijden. Nadat wij bij hem waren gekomen, heb ik hem gevraagd of zijn chaise klaarstond, want volgens mij had ik deze voor de deur gezien. Hij zei me dat hij niet kon rijden, want één van zijn paarden was dood. Ook zei hij dat zijn degen bij de zwaardveger was. Kale excuses! Ik bood hem aan om mijn chaise te sturen en hem ook af te halen."

Zijn degen? Van den Broek wist dat dit maar één ding kon betekenen en hij maakte zich zorgen dat zij nu hun leven in gevaar brachten.
Zij liepen verder heen en weer over de Oudwijkerlaan. "Kijk”, zei Leyssius. “Hier heb ik een zak met geld. Er zat 600 gulden in, en nu ongeveer 300. Een paar dagen geleden kwam een zekere heer langs me, die zei wanhopig te zijn en op het punt stond zich ongelukkig te zien, tenzij ik hem zou kunnen redden met 250 gulden. Toen gaf ik mijn knecht nog 20 gulden om een rekening te betalen."

Van den Broek hield zich niet meer in. "Doe dit toch niet! Zie er van af." Van den Broek klemde zijn armen om Leyssius heen, en viel voor hem op de knieën. Wat hij echter ook uithaalde, het hielp niet.
"Dat verdom ik! De hele wereld is niet in staat om mij ertoe over te halen. Het is nu eenmaal dat ik een geschil met hem heb. Wij hebben dit reeds meerdere malen afgesproken, en door tussenkomst van de heer Romond, De Leeuw en Schuijlenburg heb ik mij toen laten overhalen om het in der minne bij te leggen. Hij is mijn vijand! Ditmaal zal ik mij niet laten overhalen, dus ik verzoek je om daar niet meer over te spreken!"
Van den Broek besefte reeds dat zijn pogingen niet zouden helpen. Leyssius zag Oudshoorn al reeds lange tijd als rivaal. Vermoedelijk speelde er meer dan een misverstand; misschien wel een jarenlange culminatie van geschillen.
"Ben ik dan uw vriend niet? Vermag ik dan niets meer op u?"
"Je vermag alles op mij, behalve in één zaak waar mijn eer te kort zou worden gedaan."
"Aan je eer zal hiermee niet tegemoet worden gekomen, wanneer zelfs je delicatessen je hier niet van dienst zijn geweest!"
"Dat is onmogelijk! Mijn eer zou daardoor voor altijd moeten lijden, terwijl Oudshoorn zou denken dat ik u hiertoe verzocht had!"
"Ik zou uw gedachten een plaats kunnen geven, indien het een gevoelige zaak betreft, die onterend was. Maar over zulk een gering bagatel kan men toch niet voorstellen dat het in der minne bijgelegd zou worden!" Leyssius luisterde niet. "Verdom het!", vervolgde Van den Broek. "U kent het karakter van Oudshoorn! Hij zou zeggen dat ik u had overgehaald."
"Scheet in de broek!"
"Als Oudshoorn komt", probeerde Van den Broek, "laat het dan maar aan mij over. Ik zal het zodanig regelen, dat u daar niet over hoeft te vrezen."
"Doe dat niet!" sprak Leyssius hem tegen. "Ik zal het toch niet doen."
"Goed.” Van den Broek was er klaar mee. “Indien ik dan toch niets meer op u vermag, en u volledig overtuigd bent om te gaan vechten, dan moet ik mij maar verwijderen."
"Doe dat toch niet, ik ken Oudshoorn zijn karakter. Hij is een vals mens! Hoewel wij op zijn kamer hebben afgesproken om geen secondanten te nemen, zou hij echter wel iemand omgekocht kunnen hebben om buiten te komen en mij verraderlijk te overvallen!"

Het was half drie. Oudshoorn reed met zijn knecht richting de Maliepoort. Onderweg stopte hij bij Pieter van Kouwenhoven.
"Mijnheer, waar kan ik u mee helpen?"
"Uw degen. Kunt u mij uw degen uitlenen?"
Van Kouwenhoven was verrast, maar kon de heer niets weigeren. Hij gaf hem zijn driekanten degen, die in een witte schede zat. Hierop reden Oudshoorn en zijn knecht snel naar de Oudwijkerlaan, waar hij Leyssius en Van den Broek trof. Hij stapte af, terwijl zijn knecht op de paarden lette.

"Ik kan niet begrijpen", sputterde Van den Broek tegen Oudshoorn, "dat men over een zaak die niet waard is dat men er drie woorden over wisselt, u beiden zo'n dwaze handeling wilt beginnen. Ik smeek u, geef mij uw hand". Hij nam Oudshoorn zijn hand en liep met hem naar Leyssius.
Maar die trok zijn hand terug. "Dat verdom ik!" Leyssius keerde zich om, en liep een eindje verder. Oudshoorn volgde hem tot om de hoek achter de plaats van Oudwijk.
Van den Broek liep ook mee en zei tegen Leyssius: "Kan je vriend dan niets bij je bereiken, die in alle omstandigheden zoveel blijk van vriendschap betoond heeft, en bij zoveel gelegenheden u als een vriend gediend heeft, dat zo'n kwalijke verstandhouding tussen u beiden niet in der minne kan worden bijgelegd?"
Leyssius had zijn rok uitgetrokken. "Spreek er niet van. Niemand kan mij overhalen."
"Indien ik niets kan winnen, dan moet ik mij maar verwijderen." Van den Broek liep hierop zo’n tien stappen van hen weg.
"Ben je klaar?" vroeg Oudshoorn aan Leyssius.
"Ja!"

Zij begonnen te schermen. Oudshoorn sprong naar achter toen Leyssius op hem aanstormde. Toen ontving Leyssius een steek onder de linkerborst. Oudshoorn liet meteen zijn degen vallen. "Leyssius is geblesseerd!"
Van den Broek keek om. "Ja? Mijn vriend Leyssius is geblesseerd?"
Beiden richtten hem weer op. Leyssius zei tegen Van den Broek: "Mijn vriend, blijf toch bij mij, en ga nu niet van me weg!"
Van den Broek riep daarop naar Oudshoorn: "Ongelukkig mens! Vlieg naar de knecht, laat hem naar de stad rijden en dokter Grave halen!"
Hij knoopte toen Leyssius' vest los, die moest hoesten en bloed opgaf. Hij scheurde toen het vest zodat de steekwond bloot kwam te liggen. "Mijn vriend, wat moet ik doen om u te soulageren, voordat de dokter komt?"
"Niets anders, mijn vriend, dan mij niet te verlaten, en te zien of je wat water voor mij kunt krijgen."
"Laten we naar die laagte daar gaan aan de slootkant, dan zal ik u water geven."
Van den Broek wilde Leyssius, die met gebogen hoofd stond, daarheen brengen. "Je hoeft me niet te leiden, ik kan nog wel alleen gaan, en ik hoef niet geleid te worden."
Zo strompelde hij nog een stuk, met het hoofd omlaag, voordat hij ineen zakte. Hij verzoende zich hier nog met Oudshoorn door hem de hand van vriendschap te geven. Tegen Van den Broek zei hij nog: "Meld aan mijn moeder dat ik veel over haar en mijn dochtertje heb gesproken." Hij reikte hem nog zijn gouden horloge aan. "Mijn vriend, neem dit, en steeds wanneer je het aanschouwt, denk dan om je ongelukkige vriend. Doe dat nooit weg zolang je leeft."
Hierop stierf Leyssius in de armen van zijn vriend.

Dit alles werd op een afstandje gadegeslagen door de jonge landarbeider Bernardus van der Linde, die op het korenland bezig was. Toen hij de weg opliep, meende hij Oudshoorn te horen zeggen: "Jaag die kerel weg!" Denkende dat hij over hem sprak, rende hij een stukje verder, en verschool zich achter een hooiberg. Toen hij even later terugging naar zijn veld, zag hij in de verte de chaise, die zich in rap tempo naar de stad begaf.

Enige tijd later kwam dokter Greve met zijn broeder aan. Zij konden niet meer doen dan te concluderen dat een steekwond onder de linkerborst een kwetsuur in de long had veroorzaakt met de dood als gevolg. Greve adviseerde Van den Broek met klem om achter Oudshoorn aan te gaan, want het zou kunnen dat hij op de vlucht sloeg. Van den Broek deed dit, hoewel hij zijn emoties nauwelijks kon onderdrukken. Hij trof Oudshoorn in de stad. Op zijn rok zat bloed dat Leyssius had opgegeven, en hij had de zak geld bij zich die Leyssius hem nog vlak voor zijn dood ter beschikking had gesteld. Oudshoorn besloot om het land te verlaten, en Van den Broek reed mee via Culemborg, Tiel, Nijmegen en Kleef. Oudshoorn betuigde zijn spijt over hetgeen dat gebeurd was, en beloofde Van den Broek dat hij het geld zou terugzenden. Hij gaf hem een briefje en hier namen zij afscheid.

Op het briefje stond: "Ik, ondergeschrevene, verklaar hierbij dat de heer L.F. van den Broek in de zaak tussen de heer Leyssius en mijzelf geen secondant is geweest, maar slechts heeft gezocht het geschil tussen de heer Leyssius en mijzelf in der minne bij te leggen, tevens dat de heer Van den Broek ongewapend is geweest, en alle mogelijke moeite heeft aangewend om ons te verenigen, en dat ik dit te allen tijde onder ede zou bevestigen. F.N. van Oudshoorn."

De maanden erna keerde Oudshoorn niet terug. Hij verscheen meerdere malen niet bij zijn dagvaarding. Wegens manslag werd hij verbannen uit de stad en vrijheid van Utrecht en de hoge heerlijkheid van Vreeswijk, hij kreeg een boete van 80 gulden en hij zou met een zwaard geëxecuteerd worden wanneer hij in aanraking met justitie zou komen.

zondag 11 maart 2018

Familieverhalen 1 - Het duel (deel 1)


Een nieuwe serie die ik van plan ben te maken bestaat uit familieverhalen die ik de moeite waard vind. Allereerst begin ik bij het verhaal van voorvader mr. Willem Arnoud Leyssius (1769-1796). Hij was afkomstig uit de Amsterdamse bovenlaag, en behoorde zelf tot de rijkste ingezetenen van Utrecht. In 1796 raakte hij betrokken bij een duel met François Nicolaas van Oudshoorn, dat zijn einde betekende. In dat jaar was hij reeds geruime tijd gescheiden van tafel en bed van zijn echtgenote Frederica Geertruijda van Westrenen van Themaat. Met haar had hij twee kinderen gekregen.

Het verhaal van het duel is reeds beschreven door B.J. Martens van Vliet in Utrechtse Biografieën, deel 2. In het Utrechts archief zijn de proces-verbaalstukken van dit duel te vinden (toegang 790 Familie van Hengst, inv.nr. 719). Op basis van de getuigenverklaringen heb ik het volgende verhaal gedestilleerd. Dit verhaal is trouw aan deze getuigenissen, hoewel de structuur verhalend i.p.v. getuigend is, de taal iets is gemoderniseerd, en enkele fictieve elementen ter verduidelijking zijn toegevoegd.


Utrecht, 19 juli 1796

Het was tien uur 's ochtends, en Leonardus Franciscus van den Broek wandelde van zijn huis op het Oudkerkhof naar de sociëteit Sic Semper op de hoek van de Trans en de Nieuwegracht. Hij ging zitten en dronk wat. Even later stapte zijn makker Willem Arnoud Leyssius binnen, die naast hem plaatsnam.
"Zo, Van den Broek! Het is dat ik u nu zie. Ik ben vanavond te eten gevraagd bij mevrouw Borgman, en dus zal ik vanavond niet van uw gezelschap kunnen profiteren!" 
"Bij mevrouw Borgman? Wel, je zult je zeker vermaken, er zijn vast aardige vrouwen daar!" Ze dronken nog wat en gingen hun eigen weg.

Toen mevrouw Borgman, Leyssius, en haar andere gasten die avond van hun diner hadden genoten, gingen zij naar de comedie. Eenmaal daar aangekomen, zag Leyssius dat mevrouw Borgman werd vergezeld door de heer Oudshoorn. Leyssius groette hem. Wel ja! Zegt hij mij nu niets terug?, dacht hij toen. Hij liep naar hem toe, vatte hem om het lijf, en zei: "Goedenavond Oudshoorn, waarom antwoord je niet, als ik je goedenavond zeg?". 
Oudshoorn zei: "Ik heb je toch geantwoord, en wat zou het als ik dat niet had gedaan?" 
"Dan kun je de bliksem krijgen!" 
"Ja, ja, 't is goed." 
Het beviel Leyssius maar niets. Na een fijn diner was het Oudshoorn die mevrouw Borgman nu vergezelde en hem bovendien negeerde; hoogst onbeschoft! Leyssius tikte Oudshoorn weer op de schouders, en wenkte hem om even mee te komen. Oudshoorn stond op, en liep met hem de comedie uit. 
"Bliksem, Oudshoorn! Waarom antwoord je mij niet als ik goedendag zeg!" 
Oudshoorn antwoordde opnieuw: "Ik heb dat toch gedaan, en had ik dat niet gedaan, wat dan nog?" 
"Dan kun je stront bliksem naar de donder lopen!"
Oudshoorn keek achterom, en zei zacht: "Luister eens, ik heb de eer om met mevrouw Borgman in de comedie te zijn. Ik wil die vrouw niet in verlegenheid brengen. Het is beter dat ik je morgenvroeg spreek." Hierop liep hij weer terug de comedie in.

Leyssius ging naar buiten, en besloot naar de sociëteit te gaan. Daar trof hij Van den Broek, die een partijtje speelde met Reede van Nijvelt. 
"Wel ja, mijn vriend," lachte hij, "ik had niet gedacht dat ik u vandaag weer zou zien!" 
"Van den Broek, ik moet u eens over iets spreken." Hij klonk serieus. Van den Broek verexcuseerde Reede van Nijvelt en liep met hem mee. "Na het diner was ik in de comedie. Weet je wie ik daar zag? Onze vriend Oudshoorn! Hij zei dat hij mevrouw Borgman vergezelde. Wij hadden toen een woordenwisseling." Leyssius vertelde hem alles dat was voorgevallen. 
"Wel, we zullen zien wat hij morgen te zeggen heeft. Kom, dan gaan we met Reede van Nijvelt wat drinken; wij kunnen dan ook zo een partij spelen."

Utrecht, 20  juli 1796

Van den Broek werd al om half acht gewekt, toen Oudshoorn zijn kamer binnenkwam. Hij stond snel op. Oudshoorn zei: "Neem me niet kwalijk, dat ik je zo vroeg kom storen." 
"Nee, ik neem het je niet kwalijk, maar je stoort me wel!" 
Oudshoorn vervolgde: "Mijn vriend, het is om je iets te verzoeken. Ik heb gisteravond in de comedie woorden gewisseld met de heer Leyssius. Ik heb verder niet met hem kunnen spreken, omdat ik daar met mevrouw Borgman was. Ik zei hem toen dat we het er deze ochtend wel over zouden hebben, maar ik was vergeten dat mijn broeder en zuster Gevers zo langskomen. Ik weet dat u en Leyssius zulke goede vrienden zijn, dus ik wilde u eigenlijk verzoeken om hem te zeggen dat ik bezoek verwacht, en of hij wil wachten tot aanstaande maandag. U begrijpt dat ik hem dit niet zelf kan zeggen, hij zou denken dat ik hem zou ontwijken. Zul je het hem zeggen?"
Van den Broek, die nog steeds naast zijn bed stond, antwoordde: "Ik kan niet begrijpen dat je zo kinderachtig bent, dat je die zaak nog tot maandag uit wilt stellen, want de kwestie bevat niets van waarde! Zoals Leyssius het me vertelde, lijkt het niets anders dan een misverstand. Ik zal het je uitleggen, en ik hoop dat deze zaak dan voorbij is." 
Oudshoorn luisterde niet, en herhaalde zijn verzoek: "Zeg het hem dan."

Toen Van den Broek enkele uren later ontbeten had, stormde Leyssius zijn kamer binnen. "Van den Broek, ik heb daarnet een briefje van Oudshoorn ontvangen, gebracht door zijn knecht. Daar is het, lees het: "Mijn heer, daar ik gisteravond de eer had met mevrouw Borgman in de comedie te zijn, kon ik u niet spreken. Ik verzoek u mij te melden, waar en wanneer ik u kan spreken."" 
Nadat Van den Broek het briefje gelezen had, zei Leyssius: "Ik schreef hem terug dat ik tot één uur thuis blijf." 
Van den Broek, die zich afvroeg waarom hij de zaak zo hoog opnam, zei schertsend: "Wel, dat is zeer goed, dat u hem in uw huis zal ontvangen! Zodra ik aangekleed ben, zal ik een pijp bij u komen roken, van wat in voorraad is, laat de knecht wat Malaga klaarzetten, dan zullen we onder het drinken en roken de zaak wel afdoen!" 
Maar Leyssius antwoordde: "Mijn lieve vriend, kom niet bij me langs, want Oudshoorn zou zich inbeelden, dat ik u had laten verzoeken de zaak zo te regelen, tevens zouden de delicatessen zich geoffenseerd vinden." 
"Het gaat hier niet om de delicatessen." 
"Kom niet langs. Ik zie u later vandaag wel, en dan zal ik u zeggen wat Oudshoorn gezegd heeft." Hierop vertrok Leyssius weer.

Van den Broek kleedde zich aan, en vertrok rond kwart voor twaalf naar Leyssius' huis. Toen hij op zijn kamer kwam, zei Leyssius: "Oudshoorn is hier geweest. Hij heeft me gezegd dat hij deze ochtend zijn broeder en zuster verwachtte, en dat ze misschien al bij zijn huis waren. Hij zou me wel nader over de zaak schrijven en spreken. Hij ging weer weg zonder er op in te gaan." 
Van den Broek nam een pijp, en zei tegen Leyssius: "Het is spijtig dat ik Oudshoorn hier niet heb aangetroffen, dan zou ik jullie beiden wel hebben doen begrijpen dat de één de ander niet goed gehoord heeft, en de ander niet hard genoeg geantwoord heeft. Maar bij de eerstvolgende gelegenheid zal ik u beiden dit aan het verstand brengen." Hij legde zijn pijp neer. "Wel, ik zal nog eens over de kermis gaan, of langs de sociëteit. Zal ik het plezier hebben, u voor het eten nog te zien?" 
"Dat geloof ik niet," antwoordde Leyssius, "er is familiediner bij mijn moeder. Ik moet mij nog kleden en u eet om 2 uur, dus ik geloof niet dat ik u nog zal zien. Vanavond zie ik u vast weer." 
"Eet dan smakelijk, en vermaak u wel."

Van den Broek vertrok weer naar de sociëteit, waar Reede van Nijvelt hem voorstelde om tot etenstijd een partij te spelen. Zij waren enige tijd bezig, toen om kwart over één een knecht binnenkwam.
"Mijnheer Van den Broek, Leyssius wil u spreken." Van den Broek zuchtte en stond op. Voor de deur trof hij Leyssius, die in zijn chaise met twee paarden zat. 
"Van den Broek, ga je met me rijden?" 
"Ik heb er niet veel zin in," antwoordde hij, "te meer omdat ik een partij aan het spelen ben met Reede van Nijvelt." 
"Je móet met me rijden." 
De heren Van Muiden en Van Ewijk, die nabij de deur zaten, hoorden dit en keken Van den Broek vragend aan toen hij weer naar binnen liep. Deze pakte echter zijn stok en zijn hoed, beende snel de sociëteit uit en nam plaats naast Leyssius in de chaise. Toen zij door de Pieterstraat reden mompelde Leyssius dat hij nog wat vergeten was, en zij reden langs zijn huis. Leyssius sprong van de chaise, om even later weer terug te keren. Het viel Van den Broek op dat Leyssius iets onder zijn rok verborgen hield. Hij besloot er niet naar te vragen. Toen zij weer reden zei Leyssius: "Ik moet nog eens bij Oudshoorn aanrijden." 
"Laat Oudshoorn toch naar de bliksem lopen! Laten wij maar rijden, want om 2 uur moet ik al eten." Leyssius antwoordde echter: "Ik hoef hem maar heel even te spreken."

Hierop reden zij  over de Weesbrug naar het huis van Van Asperen, de pruikenmaker, waar Oudshoorn woonde. Zij stopten, en Leyssius zei: "Van den Broek, houd je even de lijst vast?"
"Nee, dat doe ik niet. Ik moet weten en horen of je hem weer over die gekheid gaat spreken."
"Doe dat nu niet. Ik kom zo terug."
"Ik wil weten wat je hem te zeggen hebt!" Hij vroeg aan de juffrouw in de winkel of er iemand op de paarden kon passen. Een jongen stond op, en hield de dieren vast.


Van den Broek liep naar de kamer van Oudshoorn, waar Leyssius reeds aanwezig was. "Ik kan niet begrijpen", zei Van den Broek, "hoe u beiden over zo'n misverstand zoveel moeite aan weerskanten doet. Ik zal de zaak nu uitmaken. Het is niet anders, dan dat u elkaar niet verstaan hebt. U hebt allebei gelijk en ongelijk, dus zal ik u beiden straffen. We zullen nog vanavond of morgen, zo je goed vindt, naar de spullenmarkt gaan, en daar zal Leyssius voor straf de entrée betalen. Wanneer we daar weer vertrekken, zullen we naar de wafelkraam gaan, en dan zult u, Oudshoorn, als uw straf de wafels en de wijn betalen."
Maar Leyssius antwoordde: "Dat verdom ik, om de zaak zo af te doen!"
"Stil, stil!" zei Oudshoorn. "Mijn broeder en zuster zijn op de andere kamer. Ik heb liever niet dat zij horen dat wij woorden hebben. Als je me nog wilt spreken, laten we dan boven naar een andere kamer gaan."
Nadat zij naar de bovenkamer gegaan waren, zei Leyssius: "wees nu toch niet zo indiscreet, Van den Broek! Ik moet Oudshoorn alleen over een zaak spreken."
"Bij die gekheid komt geen discretie te pas! Ik wil horen wat je hem zegt".
"Ik moet hem iets zeggen wat u niet mag weten."
Van den Broek deed enkele stappen terug, en zag dat Leyssius en Oudshoorn elkaar wat in het oor fluisterden, maar hij kon niet uitmaken wat zij tegen elkaar zeiden.
"Kom nu, Van den Broek, laten wij weer gaan rijden".
"Ik wil eerst weten of u beiden weer vrienden bent, en of de zaak hiermee is afgedaan."
"Onder het rijden zal ik het u zeggen."



vervolg: deel 2

donderdag 1 maart 2018

meer genetisch modelleren: Global25

De ethnische afkomst die men ontvangt bij DNA-bedrijven is interessant, maar vaak ook vrij grof. Er is zoveel meer mogelijk. Het belangrijkste wat die bedrijven leveren is naar mijn mening dan ook niet de ethniciteit die zij berekenen, maar het ter beschikking stellen van de ruwe data. Hier kan men zelf namelijk ook veel mee doen. Eerder liet ik dit zien met de Global 10 test. Als vervolg hierop, is er bij Eurogenes nu ook de Global 25 test verkrijgbaar. Bij het inzenden van de ruwe data, krijgt men Global 25 coördinaten. Ditmaal zond ik mijn FTDNA data in. De mensheid is in deze test maar liefst in 25 genetische dimensies onderverdeeld. Ik ontving dan ook 25 coördinaten. Helaas is het met onze beperkte 3D blik niet mogelijk om een 25-dimensionale plot weer te geven. Het is echter wel mogelijk om net als bij de Global 10 uitgebreid te modelleren.
Hierbij maak ik opnieuw gebruik van het programma nMonte, waarvan nu ook een derde versie is (veel dank aan de heer Huijbregts voor het ter beschikking stellen van dit uiterst nuttige programma), dat op het statistiekprogramma R draait.

Het modelleren werkt als volgt: ik heb een document met mijn eigen coördinaten, en ik vergelijk dat met een document met de coördinaten van verscheidene volkeren/individuen naar keuze. Het belangrijkste, zoals ook Eurogenes vermeldt, is dat men het zo simpel mogelijk moet houden, en ook zo logisch mogelijk. Er zal nooit een perfect model uitrollen, want niemand is "puur" ten opzichte van de set waarmee men vergeleken wordt.

Allereerst een test die hier tegenin gaat; ik vergelijk mijzelf hier met alle individuele referenties waarmee ik mij kan vergelijken. Hierbij heb ik gebruik gemaakt van nMonte3, inclusief de setting pen=0, die om het kort te zeggen beter is voor mensen met een uiteenlopend gemengde achtergrond.

VvdH
Austria,24.4
Belgian,21.8
German,10.4
Swedish,9.4
CWC_Baltic_early,7.4
English_Cornwall,6
Irish,5.6
Dutch,4.2
Cambodian,3.8
Chuvash,2.6
Albanian,2.2
Papuan,0.8
Ukraine_N_outlier,0.8
French,0.2
Lahu,0.2
Poltavka,0.2
distance%=0.5435


deze uitslag bevat zowel moderne als prehistorische populaties. De uitslag dient globaal geïnterpreteerd te worden. In tegenstelling tot de test met Global 10, komt Nederlands hier niet bovenaan te staan. Dit komt omdat ik mij hier niet met gemiddelden van bevolkingsgroepen vergelijk, maar met vele individuen, die over het algemeen overlappen met individuen uit naastgelegen bevolkingsgroepen. Als ik echt niet zou weten waar ik vandaan zou komen, dan zou dit een test zijn die een eerste aanwijzing zou kunnen geven. Dat Oostenrijk, België en Duitsland hier dominant zijn, duidt dan vermoedelijk op een voornamelijk continentaal West-Europese achtergrond. Het Zweeds, Cornwall, de Baltische Corded Ware Culture, Iers, Nederlands etc. passen hier verder ook bij. Als ik met name Noord-Nederlands zou zijn, dan zouden i.p.v. Oostenrijk en België wellicht meer Scandinavische individuen opduiken. Naast dit Europese component, zien we dat nMonte ook een Zuidoost-Aziatisch component suggereert, door het vermelden van Cambodja, Papua en Lahu. Ook hier wil dit niet zeggen dat ik per se uit die populaties stam, want ook in Zuidoost-Azië overlappen de individuen met elkaar. Hiernaast is het wellicht opvallend dat de relatief Meditteraanse Albanezen en de Chuvash, afstammelingen van de Volga-Bulgaren, vermeld zijn. Wanneer ik op een grote plot van de wereldbevolking een lijn tussen die twee trek, kom ik halverwege in de Kaukasus uit. Uit deze test zou ik dus globaal gezien in ieder geval een 89,5% West/Centraal-Europese, 4,8% ZO-Aziatische, en 4,8% Meditteraans/Kaukasus/Volga afstamming kunnen destilleren, hetgeen ongeveer overeenkomt met mijn bekende afstamming: 88,25% NW-Europees, 6,25% Joods, 5,5% ZO-Aziatisch.

In tegenstelling tot de experimenten die ik met de Global 10 coördinaten deed, zal ik mij hier nu richten op de prehistorische bevolkingen, ten eerste omdat dat de mensen zijn van wie wij afstammen, en omdat het een inkijkje kan geven in de bevolkingsgeschiedenis van Europa.
Ik volg hier Eurogenes' methode, en begin met de drie bevolkingsgroepen waaruit de Europeanen bestaan: jager-verzamelaars (gerepresenteerd door Narva en enkele West-Europese jager-verzamelaars (WHG)), boeren (Barcin), en de Indo-Europese steppe-volkeren (Yamnaya). Bij gebrek aan prehistorische Aziaten, voeg ik hier moderne Cambodjanen, Maleiers en Papua aan toe, in de hoop dat zij tezamen een aannemelijk mengsel vormen.

VvdH
Yamnaya_Samara,45.2
Barcin_N,39
Narva_Lithuania,10.4
Malay,1.8
WHG,1.8
Cambodian,1.4
Papuan,0.4
distance%=4.9597

De algemene verhoudingen zijn zoals verwacht bij een Europeaan: ca. 10-15% jager-verzamelaar, 40-45% boer, en 40-45% steppe. Het Aziatische gedeelte is iets lager dan verwacht; dit is omdat het programma kleinere componenten iets onderschat.

Dit waren dus de hoofdcomponenten waaruit Europeanen bestaan. Maar we stammen natuurlijk niet direct hieruit. Er vond eerst een proces plaats waarbij deze componenten steeds opnieuw geabsorbeerd en verspreid werden door verscheidene bevolkingsgroepen. Als we de prehistorie volgen, is de eerste grote cultuur ná het neolithicum in Noord-Europa, de Touwbekercultuur (Corded Ware Culture, vanaf ca. 3000 v.Chr.). Waar Eurogenes kiest voor de Baltische variant (want hij is Oost-Europees), kies ik hier voor het toevoegen van individuen uit de Duitse Corded Ware Culture, om te zien wat er nu met het mengsel gebeurt:

VvdH
CWC_Germany,71.2
Barcin_N,23
Cambodian,1.6
Malay,1.6
Narva_Lithuania,1.2
WHG,0.8
Papuan,0.6
distance%=3.3795


We zien dat deze prehistorische Duitsers de gehele Yamnaya-component opslokken, bijna de gehele Narva-component, en bijna de helft van de Barcin-component. Dit is in overeenstemming met de theorie dat de bevolking van deze cultuur voornamelijk verwant is aan de Yamnaya, en hun Indo-Europese taal geërfd en verspreid heeft, en zich onderweg naar Noord-Europa heeft vermengd met bevolkingen (jager-verzamelaars en boeren) die daar eerder leefden. Dit mengsel is vrij goed, want de distance tot mijzelf is aanzienlijk lager dan eerst.

Naast de komst van de Corded Ware Culture, was er echter nog een zeer belangrijke cultuur, namelijk de Klokbekercultuur (Bell Beaker). Deze cultuur was in Spanje ontstaan, en verspreidde zich naar Centraal-Europa. Hier werd de cultuur overgenomen door mensen die voornamelijk uit de Corded Ware Culture stamden, of hier in ieder geval nauw aan verwant waren. Met hen begon een bevolkingsexpansie over West-Europa; hierbij hebben zij bijvoorbeeld bijna 90% van de eerdere bewoners van de Britse eilanden vervangen.Vele samples zijn getest bij het nieuwste artikel (Olalde 2018). Wanneer ik wat Nederlandse Klokbeker-individuen toevoeg aan de mix, gebeurt er het volgende:

VvdH
Beaker_The_Netherlands,69.6
Barcin_N,18
CWC_Germany,8.4
Cambodian,1.6
Malay,1.6
Papuan,0.8
distance%=3.101

De distance verbetert opnieuw wat. De Klokbeker-individuen slokken een groot deel van de Corded Ware component op, alsmede nog wat neolithisch (verm. Globular Amphora?). Nu zouden we kunnen kijken of het overgebleven neolithisch (Barcin) anders kan worden uitgedrukt. Hiertoe voeg ik verscheidene Oost-Meditteraanse prehistorische samples toe, en ook de bekende Centraal-Europese Lineairbandkeramiek-cultuur (LBK), die ook in het zuiden van ons land actief was:

VvdH
Beaker_The_Netherlands,68.6
CWC_Germany,9
LBK_EN,8.6
Barcin_N,8
Cambodian,1.8
Minoan_Lasithi,1.8
Malay,1.6
Papuan,0.4
Mycenaean,0.2
distance%=3.0271

Het algorithme voegt inderdaad de LBK toe, en ook Minoïsche en Myceense samples, mogelijk geven zij het Joodse element weer. Een hardnekkige 8% Barcin ("oud-neolithisch") blijft staan.
We zijn hier nog niet klaar, want ook de Klokbeker-cultuur was niet de laatste cultuur in Nederland. Veel later, vanaf 500 v.Chr. begonnen de Germaanse stammen veel meer invloed te krijgen in ons land. Het toevoegen van een individu uit de Noordse IJzertijd geeft het volgende resultaat:

VvdH
Nordic_IA,49.2
Beaker_The_Netherlands,22.8
Barcin_N,6.4
CWC_Germany,5.8
LBK_EN,5.6
Mycenaean,2.4
Iberia_ChL,1.8
Malay,1.8
Cambodian,1.6
Minoan_Lasithi,1.6
Papuan,0.6
Anatolia_BA,0.4
distance%=2.5195

Deze persoon, die nauw verwant moet zijn geweest aan de Proto-Germanen, slokt een groot deel van de Klokbeker-genen (die zelf weer met name Corded Ware-genen waren) op. Een aanzienlijk deel van de Klokbeker-individuen neemt hij echter niet op. Misschien gaat het hier om individuen die niet terecht zijn gekomen in de Germaanse genenpoel, maar bijvoorbeeld in de Gallische, die in Zuid-Nederland veel meer aanwezig was.

Tot slot zorgt het toevoegen van moderne Nederlandse individuen ervoor dat de meeste prehistorische individuen worden opgeslokt:

VvdH
Dutch,85.2
Beaker_The_Netherlands,2.4
Nordic_IA,2.4
Barcin_N,2
Malay,2
Cambodian,1.6
LBK_EN,1.4
Minoan_Lasithi,0.8
Yamnaya_Samara,0.8
Papuan,0.6
CWC_Germany,0.4
Anatolia_BA,0.2
Mycenaean,0.2
distance%=1.8643


Ik heb hiermee laten zien dat het mogelijk is om jezelf uit te drukken in prehistorische bevolkingsgroepen. Hoe dichter bij het heden we komen, hoe beter de fit van het model is. De bruikbaarheid van dit programma gaat uiteraard veel verder dan het voor mijzelf te gebruiken; in het bijzonder kan het gebruikt worden om de prehistorische migraties te onderzoeken: voor een prehistorisch individu kunnen talloze modellen onderzocht worden over hoe hij uit nog oudere bevolkingen stamt. De waarschijnlijkheid van de modellen kan dan verder worden vergeleken met wat uit de archeologie bekend is.